Ter gelegenheid van de 100e verjaardag van de Communistische Partij van China publiceren we deze artikelenreeks van Freddy De Pauw. In dit vierde deel bekijkt hij de breuk met de USSR, de Grote Culturele Revolutie, het herstel van de bureaucratische orde en de toenemende toenadering tot de VS.

Het eerste deel van deze reeks kan je hier lezen, deel twee hier, deel drie hier en deel vier hier. Volgende week: ‘Kapitalisme onder partijtoezicht’.

Het bewogen jaar 1976

Na 27 bewogen jaren aan de macht, kende de Chinese communistische partij een bijzonder bewogen 1976. Begin dat jaar stierf Zhou Enlai, een stabiele baken in stormtijden, in de herfst overleed de Grote Roerganger Mao Zedong. Daarmee was voor zijn tegenstanders de weg vrij om meteen ook met het maoïsme af te rekenen, al geven ze dat tot vandaag niet toe. Mao, dat is 70-30, 70 goed, 30 niet goed. Laten we daar verder over zwijgen.

Tussenpauze

De jaren vóór 1976 waren betrekkelijk rustig geweest, de economie groeide fors, de welvaart nam toe, Jiang Qing en de rest van de “Bende” rond mevrouw Mao, raasden in de marge nog altijd wild in en door wat ze cultuur vonden, Mao zelf hield zich gedeisd. Er werden geen grote sprongen meer gemaakt.

Niet dat al koek en ei was, zoals eind 1974 op de muurkranten van Li Yizhe in Canton te lezen viel. Li Yizhe, pseudoniem van drie jonge revolutionairen die in een manifest pleitten voor een democratisch socialisme en respect voor de wet. Het manifest werd gedrukt en raakte wijdverspreid in het ganse land. De kleine groep was de voorbode voor wat na de schok van eind 1978 een “Pekingse lente” en een “Chinese Democratische Beweging” leek.

De kopstukken van de “Culturele Revolutie” bezetten toen echter nog altijd sterke posities, met twee van hen – Zhang Chungqiao en Want Hongwen – als twee van de vier leden van het Permanent Comité van het Politburo, de hoogste gezagsinstantie van de CP. Hoe machtig ze nog waren, bleek na de dood van de grote meester van het evenwicht, Zhou Enlai.

Zhou Enlai

De Volksrepubliek China was eind 1976 niet meer dezelfde als bij het begin van dat jaar. De eerste schok was de dood op 8 januari van Zhou Enlai, de man die als premier alle turbulentie politiek had overleefd. Misschien had Mao wel liever “Bendelid” Zhang Chungqiao als Zhu’s opvolger gehad, terwijl het ook de eerste van de vice-premiers, Deng Xiaoping had kunnen zijn. Maar het werd landbouwspecialist Hua Guofeng die de interim, later de volle functie, kreeg.

Deng werd integendeel kop van jut. De maoïsten startten een campagne tegen de “rechtse revisionisten” (zoals Deng) die het kapitalisme wilden herstellen. Ze zagen hun kans schoon in april met het “Tiananmen-incident”: een grote menigte had ter gelegenheid van het Qingming festival – de dag waarop de graven van voorouders en geliefden worden bezocht – ter ere van Zhou bloemen en kransen neergelegd aan het monument van de martelaren op het Plein van de Hemelse Vrede (Tiananmen).

Er waren ook leuzen geroepen tegen “de nieuwe keizerin Cixi (Tzu Hsi), de gehate verkwistende keizerin-regentes van het begin van de eeuw, met wie ze Jiang Qing (mevrouw Mao) bedoelden. Diezelfde nacht werden bloemen en kransen verwijderd, waarop een woedende menigte op 5 april de politie aanviel en overheidsgebouwen aanviel.

Meer was niet nodig om Deng aan te wijzen als de bezieler van dit “contra-revolutionair incident”. Het Politbureau ontnam Deng in allerijl alle functies, terwijl Hua als premier werd bevestigd. De zware aardbeving van 28 juli in de stad Tangshan met rond 250.000 doden was voor veel Chinezen de voorbode van nog meer schokken. Voor Hua was het de gelegenheid om zich op te werpen als de nieuwe nummer één van land en partij, en niet als een overgangsfiguur.

Hua Guofeng

Om echt nummer één te zijn, moest Mao wel eerst sterven. En hij deed dat op 9 september 1976. Hua, gesteund maar tegelijk gewantrouwd door de maoïsten, kreeg de eer de ceremonies ter ere van Mao te leiden. Er zou een mausoleum komen – voor zover bekend tegen de wens van Mao in, maar misschien had Hua dat geleerd van Stalin die na de dood van Lenin ook tegen diens wensen in, een personencultus opzette om het leninisme te begraven.

Hua zat tussen de maoïsten en de pragmatici in, hij sprak beide naar de mond, maar vreesde dat de maoïsten van de “Bende” op Mao’s erfenis aasden. Hij had ook gezien dat pragmatici als wijlen Zhou populair waren, terwijl de promotoren van de Culturele Revolutie dat niet waren. Hua nam geen risico’s, Mao was nog maar net dood, of hij sloeg aan het samenzweren.

Hij vond steun bij Wang Dongxing, chef van Mao’s eigen veiligheidsdienst, bij vice-premier Li Xiannian en bij enkele generaals onder wie de bevelhebber van de eenheden in Peking. Nog geen maand na Mao’s dood, op 6 oktober, werden de “Bendeleden” opgepakt en beschuldigd van… samenzwering. Kort daarop werd de Grote Proletarische Culturele Revolutie officieel afgesloten verklaard.

Nogmaals Deng

Dit was het begin van een volledig nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van de Volksrepubliek China. Hua Guofeng had het mee in gang gezet, maar hij bleek snel inderdaad de overgangsfiguur waarvoor hij was gehouden. Nochtans cumuleerde hij twee jaar lang drie topfuncties: partijleider, premier en voorzitter van de Militaire Commissie. De media prezen hem als “de wijze leider”, wat hem op Mao’s hoogte moest tillen.

Met de val van de “Bende” weken oude spanningen voor nieuwe: Hua was voor de voortzetting van de Vijfjarenplannen zoals in de jaren 1950 was begonnen, de opnieuw gerehabiliteerde Deng Xiaoping en zijn medestanders vonden dat er wat meer marktmechanismen mochten inzitten. “Socialisme en markteconomie zijn niet tegenstrijd”, zei Deng. Economie mocht niet langer geleid worden door ideologie. Het oude gezegde “om het even welke kleur de kat heeft, zolang ze maar muizen vangt”, verving de maoïstische leuzen.

Dé grote ommekeer kwam er op de plenumzitting van het centraal comité van de C P eind 1978. Dit werd voor Deng een triomf op alle vlakken – behalve op dat van de posten, want Deng zou nooit de officiële leider van partij of regering worden. De functies van Hua werden opgesplitst. Vanaf begin 1979 spraken de media over Hua niet langer als “de wijze leider”, als premier ruimde hij baan voor Zhao Ziyang, als partijleider voor Hu Yaobang en als voorzitter van de Militaire Commissie voor Deng. Drie hervormers die het roer van partij en staat drastisch omgooiden.

Verrijk u

Zoals Mao oordeelde Deng dat men bij de boeren moest beginnen. “Boeren, verrijk u”, luidde het ineens, daaraan toevoegend “Rijk zijn is geen schande”. Wat nog restte van “volkscommunes” verzwond, nogal wat boeren volgden Dengs raad en verrijkten zich.

In 1984 vertelde de Franse manager van Chez Maxime’s in Peking (een zeer getrouwe repliek van het Parijse moederhuis) ons dat ze daar aanvankelijk vooral buitenlandse diplomaten en zakenlui over de vloer kregen. Maar nu komen er ook meer en meer Chinese klanten, zei hij, met als recent voorbeeld “gisteravond, een boer uit Binnen-Mongolië en zijn vrouw die regelmatig komen”. Die boer had de smaak van Pekingse jongeren voor jeans gemerkt, had wat geïnvesteerd in jeansstof en vrouwen in zijn dorp aan het naaien gezet. In geen tijd had hij een bedrijfje met kleine vrachtwagens die op en af reden, voldoende winstgevend voor een etentje af en toe bij Chez Maxime’s.

Zoals dit echtpaar waren er dra duizenden, honderdduizenden die kleine nijverheden opzetten. Nog geen generatie later, in 1997, zagen we in de provincie Henan (toen 120 miljoen inwoners), het agrarisch hart van het land, nog nauwelijks boeren, wel allerlei nijverheids- en handelszaken. De tijd dat een vijfde van de wereldbevolking bestond uit Chinese boeren, was in één generatie oude geschiedenis.

De landbouw hervormen was een van de Vier Moderniseringen van Deng, samen met industrie, techniek en wetenschap, en de militaire sector. Er moet ook een Vijfde Modernisering komen, de democratie, klonk het nadat Deng weer aan de top was gekomen.

Eind 1978 leek er een “Pekingse lente” open te bloeien: muurkranten met diverse eisen en kritieken, nieuwe kritische bladen die opdoken, petities die circuleerden, zelfs demonstraties, het kon ineens allemaal. De partij leek te willen bewijzen dat de maoïstische Culturele Revolutie echt verleden tijd was, het leek even alsof er weer, zoals in 1956, met de steun van Deng honderden bloemen konden bloeien. Maar een van de bekendste dissidenten, Wei Jingsheng, noemde Deng een even grote dictator als Mao. Na een showproces werd hij tot 15 jaar cel veroordeeld. De lente was van korte duur.

Shenzhen

De landbouw kwam eerst, maar de rest volgde snel, onder meer in de vorm van “speciale economische zones”. Een van de eerste en grootste was die van Shenzhen, niet zover van de toen nog Britse kolonie Hongkong. “Vertel aan uw lezers welke onbegrensde mogelijkheden investeerders uit uw land hier vinden”, zei de grote baas van het project ons tijdens een bezoek van Belgische journalisten aan deze speciale zone.

Speciaal waren die inderdaad. Hij somde op: een zeer groot aanbod van geschoolde arbeidskrachten waaruit die investeerders konden rekruteren; zeer goedkope tot gratis terreinen; onbeperkte repatriëring van de winsten; lage lonen, nog lager dan op de Filippijnen, benadrukte hij; en bovendien, geen lastige vakbonden. Shenzhen werd snel een van de belangrijkste centra van de wereld voor industriële en technologische ontwikkeling. Het wemelt er nu van de hoofdkwartieren van technologiebedrijven, vaak het Silicon Valley van Azië genoemd.

Het relaas over dat persbezoek lag wat zwaar op de maag van onder andere westerse maoïsten die dat in debatten liever negeerden of afdeden als iets marginaals. China bood hen soelaas door altijd maar te herhalen dat dit de weg naar het socialisme met Chinese karakteristieken was, een term die vandaag nog altijd wordt gebruikt. Het was ook een manier om duidelijk te maken dat het Chinese communisme weinig uitstaans had met het Sovjetmodel.

Lesje leren

Een andere Modernisering, die van de militaire sector, kan maar slagen als China ook inzake wetenschap en techniek een hoog niveau haalt, beklemtoonde Deng. De “dengisten” hadden het voordeel dat in de voorbije decennia ondanks alle sprongen, er enorm vooruitgang was geboekt inzake onderwijs en cultuur.

Maar toen Deng eind 1979 dacht Vietnam een lesje te zullen leren met een militaire invasie, was het Deng die leerde dat het Chinese leger, ondanks het bezit van kernwapens, een reus op lemen voeten was. China viel in februari 1979 Vietnam binnen om het te straffen voor de Vietnamese invasie in het Cambodja van de Rode Khmers, stevige bondgenoten van Peking (en van de VS en het Westen). De Vietnamezen hadden alleen hun grenstroepen nodig om de Chinese invallers op hun plaats te zetten. Toen begreep Peking dat het weinig baat had bij een massaal Volksleger, dat er dringend moest geprofessionaliseerd worden.

Kort vóór de inval in Vietnam, hadden Peking en Washington diplomatieke relaties aangeknoopt, het daaropvolgende bezoek van Deng aan de VS luidde een nieuwe fase van de verhoudingen in de wereld in. Toen al waren er diverse VS-politici, zoals president Richard Nixon, die opperden dat de relaties tussen die twee de belangrijkste as van de volgende eeuw zou worden. Met Moskou bleven de relaties slecht tot het midden van de jaren 1980, toen Michail Gorbatsjov de relaties min of meer normaliseerde. Van ideologische tegenstellingen was toen al lang geen sprake meer.

Om te tonen dat de tijd van de vernederingen definitief achter de rug was, sloot Deng in 1984 ook een akkoord met Londen voor de teruggave van Hongkong aan China in 1997. Met de clausule dat Hongkong na 1997 nog vijftig jaar een speciale administratieve zone met grote autonomie zou zijn. Geformuleerd als “één land, twee systemen”.

Stapsgewijs

Deng schetste China’s toekomst op langere termijn, in drie stappen. Het nationaal product moet snel verdubbelen, zei hij in 1980, en dat werd voor het einde van het decennium bereikt. Dat moet tegen eind deze eeuw verviervoudigen, en dat gebeurde al in 1995. China moet een modern land met allemaal welvarende burgers worden in 2050, was stap drie. Het wordt eerder. De bijna vier decennia lang aangehouden politiek van één-kind-per-gezin heeft daar alvast toe bijgedagen.

Om dat allemaal te bereiken, zijn eenheid en stabiliteit onontbeerlijk, onderstreepte de partij congres na congres. Toen die in de ogen van Deng en zijn omgeving in de lente van 1989 in gevaar kwamen, werden eenheid en stabiliteit gewapenderhand opgelegd.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Uitpers.