De resultaten van de wetgevende verkiezingen in Portugal van zondag 6 oktober zijn zo goed als volledig bekend. Overwinnaar is de Socialistische Partij (PS) van Eerste Minister António Costa, die haar score van 2015 (32,3% van de stemmen) verbeterde naar 36,7% en 106 van de 230 zetels binnenhaalt. Er waren de laatste weken polls die een absolute meerderheid van de PS voor mogelijk hielden, maar dat is dus niet uitgekomen.

Een coalitieregering is in dergelijke gevallen de gewone gang van zaken, maar tijdens de voorbije legislatuur was er een Portugees alternatief : een minderheidsregering, maar kritisch gesteund door partijen links van de PS. De formule kreeg de spottende bijnaam la geringonça, wat zoveel betekent als ‘het spulletje’. De steun kwam van het Links Blok (Bloco de Esquerda) en de Portugese Communistische Partij (PCP) die in 2015 respectievelijk 10.2% en 8,3% haalden.

De geringonça verliep niet zonder strubbelingen, maar het Trojkabeleid dat Portugal geteisterd had werd verlaten, en onder linkse druk kwamen er enkele progressieve maatregelen. Zo verhoogden lonen en pensioenen (het minimumloon verhoogde met 20%), een aantal geplande belastingverhogingen werden ongedaan gemaakt, er kwam een sociaal elektriciteitstarief en goedkoper openbaar vervoer. In tegenstelling tot wat de Europese Commissie voorspelde verminderde de werkloosheid van 13% naar 6%, ‘niettegenstaande’ de loonsverhogingen.

Aangezien bij de verkiezingen van verleden zondag de rechtse partijen achteruit gingen (1)Zie ook deze analyse op de website van de Rosa Luxemburg Stiftung en de linkse globaal vooruit (PS+Bloco+PCP van 50,8% naar 52,9%, maar met een flink verlies voor de PCP en een klein voor het Bloco) is een heruitgave van de geringonça niet onwaarschijnlijk; premier Costa zei trouwens dat “de Portugezen houden van het spulletje“.

Een vergelijking van de verkiezingsresultaten van 2019 en 2015 vindt men in volgende grafiek:

Een woordje uitleg over de verschillende partijen. De ‘PàF’ die in 2015 de hoogste score haalde was een coalitie van rechtse partijen, de PPD/PSD (PSD staat voor Partido Social Democrata, maar is niet eens een sociaaldemocratische partij, maar een rechts-liberale partij, die van gewezen Commissievoorzitter Barroso) en de CDS; laatstgenoemde partij kwam in 2019 dus alleen op.

BE is de Bloco de Esquerda, de grootste formatie links van de PS, de derde grootste partij in het Portugese parlement. Het lichte verlies kan misschien genuanceerd worden door het feit dat de partij bij de verkiezingen van 2011 haar stemmenpercentage zag verdubbelen, van 5,2% naar 10,2%. PCP-PEV is het samengaan van de Portugese communisten en de (kleinere) groenen. PAN staat voor Pessoas–Animais–Natureza (Mensen-Dieren-Natuur), een linkse ecologische partij opgericht in 2009. CH is het reeds vernoemde extreemrechtse Chega,

Uit de zetelverdeling blijkt dat PS+BE+PCP wel degelijk een meerderheid hebben, maar aangezien dit opnieuw geen echte coalitie zou zijn en de geringonça maar kan gedijen mits voldoende linkse steun van BE en PCP, zou Costa opnieuw een minderheidskabinet aanvoeren. De zetelverdeling (laatste kolom, er zijn momenteel nog 4 zetels te verdelen) is als volgt:

Er moet opgemerkt worden dat er weinig animo was voor deze verkiezingen; slechts 54,5% van de kiesgerechtigden nam deel, de laagste participatie in het post-dictatoriale tijdperk.

Dat rechts een nederlaag leed en de sociaaldemocraten een aanzienlijk succes boekten, is natuurlijk een opsteker voor links in een steeds verrechtsend Europa. Dat radicaal links in Portugal naar alle waarschijnlijkheid opnieuw een belangrijke, zij het een indirecte vanuit de oppositiebanken, rol gaat spelen in de uitstippeling van het beleid, kan misschien opnieuw enkele successen opleveren, wat meegenomen zou zijn.

Maar de ‘spulletjesformule Costa’ voorstellen als een grote sociaaldemocratische overwinning, en het bewijs dat een links beleid mogelijk is binnen het kader van de neoliberale EU, is zijn wensen voor werkelijkheid nemen. Portugal kon zich enerzijds optrekken aan een verbeterde internationale economische conjunctuur; anderzijds is er geen begin gemaakt van een duurzamer sociaaleconomisch model.

In een interview op Jacobin met Bloco-medeoprichter Francisco Louçã wordt gesteld dat er in de voorbije jaren niet geïnvesteerd werd in Portugal; in 2016 waren de overheidsinvesteringen zelfs negatief, wat inhoudt dat ze geen tred hielden met de ontwaarding van de openbare infrastructuur.

Ook het probleem van de overheidsschuld, nu ongeveer 130% van het bbp na de verdubbeling ervan ten gevolge van de bankencrisis, wordt momenteel verdoezeld door de historisch lage rente.  Bloco had voor een herschikking van die schuld gepleit, maar daar is niets rond gebeurd. Dan zijn er de ingrepen in de arbeidswetgeving, de grootste bron van onenigheid tussen PS en de gedoogkrachten op haar linkerflank.

Volgens Francisco Louçã had de PS tijdens de verkiezingscampagne méér afgegeven op het Bloco dan op de rechtse PSD. De geringonça is blijkbaar meer een electoraal verstandshuwelijk (of verstands-LAT-relatie) dan een echte bundeling van linkse krachten. Dat zal binnenkort wel opnieuw blijken als er tussen PS en Bloco-PCP onderhandeld wordt; het Bloco wil het hebben over verdere verhoging van de lonen en pensioenen, programma’s voor huisvesting en openbaar vervoer, of nationalisering van de Post.

Herman Michiel is actief bij Ander Europa. Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Ander Europa.

Voetnoten

Voetnoten
1 Zie ook deze analyse op de website van de Rosa Luxemburg Stiftung