In het licht van de nachtmerrie die Soedan momenteel doormaakt, hebben we een droom: de droom dat de strijd tussen militaire facties in een land waarvan de geschiedenis een afwisseling kent van revolutionaire opstanden en militaire staatsgrepen, waarbij de laatste periodiek de successen van de eerste onderdrukken ‒ dat de strijd tussen de reguliere strijdkrachten onder leiding van Abdel Fattah al-Burhan en de Snelle ondersteuningstroepen (RSF) onder leiding van Muhammad Hamdan Dagalo hetzelfde effect kan hebben als oorlogen hebben gehad op enkele van de grote revoluties van de moderne tijd.

Het is bekend dat grote revolutionaire opstanden in de moderne geschiedenis plaatsvonden tegen de achtergrond van een nederlaag van de strijdkrachten van hun land: van de Parijse Commune in 1871 tot de eerste Russische revolutie in 1905, de tweede in 1917, de Duitse revolutie in 1918, enzovoort.

De reden hiervoor is duidelijk, aangezien de strijdkrachten het grootste obstakel vormen voor revoluties in niet-democratische landen. Want zolang het bestaande regime het leger controleert, kan het regime het leger gebruiken om de volksbeweging te onderdrukken, zelfs als daarvoor een groot bloedbad nodig is. Een van de meest prominente leiders van de Russische revolutie vatte de taak van de revolutionaire krachten samen als bestaande uit het winnen van de ‘harten en zielen’ van soldaten, onderofficieren en lagere rangen, waardoor de revolutie in 1917 inderdaad kon zegevieren. In de praktijk is het winnen van harten en zielen veel gemakkelijker als de troepen verontwaardigd zijn na een nederlaag die ze toeschrijven aan hun commandanten en de machthebbers in hun land. De Arabische regio biedt hiervan een voorbeeld, zij het op een manier die strikt genomen niet revolutionair is: de staatsgreep die in 1952 in Egypte de monarchie omver wierp, was een uitgesteld resultaat van de nederlaag van het Egyptische leger in de Palestijnse oorlog.

Het samenvallen van een nederlaag en het effect daarvan op het moreel met het bestaan van een revolutionaire organisatie die in staat is haar invloed in de gelederen van de strijdkrachten uit te breiden, vormt de beste opmaat voor een revolutionaire overwinning, of die nu op revolutionaire wijze plaatsvindt door middel van een massale opstand met deelname van een civiele revolutionaire partij, zoals bij de revolutie van 1917 in Rusland, of door middel van een staatsgreep onder leiding van een geheime revolutionaire organisatie binnen de strijdkrachten zelf, zoals de Vrije Officieren die de omverwerping van het regime van Koning Faroek in Egypte leidden. De mislukkingen van de twee revolutionaire golven die de Arabische regio in 2011 en 2019 overspoelden, zijn daarentegen vooral te wijten aan het onvermogen van de volksrevoluties om het grootste deel van de strijdkrachten voor hun zaak te winnen, wat verband houdt met het feit dat de revolutionaire beweging er niet in slaagde haar invloed binnen de strijdkrachten uit te breiden of geen succes had als ze het toch probeerde.

De militaire bevelhebbers in Egypte, Algerije en Soedan beseften het gevaar dat hun basis sympathiseerde met de massale volksopstanden tegen heersers die hun legitimiteit volledig hadden verloren. Daarom namen ze zelf het initiatief om deze heersers omver te werpen (Hosni Mubarak, Abdel Aziz Bouteflika en Omar al-Bashir), terwijl de revolutionaire beweging er niet in slaagde de basis van de strijdkrachten te winnen voor de zaak van de volledige beëindiging van het militaire bewind. De Libische uitzondering ‒ het enige geval waarin een volksopstand er tijdens de Arabische lente in slaagde een politiek systeem volledig omver te werpen ‒ is te danken aan het feit dat externe militaire interventie ertoe heeft bijgedragen dat een groot deel van de reguliere strijdkrachten het regime van Kadhafi heeft verlaten en zich bij de opstand heeft aangesloten.

Waar blijft onze Soedanese droom bij dit alles? Sudan is tot nu toe het toneel geweest van de meest ontwikkelde revolutionaire ervaring die de Arabische regio sinds 2010 heeft meegemaakt. De Soedanese volksbeweging, met haar radicale vleugel onder leiding van de Verzetscomités, heeft een niveau van mobilisatie en standvastigheid bereikt dat alles wat men in andere landen heeft gezien, overtreft. Dat heeft de militairen ervan weerhouden zich te ontdoen van de Soedanese volksbeweging, omdat ze vreesden dat de gelederen van de strijdkrachten zouden weigeren gehoor te geven aan een bevel tot een grootschalig bloedbad ‒ de enige gebeurtenis die een einde had kunnen maken aan de Soedanese beweging. Die beweging wordt namelijk gekenmerkt door de superioriteit van haar organisatievormen en de horizontaliteit van haar besluitvorming die haar onderdrukking door gewone onderdrukking onuitvoerbaar maakt. Maar ondanks haar hoge niveau van bewustzijn en organisatievormen beschikte de Soedanese revolutionaire beweging niet over een soort geheime organisatie die haar in staat zou hebben gesteld een ondergronds netwerk binnen de strijdkrachten te smeden ‒ een heel moeilijke en gevaarlijke onderneming. Dit onvermogen werd gecompenseerd door militaire nederlagen in de bovengenoemde historische gevallen.

Zal de onenigheid tussen de twee pijlers van het Soedanese leger hen verzwakken en uitputten, zal hun onenigheid de wrok van de lagere rangen tegen de hogere leiding, met name bij het reguliere leger, aanwakkeren en de weg vrijmaken voor een zodanige verscherping van de volkswrok tegen het militaire bewind dat de revolutionaire beweging de massa’s kan leiden naar de omverwerping van het militaire bewind en de vervanging ervan door de democratie waarnaar ze streven? Dat is slechts een droom, zeker, en toch komt de huidige situatie het dichtst bij die ‘band tussen droom en leven’ die een Russische radicale filosoof aanhaalde om zijn beroemde uitspraak ‘We moeten dromen!’ aan het begin van de twintigste eeuw te rechtvaardigen. De aanhoudende tragische gebeurtenissen in Soedan hebben de rol van de verzetscomités bij het organiseren van basisbehoeften op lokaal niveau versterkt, zodat hun vermogen om te bereiken wat ze nastreven ‒ in een context van toegenomen wrok van de bevolking tegen de militaire machthebbers en algemene verzwakking van de strijdkrachten als gevolg van hun onderlinge strijd ‒ zijn hoogtepunt kan bereiken.

Als die droom uitkomt, zou de Soedanese droom een nieuwe fase kunnen inluiden in het langdurige revolutionaire proces dat meer dan twaalf jaar geleden in Tunesië is begonnen. Maar als de strijd tussen de militairen daarentegen zou leiden tot de ondergang van de Soedanese volksbeweging doordat de situatie afglijdt naar een langdurige burgeroorlog of doordat een van de strijdende partijen erin slaagt een criminele militaire dictatuur aan het hele land op te leggen, dan zouden we na de terugkeer van de dictatuur in Tunesië getuige zijn van de voltooiing van de achterwaartse golf en het einde van de laatste verworvenheden van de twee revolutionaire golven die de Arabische regio tot nu toe heeft meegemaakt. De nieuwe revolutionaire generatie zou dan verplicht zijn zich de lessen van de twee golven en hun mislukking volledig eigen te maken om zich voor te bereiden op de volgende nieuwe golf, die onvermijdelijk binnenkort zal komen gezien de voortdurende verergering van de economische en sociale crises in de Arabische regio.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Gilbert Achcar Net. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.