De Amerikaanse president Joe Biden beriep zich op de historische bijnaam van Afghanistan als ‘kerkhof van de grootmachten’ om zijn besluit om de terugtrekking van Amerikaanse troepen uit dit arme land te versnellen te rechtvaardigen.

Hij beweerde daarmee dat pogingen om de controle over Afghanistan veilig te stellen gedoemd zijn te mislukken, terwijl hij de schuld legde bij de Afghaanse regering die door de Amerikaanse bezetting zelf was ingesteld. De tragische beelden van de ineenstorting van de Afghaanse regering en haar staat en de paniek die een groot deel van de Afghaanse samenleving, vooral in de stedelijke gebieden en vooral in de hoofdstad Kaboel, in zijn greep kreeg, leidden tot reacties die verdeeld waren tussen twee tegenovergestelde polen: terwijl de ene pool Biden verweet de situatie verkeerd te hebben ingeschat en niet te hebben gedaan wat had moeten worden gedaan om ervoor te zorgen dat de pro-westerse Afghaanse regering doorzette, verheugde de andere pool zich en vierde de omvang van de nederlaag van de VS en vergeleek wat zich de afgelopen dagen in Kaboel heeft afgespeeld met wat er in Saigon, de hoofdstad van Zuid-Vietnam, gebeurde toen de stad in 1975, twee jaar na de terugtrekking van de Amerikaanse troepen, door de communistische strijdkrachten werd ingenomen. Het is moeilijk te bepalen welke van deze twee reacties het kortzichtigst is; beide gaan voorbij aan fundamentele feiten.

Laten we eerst eens kijken naar de verwijten aan het adres van Biden dat hij het vermogen van de Afghaanse regering om het offensief van de Taliban te weerstaan verkeerd heeft ingeschat (met andere woorden, dat dat verkeerd is ingeschat door zijn inlichtingendiensten). Het is werkelijk buitengewoon dat iemand kan geloven dat het falen van twintig jaar bezetting bij het leggen van de fundamenten van een staat met voldoende geloofwaardigheid en steun onder de bevolking om stand te houden zonder te worden beschermd door buitenlandse troepen, dat dat falen had kunnen worden goedgemaakt door de aanwezigheid van NAVO-troepen met een paar maanden te verlengen! Deze bewering is des te opmerkelijker omdat geen van de critici in staat is uit te leggen wat de Amerikaanse bezetting in een paar maanden meer had kunnen doen dan ze in twee decennia had gedaan.

In werkelijkheid is het lot van de Afghaanse regering slechts het meest recente in een lange lijst van door een buitenlandse bezetting in het leven geroepen marionetten die ineenstorten als die bezetting wordt beëindigd. Ashraf Ghani werd voorafgegaan door Mohammad Najibullah, die door de heersers van de USSR tot president van Afghanistan was benoemd ter vervanging van Babrak Karmal, die ze aan de macht hadden gebracht toen hun troepen het land binnenvielen, zoals Ghani door Washington is benoemd ter vervanging van Hamid Karzai, die door de Amerikaanse strijdkrachten aan de macht was gebracht toen ze het land binnenvielen.

Dit wijst ons op het duidelijke feit dat de Amerikaanse bezetting van Afghanistan na de aanslagen van 11 september 2001 geen ‘bevrijding’ van dat land was, net zomin als de Amerikaanse bezetting van Irak dat minder dan twee jaar later was. Het was een inname van het land om redenen die verband hielden met de imperialistische strategie van de VS in Centraal-Azië ten aanzien van Rusland en China, onder het mom van bevrijding van de Afghanen, de vrouwen in het bijzonder, van het obscurantistische juk van de Taliban, hetzelfde juk dat Washington en zijn regionale bondgenoten in belangrijke mate hadden helpen opwerpen om het land in handen te krijgen.

Degenen die de Taliban begroeten vanuit een standpunt dat beweert links of anti-imperialistisch te zijn, moeten eraan worden herinnerd dat slechts vier regeringen het regime van de Taliban diplomatiek hebben erkend nadat dit in 1996 de macht over Afghanistan had overgenomen en dat waren niet Cuba of Vietnam of China of zelfs Iran, maar Pakistan, Turkmenistan, het Saudische koninkrijk en de Verenigde Arabische Emiraten! Daar komt nog bij dat het algemeen bekend is dat achter de Taliban de militaire inlichtingendienst van Pakistan stond, en nog steeds staat, hetgeen de bezorgdheid van de buurlanden, te beginnen met Iran, nog vergroot.

In feite maakte Washington zich niet veel illusies over het lot van Afghanistan, maar wist het uit de nederlaag van de USSR in dat land en uit haar eigen Vietnamese ervaringen dat het onmogelijk is Afghanistan te controleren om verschillende redenen, waaronder de geografie van het land en de sterkte van eeuwenoude stammen- en etnische banden die er nog steeds bestaan. Daarom was de strategie van Washington in Afghanistan van meet af aan kwalitatief verschillend van die in Irak: terwijl het de bedoeling was volledige controle over Irak uit te oefenen en er een hoeveelheid strijdkrachten in te zetten die voor dat doel toereikend waren (naar de overtuiging van minister van Defensie Donald Rumsfeld, ondanks waarschuwingen van de Amerikaanse hoge functionarissen dat zijn schatting van het aantal strijdkrachten niet volstond om het land onder controle te krijgen), was de strategie in Afghanistan vanaf het begin kwalitatief verschillend van die in Irak. Washington zette slechts een beperkt aantal troepen in Afghanistan in, terwijl het erop vertrouwde dat de Afghaanse anti-Taliban Noordelijke Alliantie de controle over het land zou overnemen. En Washington oefende druk uit op zijn NAVO-bondgenoten om troepen te sturen, zodat de VS niet meer troepen hoefde in te zetten.

De strategische doelstellingen van de Amerikaanse bezetting van Afghanistan – of beter gezegd van delen van het Afghaanse grondgebied – bestonden in de eerste plaats in de bouw van Amerikaanse luchtmachtbases in dit zeer strategisch gelegen land en in de uitbreiding van de Amerikaanse invloed tot de Centraal-Aziatische republieken die vroeger deel uitmaakten van de USSR. Na verloop van tijd kwam Washington tot de conclusie dat de kosten van haar voortdurende aanwezigheid in Afghanistan niet langer in verhouding stonden tot deze strategische voordelen die mettertijd minder waren geworden, vooral omdat het offensief van de Taliban en hun vermogen om steeds uitgestrektere gebieden van het land te controleren erop wezen dat Afghanistan op weg was Washington te confronteren met een Vietnam-achtig dilemma tussen eindeloze escalatie en terugtrekking.

Dit gezegd zijnde, is de situatie die het dichtst ligt bij wat zich in Afghanistan afspeelt in feite niet Vietnam: de Zuid-Vietnamese strijdkrachten waren veel sterker dan de strijdkrachten van de Afghaanse regering en ze slaagden erin twee jaar stand te houden tegen communistische strijdkrachten die de VS zelf niet had kunnen verslaan en die veel grotere internationale en regionale steun genoten dan de Taliban ooit hebben gehad.

De situatie die het dichtst in de buurt komt van wat zich in Afghanistan heeft afgespeeld, is wat er is gebeurd met de troepen van het Iraakse leger dat Washington had opgebouwd en dat in de zomer van 2014 schandelijk ten onder is gegaan door het offensief van de zogeheten Islamitische Staat (IS), op dezelfde manier als de strijdkrachten van de regering in Kabul ten onder zijn gegaan door het offensief van de Taliban. Onnodig te zeggen dat de gelijkenis tussen IS en de Taliban alleen wordt geëvenaard door het enorme verschil tussen de twee jihadistische groepen enerzijds en de Vietnamese communistische strijdkrachten anderzijds.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Al-Quds al-Arabi van 18 augustus 2021. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.