Dit jaar is het 250 jaar geleden dat Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831) geboren werd. Paul B. Kleiser besprak het boek van Klaus Viewegs over de filosoof Hegel. In kringen die zich beroepen op het marxisme leven tegengestelde meningen over de Duitse denker. Aan beide uitersten prijst men ofwel zijn “dialectische methode” waarop de marxistische methode zou stoelen, ofwel verguist men zijn dialectiek als nefast anti-materialistisch.

Tegenover de “marxistische hegelianen” zoals Lenin, Georg Lukács of Karl Korsch staan bijvoorbeeld Louis Althusser of Lucio Colletti. De eersten brengen Hegels idee van de rede in verband met de revolutionaire en rationalistische traditie van de Franse revolutie en zijn dialectiek als latent atheïstisch. De anderen beschouwen Hegel als een wezenlijk christelijke denker en zijn dialectiek als anti-materialistisch zowel qua intentie als qua invloed. Kleisers bespreking gaat niet expliciet in op deze interpretatiestrijd, maar plaatst Hegel in zijn historisch verband. (H.P.)

In de Grote Sovjetencyclopedie van 1953 die in sterke mate door Stalin werd beïnvloed, lezen we: “Het scherpst komt de strijd tegen het materialisme tot uiting in de werken van Kant, Fichte, Schelling en Hegel, wier filosofie de belichaming is van de aristocratische reactie tegen de burgerlijke Franse revolutie en het Franse burgerlijke materialisme van de 18e eeuw”. De Duitse filosofen zouden uitdrukking hebben gegeven aan de vrees en de haat van de Duitse adel en de zwakke en lafhartige bourgeoisie voor de ondergang van de feodale ordening in Frankrijk. Marx en Lenin dachten daar helemaal anders over. Ze hebben allebei nogal wat te danken aan Hegels filosofie.

Een ballast voor conservatieven

Na de 2e Wereldoorlog werd de receptie van Hegel in Duitsland bepaald door Karl Popper met de Koude Oorlog als achtergrond. In zijn werk De open samenleving en haar vijanden (1945) bestempelde hij Plato, Hegel en Marx met wormstekige argumenten en zonder omhaal tot voorlopers van het totalitarisme. Aan de historische achtergrond van hun theorieën spendeerde geen gebenedijd woord. Iets vroeger had Ernst Cassirer, die in 1933 zijn professoraat door de nazis werd ontnomen, verklaard dat zelfs Hegel een wegbereider was geweest van het fascisme. En nog altijd leeft hardnekkig de opvatting dat Hegel een soort “Pruisische staatsfilosoof” is geweest.

Tegen de tijdgeest in schreef Joachim Ritter echter in 1957: “Er bestaat geen andere filosofie die zozeer en wezenlijk een filosofie van de revolutie is als die van Hegel… In de opvatting dat vrijheid het recht van alle mensen is ligt voor Hegel de wereldhistorische zin van de revolutie. Hegel vierde de Franse revolutie als een “heerlijke zonsopgang” van de moderne tijd en als het “morgenrood van de burgerlijke vrijheid”. Hij zou elk jaar op de 14e juli een toast hebben uitgebracht met een glas rode wijn. Toen hij in 1818 een leerstoel aangeboden kreeg in de universiteit van Berlijn werd Hegel een belangrijke tegenspeler van de restauratie wat blijkt, aldus Klaus Vieweg, in zijn aanvallen tegen de “hoofdideoloog van de restauratie”, nl. Karl Ludwig von Haller. Grote delen van Hegels Rechtsfilosofie zijn gericht tegen de Historische Rechtsschool van Carl Friedrich von Savigny. Deze laatste noemde de Code Civil van Napoleon een kankergezwel en wees daarenboven elke vorm van op de rede gebaseerd recht (Vernünftrecht) af.

Wat is meer waard dan goud? De vrijheid!

In het “Stift” van Tübingen waar theologen werden opgeleid werd Hegel bevriend met Friedrich Hölderlin en Friedrich Wilhelm Schelling. Zij voerden felle discussies over de verlichtingsfilosofie van Kant en vooral over het Maatschappelijk Verdrag van Jean-Jacques Rousseau. De directeur van het “Stift” klaagde in 1793 dat de jonge studenten “grotendeels door de vrijheidszwendel zijn aangestoken” en dat de stemming “uiterst democratisch” is. In de Parijse Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger van 1789 en in de Franse grondwet van 1791 zagen zij het begin van een nieuwe, burgerlijke vrijheid. Ze namen een abonnement op de Moniteur Universel waarin de debatten van de Nationale Assemblee uitvoerig aan bod kwamen.

Het “Stift” huisde bovendien enkele studenten uit de Elzas en uit Monbéliard dat toen deel uitmaakte van het hertogdom Württemberg en die rechtstreeks contact hadden met Frankrijk. Aansluitend bij Rousseau gingen zij ervan uit dat alle mensen met gelijke aanspraken op de goederen van de natie vrij geboren zijn en dat de volkeren begonnen waren hun ketenen te breken.

De Uil van Minerva, het vignet dat een toenmalig tijdschrift sierde, werd later het beroemde zinnebeeld van Hegel. Zij vliegt – als symbool van het vrije denken – pas uit in de avondschemering: bespiegelend nadenken volgt na (en als gevolg van) revolutionaire schokken. Schellings neef Carl Wilhelm Breyer schreef aan Hegels vriendin Nanette Endel: “Terwijl de Fransen een politieke revolutie ontketenden, veroorzaakten de Duitsers een revolutie in het rijk der waarheid en Jena (waar Fichte en Schelling en vanaf 1801 ook Hegel doceerden) was in dit opzicht wat Parijs was geweest”.

Rechtvaardigheid als staatsdoel

Hegels ideaal van “vrije republikeinen”, nl. zelfbewust handelende mensen in een vrije samenleving, ontstonden niet spontaan uit revolutionaire processen. Het vereiste eerder – en zo dachten nagenoeg alle denkers van de Duitse idealisme erover – een adequate vorming en opvoeding van het volk. Iedere mens, tot welke natie, etnie, geslacht, religie etc. hij/zij ook moge behoren, heeft recht op een leven in vrijheid. In de eerste plaats ging het daarbij om de strijd voor de afschaffing van de voorrechten van de adel!

Terwijl Hegel geen illusies koesterde over het ontwikkelingsniveau van de grote meerderheid van de bevolking, idealiseerden de romantici (Adam Müller) het “eenvoudige volk”, wat voor lange tijd zeer problematische gevolgen zou hebben.

Hegel was als “Filosoof van de vrijheid” (Vierweg) voorstander van de scheiding tussen kerk en staat en keerde zich tegen de “geestelijke staat”. Hij beschouwde individuele vrijheidsrechten qua mening, religie, wetenschap en kunst, als fundamentele rechten in een moderne samenleving. Bovendien moest de moderne staat een scherp onderscheid maken tussen wettelijkheid en zedelijkheid. Een staat die in de “heilige diepte der moraliteit wil afdalen en over haar wil rechtspreken”, brengt slechts onheil voort. En tenslotte moet rechtvaardigheid het doel van de staat zijn, wat voor Hegel ook de morele plicht van de weldadigheid inhoudt.

Voorloper van de rechtstaat

Volgens Marx was Hegels filosofie de toenmalige adequate uitdrukking van de burgerlijke rechtstaat. Schiller, Hölderlin (“Hymne aan de mensheid”) en ook de jonge Hegel droomden van een republiek naar het voorbeeld van de Griekse polis. De contradictie tussen ideaal en Duitse realiteit deed Hölderlin verzinken in de waanzin. Voor Hegel ligt de historische grens van zijn filosofie in het aannemen dat de “strijd van allen tegen allen” die het kenmerk is van de burgerlijke maatschappij, op het “hogere vlak van de staat” verzacht wordt.

De idee van de eerste socialisten dat “de mens zijn naaste tot vriend moet houden en behulpzaam zijn ” hield Hegel voor illusoir, dit als gevolg van de ervaringen met de dictatuur van de Jacobijnen en van Napoleon (die Hegel als erfgenaam van de grote revolutie als “wereldgeest te paard” had afgeschilderd). Zijn kritiek beperkte zich tot de voorburgerlijke samenlevingen en verhoudingen en enkel voor zover zij überhaupt “de geschiedenis hadden betreden”. Wat niet gold voor de “Aziatische despotische maatschappijen” (een gedachte die Marx overnam).

Hegel bespeurde duidelijk de splitsing in de burgerlijke samenleving tussen bourgeois (de burger-eigenaar) en citoyen (de staatsburger). De morele eis dat de eerste zou opgaan in de tweede, bleef noodgedwongen tamelijk machteloos als gevolg van de burgerlijke concurrentiële samenleving. Deze spanning kon in Hegels ogen slechts verzacht worden door de staat als vertegenwoordiger van een “verstandig opgevat algemeen welzijn”, en die daarom moest beschikken over wettelijke bevoegdheden. In zekere zin kan men in dit verband Hegel beschouwen als een voorloper van de moderne recht- en verzorgingsstaat.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Sozialistische Zeitung, september 2020. Nederlandse vertaling: Hendrik Patroons.