De laatste jaren zien we een nieuwe opleving van de feministische beweging, die in een aantal landen een massaal karakter heeft gekregen. Tegelijkertijd zie we ook dat meer vrouwen leiding nemen in grote massaprotesten en volksopstanden. Als we deze situatie vergelijken met de strijd aan het einde van de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw, met de jaren 1960-1970 en met de ontwikkeling van andere internationale massamobilisaties, denken we dat we kunnen spreken van een nieuwe feministische golf die blijvende gevolgen zal hebben voor de vormen en eisen van de klassenstrijd, met name door het nieuwe instrument van de vrouwenstaking.

Om de levensomstandigheden te veranderen, moeten we leren kijken door de ogen van vrouwen. (Trotski, gepubliceerd op 4 augustus 1923, in ‘Problemen van het dagelijks leven’).

1. De context

In 2020 creëerde de covid-19-pandemie een totaal nieuwe context die de essentiële kenmerken van de situatie benadrukte. De tekst van ons 17de Wereldcongres uit 2018 legde de nadruk op de geopolitieke chaos en crises. Die crises treffen vrouwen in het bijzonder. De pandemie is een treffende illustratie van de globalisering die zich snel wereldwijd verspreidt en de chaos die is ontstaan doordat de kapitalistische regeringen niet in staat zijn om de daaruit voortvloeiende gezondheids-, sociale en economische crises het hoofd te bieden.

Er is een spanning gecreëerd, een tegenstelling gesuggereerd, tussen de economische crisis en de gezondheidscrisis, waardoor een groot deel van de bevolking verward en misleid is over de ernst en diepte van de huidige fase van de beschavingscrisis. Op grote schaal heeft het idee postgevat dat de pandemie de oorzaak was van de economische crisis, terwijl het kapitalisme in crisis zichzelf probeerde te reorganiseren door zich achter de pandemie te verschuilen. Als gevolg daarvan worden de mogelijke maatregelen tegen de sociale gevolgen van de pandemie als tijdelijk voorgesteld, als maatregelen die zo snel mogelijk plaats zouden moeten maken voor ‘normaal’ beleid. Wat we kunnen zien achter de totale en gedeeltelijke lockdows is dat de pandemie ontstond in een kapitalisme dat de gecombineerde crises (financieel, sociaaleconomisch, milieu, geopolitiek) die sinds 2007-2008 doorzetten, geenszins te boven was gekomen.

Deze aanhoudende onderling afhankelijke crises treffen vooral vrouwen, wat nog wordt versterkt door de effecten van de pandemie, die een wijdverbreide terugval veroorzaakt van wat vaak wordt aangeduid als de ‘langste revolutie’ waardoor vrouwenrechten in de vorige eeuw zijn toegenomen.

De tegenstelling tussen enerzijds de verlangens van vrouwen naar een leven dat de moeite waard is en anderzijds de achteruitgang in de huidige situatie, ligt aan de basis van een nieuwe opleving van vrouwenstrijd en verklaart het vaak wereldwijde karakter van de gestelde eisen. Het verklaart ook de ontwikkeling van de vrouwenstaking als actiemiddel dat symbool staat voor het globaal verwerpen van het systeem.

1.1 Covid-19-pandemie

De covid-19-pandemie is het product van het samenkomen van de onderliggende ecologische en sociale crises: de verstoring van de relatie van de menselijke samenleving met de natuur (ontbossing, ineenstorting van de biodiversiteit, handel in wilde dieren, industriële landbouw, genetische manipulatie van dieren en in de voedselproductie) en het onvermogen van kapitalistische regeringen, waarvan enige motor winst is, om efficiënte gezondheids- en andere openbare diensten op te bouwen en te behouden. De pandemie is ook een een meedogenloze demonstratie van de wereldwijde ongelijkheid in de toegang tot gezondheidszorg en gezondheidsmiddelen, zo is bijvoorbeeld 90% van de beschikbare vaccins gereserveerd door de landen in het Noorden.

Regeringen namen hun toevlucht tot repressieve lockdowns en de instelling van een avondklok, vaak ingesteld omdat de pandemie bleef voortduren omdat de gezondheidsdiensten waren geschrapt en niet opgewassen tegen hun taak; zelfs na de eerste golf was er geen toevloed van nieuwe middelen ter voorbereiding op de onvermijdelijke tweede (of derde) golf. Deze situatie heeft ook geleid tot de ontwikkeling van samenzweringstheorieën over gefabriceerde virussen en anti-vaccincampagnes, die zo ver gaan dat ze een bedreiging vormen voor de volksgezondheid in sommige landen.

Vrouwen dragen de maatschappelijke kosten van de pandemie. De pandemie heeft duidelijk laten zien wie de ‘essentiële werkers’ zijn: degenen die nodig zijn voor het voortbestaan van het menselijk leven, zoals gezondheidswerkers en verzorgers, schoonmaakpersoneel, arbeiders/sters en boeren/boerinnen; de mensen die werken in de productie en distributie van voedsel, onderwijzend en administratief personeel in onderwijs en transport. Vrouwen zijn ook overheersend in sectoren die gedecimeerd zijn door de gevolgen van de lockdowns en uitgaansverboden: hotels, handel en de informele sector. Al deze sectoren zijn sterk geracialiseerd en hebben vaak een groot aandeel inheemse arbeiders. Deze ontwikkelingen hebben ook grote gevolgen voor de LHBTIQ-gemeenschap, waarvan de leden meer dan anderen actief zijn in essentiële of precaire sectoren.

Als scholen en kinderdagverblijven gesloten zijn, neemt de huishoudelijke last voor vrouwen toe, om nog maar te zwijgen van de stress en angst omdat zij er voor moeten zorgen dat schoolkinderen online les krijgen, terwijl het vaak ontbreekt aan de nodige apparatuur en voorwaarden om dit goed te doen. Het gebrek aan beschikbare middelen leidt tot een verhoogd uitvalpercentage. De verantwoordelijkheden van vrouwen voor de verzorging van zieke en oudere familieleden zijn toegenomen.

De beperking van andere medische zorg – omdat voorrang wordt gegeven aan patiënten met covid-19 – treft veel mensen, mensen met chronische ziekten, kankerpatiënten en anderen die reguliere zorg nodig hebben, zoals mensen die leven met HIV en transgenders die reguliere medicatie nodig hebben. Zwangere vrouwen hebben ook voor, tijdens en na de bevalling regelmatig medische zorg nodig. Het treft vooral vrouwen die onmiddellijke medische hulp nodig hebben om een ongewenste of ongeplande zwangerschap te beëindigen.

Voor de honderden miljoenen vrouwen onder de extreme armoedegrens is de afhankelijkheid van schulden om te overleven versterkt. Van de 250 miljoen microkredietklanten bestaat meer dan 80% uit zeer arme vrouwen die vaak woekerrentes moeten betalen.

Veel migranten, zowel binnenlands als internationaal, waaronder duizenden vrouwen die vooral als huishoudelijk personeel en in de textielsector werkten, zijn verdreven van de plaatsen waar ze vóór de pandemie woonden en werkten. Ze migreerden oorspronkelijk omdat ze ‘thuis’ geen werk konden vinden en de economische krimp als gevolg van de pandemie verergert hun situatie, waardoor ze zich nu vaak in plattelandsgemeenschappen bevinden, zonder ook maar de minste middelen van bestaan.

Lockdowns vormen ook een extra bedreiging voor vrouwen die worden opgesloten met gewelddadige partners of familieleden en onder deze omstandigheden is huiselijk geweld meetbaar toegenomen. In sommige landen zijn maatregelen genomen om vrouwen in staat te stellen dergelijke incidenten te melden en alternatieve huisvesting te vinden, maar deze waren onvoldoende en van korte duur. Veel LHBTIQ-ers, vooral jongeren, waren gedwongen terug te keren naar hun oorspronkelijke families, wat vaak heeft geleid tot geweld en toenemende onderdrukking.

Hoewel regeringen hebben geprobeerd de pandemie voornamelijk aan te pakken door middel van repressieve en autoritaire maatregelen, zijn er op lokaal niveau, en vaak op initiatief van vrouwen, ondersteunende netwerken opgezet. Deze netwerken namen taken op zich, zoals het doen van boodschappen voor ouderen en kwetsbaren of het maken van mond/neuskapjes, en doorbraken zo het isolement dat werd opgelegd door opsluiting en thuiswerken, en gaven emotionele steun wanneer mensen vrezen dat het virus hen of hun dierbaren zal doden. Vrouwelijke producenten op het platteland ondersteunden de lokale en stedelijke voedselproductie.

De gezondheidscrisis laat de centrale rol van het werk van sociale reproductie van vrouwen heel duidelijk zien en dat sluit aan bij de eisen die gesteld worden aan de modernisering van de zorgberoepen. Het laat ook de noodzaak van internationale solidariteit en rechtvaardigheid bij de toegang tot gezondheidszorg en middelen zien.

1.2 Neoliberalisme

De kapitalistische globalisering, financiarisering en de groeiende  internationalisering van productieketens, verminderen de mogelijkheden voor regeringen om een economisch beleid in het gemeenschappelijk belang van de heersende klassen te voeren. De imperialistische landen trachten nog gunstige voorwaarden te scheppen voor de accumulatie van kapitaal, maar het wereldkapitaal werkt tegenwoordig steeds meer onafhankelijk hiervan. De financiële crises van 1997 en 2007-2008 brachten de tegenstellingen aan het licht die inherent zijn aan de kapitalistische globalisering met grote gevolgen: politiek, sociaal en structureel – inclusief de explosie van schulden, de opleving van de georganiseerde misdaad en zelfs de heropleving van de menselijke slavernij. Grote particuliere banken zijn erop uit om nieuwe markten en klanten te veroveren.

De werkloosheid, precaire banen, het massale inkrimpen van basale dienstverlening (woning, opleiding, sociale hulp, enzovoort) en de crisis in de landbouw, hebben een enorme invloed op de overlevingskansen van miljoenen mensen.

Door de groei van het geglobaliseerde en ongereguleerde kapitaal, corruptie en incompetentie van regeringen en de verarming van grote delen van de bevolking, is de georganiseerde misdaad een belangrijke economische en sociale speler op het wereldtoneel geworden. Die is niet beperkt tot het smokkelen en verkopen van drugs, maar heeft zich verspreid naar mensenhandel voor seksuele uitbuiting en arbeidsuitbuiting, die haar tweede bron van inkomsten is, evenals wapenhandel, en trekt duizenden jonge mensen aan en leidt tot ongekende niveaus van geweld in gemeenschappen.

Dat alles heeft een bijzondere impact op vrouwen, zowel degene in loonarbeid als met niet-betaalde arbeid. Vrouwen hebben vaker een onzekere baan, werken in de informele sector of in sectoren die bijzonder zwaar zijn getroffen door de werkloosheid. De afbraak van de openbare diensten veroorzaakt een toename van de noodzakelijke huishoudelijke arbeid om het gezin in stand te houden, werk dat voor het grootste deel op de schouders van vrouwen terecht komt.

1.3 Opkomst van uiterst-rechts, religieus fundamentalisme en anti-’genderideologie’

De opkomst van fundamentalistische, uiterst-rechtse en autoritaire godsdienstige stromingen, die vaak onderling verbonden maar niet altijd identiek zijn, heeft specifieke en ernstige gevolgen voor vrouwen.

De vernieuwing van radicaal rechts versterkt een reactionaire drang om de rechten van vrouwen en LHBTIQ-mensen te ondermijnen; abortus en reproductieve rechten in het algemeen, familierecht en de heksenjacht op LHBTIQ-mensen. Vrouwen die gelijktijdig het slachtoffer zijn van racisme en seksisme, zijn een belangrijk doelwit. In veel westerse landen gebruiken ze islamofobe propaganda tegen moslimvrouwen. De agressie tegen vrouwen met een hoofddoek neemt toe.

Sommige bewegingen keren zich duidelijk tegen vrouwen en LHBTIQ-mensen. Ze stellen homoseksualiteit en LHBTIQ-rechten voor als een exportproduct van het imperialisme. Anderen gebruiken homo-nationalisme en femo-nationalisme: met het voorwendsel dat ze vrouwen en LHBTIQ-mensen verdedigen, vallen ze migranten en moslimmannen aan, die worden beschuldigd van verkrachting of ze beweren dat de islam tegen homoseksualiteit is. Binnen uiterst-rechts kunnen er dus spanningen bestaan tussen enerzijds diegenen die het seksisme en heteroseksisme van hun basis gebruiken en anderzijds diegenen die vrouwenrechten en LHBTIQ-rechten misbruiken ten dienste van islamofobie en anti-migranten vooroordelen. Maar in werkelijkheid versterken die twee stromingen elkaar.

Die praktijken leggen onderdrukkende machtsverhoudingen bloot met betrekking tot het lichaam en het leven van vrouwen. Religieuze juridische codes benadrukken het belang van het gezin en van een verschillend rollenpatroon volgens geslacht, wat het leven van vrouwen in gevaar brengt. Fundamentalisten richten zich vaak op de aanwezigheid van vrouwen op de werkplek, onder meer door hen uit fabrieken te weren.

Er komen nog andere uiterst-rechtse stromingen op, zoals de religieuze fundamentalisten binnen alle ‘grote’ religies (of ‘nationaal religieuze’ fundamentalisten zoals het zionistische extreemrechts). Ze oefenen invloed uit op belangrijke regeringen zoals in de Verenigde Staten en Brazilië en ze spelen een centrale rol in bepaalde Oost-Europese landen. Christelijke stromingen, zowel evangelische als katholieke extremisten, richten grote schade aan in Zuid-Amerika en Afrika met een diep reactionair beleid tegenover vrouwen – met name wat betreft abortus en de keuzevrijheid van de vrouw – en LHBTIQ-mensen, met een anti-genderideologie die de traditionele mannen- en vrouwenrol wil bevestigen en LHBTIQ-mensen en in het bijzonder trans-personen aanvallen. De moslimwereld heeft een specifieke internationale dimensie van religieus fundamentalisme, met ‘grensoverschrijdende’ bewegingen zoals Islamitische Staat en de Taliban. Religieus-fascistische organisaties oefenen systematisch seksueel geweld uit tegen vrouwen en minderjarigen in de door hen gecontroleerde gebieden, voornamelijk door verkrachtingen en seksuele slavernij. Ze gebruiken dit om leden te werven en in de strijd tegen andere groepen.

Het neoliberale conservatisme wil het patriarchale gezin versterken en veroorzaakt een toename van geweld tegen vrouwen. De plegers van dit geweld gaan vrijuit en het verminderen van de materiële steun aan de slachtoffers van dit geweld schept een sociale omgeving waarin het mannelijk geweld wordt aangemoedigd.

1.4 Klimaatramp

De voorspelde klimaatramp is nu al zichtbaar in veel regio’s in de wereld. Klimaatverandering, de voedselcrisis, de watercrisis, milieu-racisme (waarbij vooral geracialiseerde mensen de crisis van het milieu ondervinden), de opmars van multinationale ondernemingen in gebieden van de oorspronkelijke bevolking en hun hulpbronnen, extractivisme – de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen voor winst – en ‘financialisering van het leven’ zijn belangrijke elementen in de realiteit van het Zuiden.

Inheemse volkeren, boeren/boerinnen en jongeren vormen de voorhoede van de ecologische strijd en vrouwen staan daarbij steeds vooraan. Dat komt door hun specifieke onderdrukking en niet door hun biologische natuur – zoals niet-essentialistische ecofeministen hebben aangetoond. Door de patriarchale maatschappij worden vrouwen sociale taken opgelegd die rechtsreeks te maken hebben met zorgfuncties waardoor ze een voorhoederol spelen in de ecologische uitdaging.

In de landen van het Zuiden produceren vrouwen 80% van het basisvoedsel. Ze worden direct geconfronteerd met de verwoestingen die door de klimaatsverandering en de agro-business worden aangericht. Zij zijn de hoofdverantwoordelijken voor de opvoeding van de kinderen en ervaren direct de gevolgen van de vernietiging van het leefmilieu en van de vervuiling op gezondheid en opvoeding in hun gemeenschap. Zelforganisatie en de verdediging van de slachtoffers van deze klimaatchaos maken deel uit van de klimaatstrijd, de vrouwen binnen de gemeenschappen spelen een sleutelrol in deze acties.

1.5 Massamigratie

Er zijn belangrijke verplaatsingen van de bevolking: 250 miljoen internationale migranten, 750 miljoen binnenlandse migranten door structurele economische veranderingen met grote regionale verschillen. Er zijn ook voortdurende verplaatsingen door oorlogen en door de klimaatsverandering. Twee derde van de internationale migraties vind plaats tussen landen met een vergelijkbaar ontwikkelingspeil.

De vrouwenmigratie in deze crisisomstandigheden verergert en vergroot nog de gevolgen van onderdrukking en uitbuiting. Het is een situatie van extreme armoede en verlies van rechten. Vrouwen zoeken via emigratie betere levensvoorwaarden voor zichzelf en hun familie, ze willen hiermee ontsnappen aan politieke vervolging en vervolging wegens hun seksuele voorkeur of identiteit, en aan oorlogsomstandigheden. Hierbij moeten vrouwen een gevecht voeren tegen seksuele discriminatie, racisme en uitbuiting. Vrouwen hebben ook te lijden onder de ‘nieuwe’ vormen van arbeid die praktisch neerkomen op slavernij: opsluiting, prostitutie en mensenhandel.

Geïndustrialiseerde landen zouden de migranten gemakkelijk op kunnen vangen, maar die zijn al te vaak doelwit van vreemdelingenhaat. Dat heeft belangrijke gevolgen voor vrouwen omdat repressieve wetten gebruikt worden om gezinnen uit elkaar te halen.

1.6 Crisis van de reproductie

Voor het functioneren van het kapitalisme is het nodig dat de arbeidskracht wordt geproduceerd en in stand gehouden: die reproductie van de arbeidskracht maakt integraal deel uit van de cyclus van valorisatie van het kapitaal.

De patriarchale vorm van het gezin onder het kapitalisme, versterkt door het concept ‘loon van het gezinshoofd’, geeft vrouwen de verantwoordelijkheid voor de reproductie, wat een enorme kostenbesparing betekent voor het kapitalisme.

Het gaat om een ongelijk proces, niet alleen omdat de ontwikkeling van het kapitalisme op zich ongelijk was, waarbij prekapitalistische resten blijven bestaan, maar ook om economische en politieke redenen die maakten dat verschillende modellen zich in verschillende situaties hebben ontwikkeld.

Toen het kapitalisme vrouwen massaal nodig had als loonarbeidsters, met name tijdens de naoorlogse boom van de economie in de geavanceerde kapitalistische landen, werd het systeem gedwongen bepaalde diensten door de staat te laten leveren: onderwijs, gezondheid, woningen, kinderopvang enzovoort. Dit op verschillende manieren, naargelang de krachtsverhoudingen en de kenmerken van de plaatselijke economie. Dat werk werd als typisch vrouwelijk beschouwd omdat het overeenkomt met de rol van vrouwen binnen het gezin, het werd gekenmerkt door lage lonen en uitgevoerd door vrouwen, vaak afkomstig uit etnische minderheden en/of migranten vrouwen.

Het kapitalisme wordt geconfronteerd met een diepgaande economische crisis en is daardoor verplicht te besparen op die diensten. Men wil wel vrouwen in loonarbeid behouden maar met lagere lonen en slechtere omstandigheden. Die tegenstelling heeft de werklast van veel vrouwen verhoogd: ze worden verplicht het werk dat voordien in openbare diensten werd georganiseerd, nu zelf uit te voeren. Veel vrouwen moesten noodgedwongen de reguliere arbeidsmarkt verlaten en nog meer precaire jobs aannemen. Er kwam ook een toenemende vraag naar nog slechter betaalde en meer precaire vrouwenbanen – ook voor mensen zonder papieren – die het werk doen van andere vrouwen die op die manier op de arbeidsmarkt actief kunnen blijven. Die toestand maakt dat de werklast meer en meer neerkomt op de andere vrouwelijke leden van de familie van migrantenvrouwen. Zij moeten zorgen voor de gezinnen die in het land van oorsprong zijn gebleven.

2. Welke factoren hebben deze opleving veroorzaakt?

2.1. Verworvenheden van de vorige golven

De nieuwe generaties hebben geprofiteerd – ongelijk maar gecombineerd op wereldschaal –van de verworvenheden die door vrouwen en de LHBTIQ-beweging uit de vorige golf zijn verkregen op het vlak van formele rechten, wetgeving, toegang tot onderwijs en gezondheidszorg en ook op het vlak van reproductieve en seksuele vrijheden, mogelijkheden in het bedrijfs- en beroepsleven, de academische, culturele, politieke en media wereld. In meerdere landen hebben feministisch-socialistische feministen met succes gestreden in – en met – de arbeidersbeweging om arbeidsrechten te verbeteren.

2.2 Vervrouwelijking van de arbeid

Overal werken vrouwen meer dan mannen … maar een deel van hun werk is onzichtbaar. In het globale Zuiden werken vrouwen gemiddeld 9,20 uur per dag tegenover mannen 8,07 uur, ze krijgen maar 5,10 uur betaald tegenover 6,40 uur voor de mannen. Vrouwen werken 4,1O uur onbetaald, mannen 1,30 uur. In het Noorden zijn de cijfers voor vrouwen en mannen respectievelijk 8,10 en 7,40 uur betaald per dag, en 3,30 en 2,00 uur onbetaald. Vrouwen verrichten meer dan driekwart van de onbetaalde zorgarbeid in de wereld.

Hoewel het verschil met mannen blijft bestaan, hebben vrouwen in de hele wereld meer en meer toegang tot de arbeidsmarkt.

Tussen 1980 en 2008 werden 552 miljoen vrouwen ingeschakeld op de arbeidsmarkt. Wereldwijd zijn dus vier op de tien arbeiders vrouw. In Latijns-Amerika is er een belangrijke toename van het aantal vrouwelijke arbeidskrachten, met een kwart tot een derde in Centraal-Amerika en met twee vijfde in Zuid-Amerika.

In zones met traditioneel weinig vrouwenarbeid (buitenshuis), zoals in Noord-Afrika is het aandeel van vrouwen gestegen met 20 tot 26% en in Westelijk Azië met 23 tot 27%. In Afrika ten zuiden van Sahara, in Oost-Europa en Centraal-Azië was het percentage al hoger, net zoals in Zuidelijk Afrika. Daar is de tendens verzwakt.

Ze krijgen toegang tot banen van mindere kwaliteit!

Overal hebben vrouwen meer te maken met verplicht deeltijdwerk. Die gedeeltelijke werkloosheid kan gaan tot de helft van de totale werkgelegenheid van vrouwen. Wereldwijd hebben, volgens de IAO (Internationale Arbeidsorganisatie van de VN), de helft van de arbeidsters een ‘kwetsbare baan’ zoals in landbouwbedrijven, de kunstnijverheidssector en de handel. In Zuid-Azië en sub-Sahara Afrika is dat 70%. Gedeeltelijke werkloosheid kan 40 tot 50% van de totale vrouwelijke werkgelegenheid treffen: 52,4% in Madagaskar, 35 tot 40% in Bangladesh, Ethiopië en Indonesië, meer dan 25% in El Salvador, Nicaragua en Paraguay.

De neoliberale globalisering heeft de economie en de werkgelegenheid diepgaand veranderd.

Globaal is de werkgelegenheid, in twintig jaar tijd, verschoven van de landbouw naar de industrie en vervolgens naar de dienstensector die nu ongeveer de helft van de arbeidskrachten tewerk stelt.

Een kwart van de vrouwelijke arbeidskrachten werkt nog in de landbouw die de eerste bron van werkgelegenheid is voor vrouwen in Zuid-Azië en sub-Sahara Afrika. Maar het politieke beleid stimuleert de exportgerichte sectoren, die vooral mannen aanwerven, ten nadele van de lokale voedselgewassen. Vrouwen vormen de meerderheid van de kleine boeren, hun situatie wordt nog kwetsbaarder.

Sinds 1995 is de aanwezigheid van vrouwen in de industrie gedaald. Ze zijn in het algemeen geconcentreerd in sectoren als textiel en kleding. In de Speciale Economische Zones werven exportgerichte bedrijven een meerderheid van vaak jonge vrouwen aan. Hier zijn de lonen laag, er is geen sociale wetgeving, de werkomstandigheden zijn dramatisch en het seksistisch geweld alomtegenwoordig.

Tussen 1995 en 2015 was het grootste deel van de werkgelegenheid van vrouwen op wereldvlak in de dienstensector. Overal werken vrouwen in specifieke sectoren: in de handel in landen met een gemiddeld inkomen, in de gezondheidszorg en het onderwijs in landen met een hoog inkomen. In die ‘vrouwelijke’ sectoren zien we veel deeltijdwerk en relatief lagere lonen, vooral in de verkoop, de schoonmaak en de horeca. De oververtegenwoordiging van vrouwen in de gezondheidssector, het onderwijs en sociaal werk houdt rechtsreeks verband met de gender stereotypes waarbij de nodige kwalificaties in die sectoren ondergewaardeerd worden. Meer algemeen zien we dat daar flexibiliteit en bijzonder zware werkomstandigheden worden opgelegd. Ook het vermogen om een veelheid aan taken te doen en emotionele betrokkenheid worden als ‘typisch vrouwelijk’ gezien wat leidt tot nieuwe vormen van onderdanigheid.

Gemiddeld wordt het loonverschil tussen mannen en vrouwen op wereldschaal op 23% geschat. Bijna 40% van de vrouwen valt niet onder de sociale zekerheid. Als gevolg hiervan hebben 200 miljoen vrouwen op hun pensioenleeftijd geen enkele vorm van pensioen. In totaal is 70% van de armen in de wereld vrouw.

De ‘vervrouwelijking’ van arbeid heeft gevolgen voor alle arbeid/st/ers

Het gaat niet alleen over een toename van het aantal vrouwen op de arbeidsmarkt maar ook, als gevolg van de neoliberale politiek, de uitbreiding van de typische kenmerken van de situatie van vrouwen– precaire werkomstandigheden, onzekerheid, kwetsbaarheid, gedeeltelijke werloosheid, afwezigheid van rechten en sociale bescherming, lage organisatiegraad in vakbonden – ten opzichte van het proletariaat in zijn geheel. Precaire arbeid blijft toenemen, het gaat nu al om de helft van het totaal aantal banen. Hetzelfde zien we bij het aandeel van de informele economie die wereldwijd zes op de tien arbeid/st/ers betreft en vier op de vijf bedrijven.

De grens tussen betaald werk en vrije tijd verdwijnt meer en meer – zoals bij werk in de reproductieve sector moet je nu 24/7 inzetbaar zijn – dat geldt ook voor de grens tussen persoonlijk leven en beroep. De eigenschappen en kenmerken die als typisch vrouwelijk worden gezien zoals een verzorgd uiterlijk, behagen, zorg om relaties, empathie, multitasking, moeten nu ten dienste staan van het bedrijf.

2.3 Toename van seksistisch geweld

Geweld tegen vrouwen wordt niet gestraft omdat het door de staat gezien wordt als een natuurlijk sociaal gegeven. Een gewelddadige dood maakt deel uit van een complex van discriminatie en uitbuiting van vrouwen, op basis van hun sekse maar ook op basis van hun sociale klasse, hun etnische afkomst, gevaarlijke situaties, marginaliteit, onveiligheid, militarisering, migratie enzovoort.

In de loop van hun leven zal meer dan een derde van de vrouwen in de wereld te maken hebben met seksueel of fysiek geweld. (Cijfers van de WHO 2013: 35,6% op wereldvlak, Afrika 45,6%, Europese landen met laag of middelgroot BBP 27,2%, Europese landen met hoog BBP 32,7%). De meerderheid van de vermoorde vrouwen zijn slachtoffer van hun partner of hun ex. We zien een escalatie van seksistische misdaden die nog groter werd door de crisis in 2008. De toenemende economische, psychische en seksuele onafhankelijkheid van – jonge – vrouwen maakt dat ze het voorwerp worden van eerwraak door mannelijke familieleden. Haatmisdrijven om het gedrag van vrouwen, lesbiennes, transpersonen en al wie de conservatieve codes verraadt, te ‘corrigeren’, worden goedgepraat door de propagandisten van de politieke en religieuze rechterzijde.

De neoliberale wereldorde ontwricht de maatschappij en de sociale verhoudingen. Vooral de afbraak van de publieke diensten en de sociale bescherming heeft invloed op de familiestructuren, waardoor de taken en verantwoordelijkheden voor de zorg, nog meer gaan wegen op vrouwen. De mogelijkheid om aan het geweld te ontsnappen wordt ook kleiner door de besparingen op de financiering van Blijf-van-mijn-Lijfhuizen die vrouwelijke slachtoffers van geweld opvangen.

Femicide wordt nu erkend als een van de meest extreme vormen van gendergeweld en is het gevolg van verschillende vormen van geweld: fysiek, seksueel, psychisch, familiaal, in het beroeps- en bedrijfsleven en institutioneel geweld. Deze nieuwe extreme vorm van geweld verscheen oorspronkelijk in 1993 in Ciudad Juarez in Mexico en verspreidde zich over het hele land en is nu erkend als een regionaal (Zuid-Amerika) en wereldwijd verschijnsel. De slogan ¡Ni Una Màs! (Niet één meer) werd door Mexicaanse vrouwen uitgevonden en werd 22 jaar later de slogan van vrouwen in Argentinië – hij werd overal te wereld overgenomen – en is nu het tastbare bewijs van deze vorm van vrouwenhaat en machisme, van de straffeloosheid en de schending van de mensenrechten. In veel landen organiseren vrouwen zich om hun verdwenen dochters te zoeken en vragen ze de staat gerechtigheid in het geval van femicide. Deze kampanjes worden vaak tot een sterk symbool door de opsomming van de namen van de slachtoffers.

De #MeToo beweging die uitbarstte in de VS had een mondiale impact. Vrouwen spraken zich uit en klaagden seksuele intimidatie aan in verschillende culturen, beroepen, sociale omstandigheden en op het werk. De muur van stilte werd doorbroken, een muur die het zo moeilijk maakte dit in een formeel kader bespreekbaar te maken. Dat heeft ook de legitimiteit van deze publieke aanklacht bevestigd.

Een nieuwe generatie jonge feministen reageert op seksueel geweld aan de universiteiten en botst met de universitaire overheid; ze eisen antwoorden en middelen om tegen seksuele agressie in te gaan.

In veel landen verdwijnen vrouwen om als seksslaven te worden gebruikt door netwerken van vrouwenhandel en georganiseerde misdaad.

In talrijke conflicten wordt verkrachting een oorlogswapen. Met verschillende bedoelingen: van vernedering van een gemeenschap tot etnische zuivering en het terroriseren van de burgerbevolking.

Door de tendens naar vermindering van het aantal arbeidskrachten door de kapitalistische globalisering, neemt migratie van vrouwen en kinderen toe (ook van alleenreizende kinderen). De werkloosheid is hoger bij migrantenvrouwen dan bij migrantenmannen. Hun werkomstandigheden zijn opnieuw verbonden met hun traditionele vrouwenrol. Ze zijn kwetsbaarder voor seksueel geweld, verdwijningen, prostitutie, vrouwenhandel, het uiteenvallen van hun gezin (veel vrouwen reizen samen met hun kinderen), willekeurige opsluiting, ziekte, ongevallen en femicide. Door hun verantwoordelijkheid voor de kinderen die samen met hen reizen, vormen vrouwen een dubbel doelwit en hebben ze het moeilijker om als arbeidster zonder papieren werk te vinden of gebruik te maken van sociale diensten voor zichzelf en hun kinderen.

De laatste twintig jaar werd de staat onder druk gezet door de vrouwenbeweging. Ze eiste dat de staat zijn verantwoordelijkheid zou nemen en een juridisch kader zou scheppen tegen het geweld. Zo werden in meerdere landen wetten en een politiek beleid ingevoerd om de strijd aan te gaan tegen de ongelijkheid, het geweld tegen vrouwen en de femicides. Toch is dat geweld  niet uitgebannen. Het neemt zelfs toe maar wordt ook meer zichtbaar dankzij de energie en de vastberadenheid van de aanklacht door vrouwen.

De hindernissen die vrouwelijke slachtoffers van geweld ondervinden bij de toegang tot justitie zijn verbonden met seksuele discriminatie, met de vooroordelen over de minderwaardige positie van de vrouw en met de stereotypen die deel uitmaken van de cultuur en ideologie van het systeem. Militante vrouwen, verdedigsters van mensenrechten en feministen strijden voor de verdediging van vrouwen die het slachtoffer zijn van geweld. Ze botsen op vijandigheid, bedreigingen, in sommige gevallen worden ze gecriminaliseerd en in bepaalde gevallen gedwongen tot ballingschap.

2.4 Grotere rol van vrouwen in de maatschappij en in sociale bewegingen

Vrouwen hebben altijd al actief deelgenomen aan protestbewegingen tegen de heersende orde, van broodrevoltes tot verzet tegen uitbuiting en tirannie. Pas in de laatste jaren zijn vrouwen als politieke subjecten naar voren getreden in allerlei soorten acties. De strijd voor het milieu en de verdediging van hun leefgebied werd geleid door boerinnen en inheemse vrouwen. Dat was ook het geval bij acties in steden, bij acties tegen de vernieling van land en water door multinationale ondernemingen, in acties voor mensenrechten, tegen repressie door de staat en paramilitaire organisaties, acties tegen racisme en criminalisering/uitsluiting van migranten.

Hier vermelden we er enkele: Maxima Acuña in de strijd tegen de mijnbouw in Peru; Berta Caceres, verdedigster van de mensenrechten in Honduras; Alaa Salaah, leidster van de democratische revolte in Soedan; Black Lives Matter in de VS; Greta Thunberg in de globale jongerenbeweging Fridays for Future tegen de klimaatscrisis; Dayamani Barla in Jharkhand in India, aan het hoofd van de massamobilisatie tegen de staalgigant ArcelorMittal; de Raad van herders van de Masai-vrouwen in Loliondo in het gevecht voor land; Mujeres Unidas y Activas (MUA), een grote basisorganisatie van latino immigranten in de baai van San Francisco, ze speelden een centrale rol in 2013 bij de goedkeuring van de wet over de rechten van huishoudhulpen.

Vrouwen leiden het verzet van hun gemeenschappen, van meer dan 100 inheemse volkeren in Brazilië, met de vrouwenmars voor de bescherming van het land, voor gezondheidszorg en onderwijs. We vermelden ook de belangrijke rol van inheemse vrouwen in Ecuador. Ze komen in opstand tegen de economische maatregelen met grote impact op het dagelijks leven zoals het stopzetten subsidies voor brandstof.

In sociale en politieke bewegingen is er een toenemende rol van vrouwen, met deelname en leiderschap door vrouwen, op nationaal vlak zoals in Brazilië tegen Bolsonaro, in de VS tegen Trump, in Ecuador tegen het IMF en in andere landen tegen de vele aanvallen door het neoliberale beleid.

Meer in het bijzonder zien we dat het gaat om strijd verbonden met de verdediging van het leven, de sociale reproductie in de ecologische, economische, sociale, culturele en soms spirituele betekenis.

Door die strijd groeit ook bij de deelneemsters het bewustzijn van genderongelijkheid die in hun eigen omgeving bestaat en ook in de maatschappij in het algemeen. Het structurele mannelijke geweld tegen vrouwen wordt zo nog onverdraaglijker.

Door de nieuwe feministische opleving en de grotere rol van vrouwen in sociale bewegingen zien we nieuwe politieke figuren op de voorgrond treden. Zo was er de verkiezing van Ada Colau of van onze kameraad Teresa Rodriguez in de Spaanse Staat, er zijn nieuwe vertegenwoordigsters – niet wit – van de linkerzijde bij de Democraten in de VS zoals Alexandria Ocasio-Cortez en Rashida Tlaib of Marielle Franco in Brazilië.

2.5 De voorlopers van de nieuwe golf

Tijdens de vorige opleving van vrouwenstrijd is er gepoogd een internationale coördinatie uit te bouwen. Eind jaren ’70 werd de Internationale Kampanje voor het Recht op Abortus opgericht, later werd dat het Wereldnetwerk voor de Reproductieve Rechten van de Vrouw en het bestaat nog steeds. De eerste feministische ontmoetingen in Latijns-Amerika en de Caraïben hadden plaats in 1981, ze werden tweejaarlijks en zijn nog steeds actief. Deze organisatie besloot om 25 november uit te roepen als dag van strijd tegen geweld tegen vrouwen. De VN riepen deze dag in 1995 uit tot de Internationale Dag voor het uitbannen van geweld tegen vrouwen.

De Wereldvrouwenmars tegen armoede en geweld is geboren in 1998 als vervolg van de VN vrouwenconferentie in 1995 in Peking. Die richt zich op gewone vrouwen uit het volk en op straatacties. Tijdens de periode van de Sociale Fora kende ze een zeker succes en ze bestaat nog altijd in een aantal landen. Deze verschillende pogingen tot internationale coördinatie vielen samen met een opleving van sociale bewegingen maar ondervonden ook de gevolgen van hun neergang. Toch heeft de NGO-isering van de vrouwenbeweging er voor gezorgd dat een zekere internationale coördinatie bleef voortbestaan. Er waren de internationale bijeenkomsten van plattelandsvrouwen rond voedselsoevereiniteit (Nyeleni – Mali 2007) en de groeiende invloed van feministische stellingnames van Via Campesina, dat het belangrijkste netwerk van boeren is geworden.

Tegelijkertijd zien we in alle revoltes en sociale revoluties van de laatste decennia een sterke deelname van vrouwen. Ze ontwikkelden hun eigen analyse en acties binnen deze bewegingen: van het vrouwenrecht in de Zapatista-beweging, tot de aanwezigheid van vrouwen in de bewegingen van het Tahrirplein, Occupy, 15M, in de ‘Arabische lente’ en het lichtende voorbeeld van vrouwelijke Koerdische strijders. Het gaat er in al deze bewegingen niet om wat voorrang heeft in de antikoloniale, antikapitalistische, democratische en anti patriarchale strijd. We zien hier duidelijk dat er in het feminisme een kruispunt denken naar voor komt dat de gecombineerde onderdrukkingsmechanismen in hun totaliteit analyseert.

2.6 Liberaal of reformistisch feminisme voorbijgestreefd

In meerdere hoog geïndustrialiseerde landen met een zeker niveau van sociale zekerheid, uitgebouwd tijdens de naoorlogse economische opleving, is het liberale en reformistische feminisme een nevenproduct van de tweede feministische golf.

Het reformistische feminisme heeft de feministische eisen en vaak ook de militanten geïntegreerd in sociaaldemocratische en andere reformistische partijen, wanneer ze deel uitmaken van regionale en nationale regeringen. Daar voeren ze een beleid dat projecten uit de feministische beweging financiert maar met weinig of geen zelforganisatie.

Het liberale feminisme richt zich op de vervrouwelijking van bedrijven, van bestuursorganen en van de heersende cultuur zonder hierbij het klassekarakter en het ‘ras’ ter discussie te stellen, integendeel, ze zijn een alibi voor de uitbuiting van andere sociale lagen: migranten, raciale minderheden, armen … Dat is wat Nancy Fraser het ‘lichte feminisme’ noemt, een feminisme dat geïntegreerd is en nuttig voor het systeem. Een tijd lang was dit feminisme een rem voor nieuwe generaties en nieuwe lagen van niet-geprivilegieerde vrouwen om zich als feministen op te stellen. Het schiep veel illusies rond de idee dat een geleidelijke integratie van vrouwen – maar welke vrouwen dan? – in leidende instanties mogelijk was door het fameuze ‘glazen plafond’ te doorbreken.

In landen in de derde wereld was er de NGO-isatie, de geleidelijke conditionering en neutralisatie van de vrouwenbeweging binnen NGO’s en in het kader van de bijeenkomsten van de VN. Het geld en de professionalisering kwamen in de plaats van radicaliteit en zelfbeheer.

Als gevolg van de crisis in 2008, zagen we een verslechtering van de levensomstandigheden en een toename van precaire banen die in tegenspraak waren met de illusies in graduele verandering. De bewegingen die vanaf de jaren na 2010 zijn ontstaan waren duidelijk tegen deze graduale benadering.

3. Wat zijn de specifieke kenmerken van deze beweging?

De huidige cyclus van mobilisaties heeft zijn eigen kenmerken die uit hun eigen context voortvloeien. We zien problemen, eigen aan de huidige historische periode (crisis van links, van het politieke subject, neoliberaal individualisme dat in alle sferen doordringt, wantrouwen tegenover de politiek, verlies en heruitvinden van strategie enzovoort). Maar anderzijds vinden we onze eigen vormen van strijd uit met een nieuwe taal van de vrouwenbeweging. We vertrekken vanuit het idee dat de vrouwenbeweging nu creatief is en in staat nieuwe debatten op tafel te leggen en nieuwe instrumenten te vinden om de wereld te veranderen.

3.1 Toenemende geografische spreiding

Overal op de wereld waren er acties, ze waren het belangrijkst in Zuid-Amerika en de periferie van Europa. Argentinië, Brazilië, Spanje en meest recent ook Mexico staan aan de top van de acties die ook andere landen hebben geraakt. De strijd voor het eigen lichaam, voor zelfbeslissingsrecht en het uit het strafrecht halen van abortus en de strijd tegen machistisch geweld (in het bijzonder tegen femicide en seksueel geweld) waren de belangrijkste thema’s.

De feministische staking is de nieuwe as die de vrouwenbeweging over de hele planeet nu verbindt. Het belangrijkste is om te begrijpen dat vrouwen met de feministische staking de voorhoede vormen van het verzet tegen het neoliberale beleid en dat ze dat in elk land doen volgens hun eigen specifieke omstandigheden. In de VS gaat het om het verwerpen van Trump. In Noord-Afrika en de Arabische landen spelen vrouwen een duidelijke rol in de sociale en politieke acties.

Ook de strijd tegen machistisch geweld is een bindende factor op internationaal vlak. Er is wederzijds begrip van Zuid-Amerika tot India en Europa. Initiatieven zoals #MeToo hebben een duidelijke impact in de media. Het accent dat gelegd wordt op seksueel geweld gaat verder dan dit initiatief alleen. Er is een constante inspanning om dat geweld zichtbaar te maken, aan te klagen en zich daartegen te organiseren.

3.2 Nieuwe generaties, nieuwe sectoren

Meer en meer jonge vrouwen nemen deel aan de acties en die nieuwe generatie brengt een nieuwe manier om feminisme en politiek werk te begrijpen, ze vertrekt hierbij van haar persoonlijke ervaring met het dagelijkse machistische geweld. In veel gevallen stelt die deelname van jongeren ook het feminisme dat overheersend is in ‘gevestigde’ (vrouwen)organisaties ter discussie omdat de mobilisaties ontstaan vanuit de crisis van de antwoorden die door dit feminisme werden geboden op onze problemen en onze noden.

Dat is niet nieuw in het feminisme waar het persoonlijke altijd politiek is geweest. Maar het heeft nu te maken met de wijze waarop jongere generaties aan politiek doen en zichzelf als subject gaan zien Hierbij wordt de individuele en collectieve identiteit bevestigd, eisen ze een ruimte voor zelforganisatie van de beweging en bouwen ze ruimte voor onderlinge feministische hulp. Er is dus een feministisch subject nodig als antwoord op de actuele uitdagingen, dat die noden in zich opneemt, zichzelf vragen stelt en vernieuwing schept.

3.3 Nieuwe aandachtspunten

Die aandacht voor het individu vloeit voort uit nieuwe aandacht zoals de aandacht die nodig is in de zelfgeorganiseerde ruimtes, de aandacht voor de details van de manier waarop men beslissingen neemt en discussieert, het belang van inclusieve en participatieve ruimte … en wat ons ook allen aangaat: het belang van het affectieve en het seksuele, de genderidentiteit, hoe we onze manier van leven, onze identiteit uitdrukken, de noodzaak om ons dagelijks leven te waarderen en onze relaties met anderen te heroverwegen. Kortom, we stellen ons leven centraal, het belang van gevoelens, van de zorg, debatten over moederschap, over alles wat ons lichaam betreft en onze seksualiteit, de manier waarop we de tijd gebruiken enzovoort. Dit alles kan lijken op postmoderne afwijkingen (met als resultaat een verlies aan strategisch denken) maar op andere momenten draagt het bij om vragen te stellen die te weinig plaats kregen in het feminisme en in het algemeen afwezig waren toetsingskader in andere sociale en politieke bewegingen.

Er verschijnen ook nieuwe thema’s als nieuwe subjecten naar voren komen op het sociale en politieke podium en er hun plaats opeisen. Dat is het geval met de beweging van transgenders. Niet omdat ze voorheen niet bestonden maar nu hebben ze een grote politieke zichtbaarheid gekregen door hun eigen optreden als beweging.

Er is ook aandacht om vrouwen die tot nu geen zichtbare rol hebben gespeeld, te integreren en meer zichtbaar te maken. Dat gebeurt door de kwestie van ras en etniciteit naast die van identiteit en/of seksuele oriëntatie te integreren naast zaken zoals de problemen van minder validen, geestelijke gezondheid, ouderen, tegenstelling tussen stad en platteland, enzovoort.

3.4 Nieuwe strijdvormen – de feministische staking

De feministische staking verschijnt als nieuwe strijdvorm in de cyclus van mobilisaties niet alleen omdat ze verbindend werkt maar vooral doordat ze vragen stelt over de staking en ze ook uitbreidt als strijdmiddel. De feministische staking breekt met de opsplitsing tussen het productieve en het reproductieve, ze benadrukt de band tussen beide en legt vooral het accent op het reproductieve als strategie om het leven centraal te stellen.

De klassieke staking was nooit los te zien van de staking van de reproductie: om een staking vol te houden zijn er voorraden nodig, in een opstandige algemene staking moeten bevoorradingsmechanismen, de reproductie en organisatie van het leven anders gebeuren. Die problemen worden deels zichtbaar in langere periodes van strijd zoals tijdens de Britse mijnwerkersstaking van 1984-1985. Hier kwam ook de zelforganisatie van de vrouwen van de gemeenschap tot stand om de staking te ondersteunen. Voor de mogelijkheid van een staking om een alternatieve macht op te bouwen, een parallelle maatschappij te vormen met vormen van organisatie van de arbeid/st/ers in elke levenssfeer, is ook deze dimensie van de reproductie noodzakelijk. Maar ze werd nooit als dusdanig zichtbaar.

De feministische staking herziet de staking als een instrument dat niet alleen integreert wat vroeger onzichtbaar was maar ze plaatst ook wat door de vrouwenbeweging was uitgewerkt opnieuw op de agenda.

Het initiatief voor de internationale vrouwenstaking in 2017 heeft geleid tot een nieuw voorstel van internationale verbanden met talrijke en verschillende gevolgen in de specifieke omstandigheden van de vrouwenbeweging in verschillende landen. De opleving van de vrouwenacties van de laatste jaren kenden diverse organisatievormen die in bepaalde landen sterk verbonden waren met de eisen en de strijd van inheemse gemeenschappen en nationaliteiten.

3.5 Nieuwe theoretische begrippen (theorie van de sociale reproductie, ecofeminisme)

De bijdragen van het antikapitalistische ecofeminisme en van de feministische economie leggen uit hoe het kapitaal botst met het leven. Hoe het feminisme, door een reorganisatie van de tijd en van het werk, kan breken met die logica en het systeem (en alle onderdrukkingssystemen) ter discussie kan stellen. Ze kan dit door het voorstel om ons op een andere manier met de natuur te verbinden, en onze basisbehoeften op een andere manier te definiëren en te voldoen. Hierbij verwerpen we de parallel van het ‘essentialistisch’ feminisme die stelt dat vrouwen een bijzondere relatie hebben met de natuur omdat ze kinderen baren. De wijze waarop het kapitalisme in de loop van de geschiedenis een antwoord vond voor zijn behoefte aan reproductie van de arbeidskracht, namelijk door dat reproductieve werk aan vrouwen over te laten, maakt dat vrouwen meer bewust zijn van de behoeften, de begrenzing en de materiële grondslag van het leven. De theorie van de sociale reproductie werkt dit punt uit, hoe het kapitalisme de reproductieve arbeid nodig heeft, maar zonder in de val te trappen van de voorstand/st/ers van het ‘huisvrouwenloon’.

Arbeid, tijd, lichaam en territorium/natuur worden zo de centrale elementen van de theorieën die nu worden uitgewerkt. Ze vertrekken van wat de confrontatie in de voorste linie met de neoliberale politiek ons heeft geleerd (precaire levensvoorwaarden, privatiseringen, beschadiging van het milieu, … ) en ook vanuit een theoretische inspanning om de kritiek op het kapitalisme te verbreden tot de accumulatie van kapitaal en het aspect van de reproductie.

4. Wat is het strategisch belang?

De rol van de internationale vrouwenbeweging is de laatste jaren sterk veranderd. Ze kan momenteel niet meer beschouwd worden als een deelkwestie (eisen en voorstellen die een specifiek deel van de bevolking betreffen) maar ze tracht een zekere totaliteit uit te drukken. Die verandering moeten we als feministen en als marxisten analyseren, er de nodige aandacht aan schenken zodat we ons strategisch begrip van de vrouwenbeweging herzien.

4.1 Leiding in het globale verzet van het geheel van de gedomineerde klassen

Zoals elders in dit document werd gesteld, treedt deze nieuwe feministische beweging op de voorgrond in de context van een sterke crisis van de sociale reproductie (en van de ecologische crisis!). We weten hoe de paniek over de economie en de financiën in 2007/2008 als excuus dienden om een hele reeks maatregelen te nemen met als doel de winstvoet te herstellen. Dit gebeurde enerzijds door de socialisering van de risico’s van het accumulatieproces (socialisering van de verliezen door het opkopen van de privéschuld door de Staat onder andere) en anderzijds door het her-privatiseren van de risico’s tot behoud een duurzaam leven: afbouw van sociale diensten, privatisering van grote delen van de gezondheidszorg en de zorg voor afhankelijke personen, verhoging van de kosten voor onderwijs, algemene stijging van de kosten van levensonderhoud enzovoort.

De twee directe gevolgen van deze twee processen zijn: ten eerste het veralgemenen en verslechteren van de precaire levensomstandigheden van meer en meer mensen die steeds vaker in kritieke situaties komen. Waarbij de marge tussen precariteit en uitsluiting steeds smaller wordt; ten tweede verschijnt er in de landen van het globale Noorden een crisis van de sociale reproductie die in de landen van het Zuiden al bestond, men kan stellen dat het centrum steeds meer op de periferie gaat lijken. De vrouwen hebben deze crisis doorstaan en zij zijn het die het allerlaatste veiligheidsnet hebben gemaakt vaak ten koste van een zware uitputting en tot aan de grens van de mogelijkheden om zelf een volwaardig en autonoom leden te hebben. Aan deze rand, in de ruimte verbonden met de sociale reproductie en blijvende precaire levensomstandigheden, wordt momenteel het belangrijkste gevecht geleverd en organiseert zich een nieuwe cyclus van strijd.

We hebben het daarom niet alleen over een opleving van feministische strijd maar ook over de ‘vervrouwelijking van het verzet’. Algemeen gesproken voeren vrouwen strijd en bieden ze weerstand rond vijf thema’s: strijd voor de openbare diensten (in Europa, tegen de afbraak van de verzorgingsstaat); strijd voor een goede woning; strijd voor voedselsoevereiniteit en het eigen leefgebied (die de laatste tijd de nieuwe bewegingen voor klimaatrechtvaardigheid en tegen het extractivisme hebben ontmoet); strijd voor betere arbeidsvoorwaarden en het verkrijgen van rechten op wat tot nu toe de ‘speelruimte van de arbeidsmarkt’ was maar zich nu verder uitbreidt en het nieuwe normaal wordt (sectoren met precaire banen, eventueel zwart, met geografische verplaatsingen, enzovoort) en ook reproductief werk, en de weerstand tegen het nieuwe neoliberalisme.

Het samenvloeien van deze ‘vervrouwelijking van het verzet’ met een versterking van de vrouwenbeweging als fundamentele drager van acties in vele landen heeft meerdere gevolgen. De acties kunnen uitbarsten tijdens een sterke neergang en ontbinding van het sociaal weefsel, ze zijn dragers van een diep antikapitalistisch gevoel. Voor veel vrouwen werd het feminisme een leerschool in activisme door de dynamiek van permanente mobilisatie en netwerkvorming. Er is een snelle politisering en vrouwen zijn in staat ook op andere domeinen te interveniëren, zo ontstaan vrouwelijke rolmodellen met een ander type leiderschap. Het verband tussen eisen en concrete strijd is erg belangrijk, niet alleen bij feministische eisen maar meer globaal: tegen grenzen waar systematisch humanitaire wandaden worden gepleegd, tegen de vernieling van land door industriële landbouw en veeteelt, tegen extractivistische multinationals, voor de verdediging van de rechten van de burgers tegen uiterst rechtse of autoritaire regeringen, voor een antwoord op en verzet tegen de politiek van structurele aanpassingen enzovoort. Het programma van de nationale feministische stakingen in diverse landen brengt dit goed in beeld.

4.2 Moeten we dan ons begrip van de strategische rol van de vrouwenbeweging herzien?

In de vrouwenbeweging leeft, en we zijn het daar mee eens, het gevoel dat we de uitbuiting vandaag het best analyseren vanuit een feministische invalshoek. We kunnen hier aan toevoegen dat dit ook geldt voor de ervaringen met nieuwe organisatievormen en strijdvormen. Wat we tot nu toe geanalyseerd hebben, heeft belangrijke gevolgen voor de strategie. Daarom steunen we de feministische stakingen en stakingen door vrouwen. Voor ons is dat een centraal element om na te denken over de organisatie van de meerderheid van de arbeidersklasse, en niet alleen van vrouwen. De manier waarop de feministische acties voor het recht op abortus, tegen femicide en tegen machistisch geweld met elkaar verbonden zijn, opent een terrein van directe confrontatie met de staat en zijn klasseninstellingen, justitie, leger enzovoort.

Het stakingswapen wordt door de vrouwenbeweging gedemocratiseerd wat gevolgen op lange termijn kan hebben door te breken met het monopolie van de vakbondsbureaucratie om stakingsoproepen te legitimeren. Een niet onaanzienlijk aantal arbeidsters hebben de laatste twee jaar 8 maart georganiseerd, in vele gevallen was dit voor hen de eerste keer in hun leven. Zelfvertrouwen, autonomie, opgebouwde ervaringen en de netwerken van duizenden vrouwen betekenen een kwalitatieve sprong voor de hele klasse en dat zal pas in de loop van de tijd geëvalueerd kunnen worden. Het andere element van democratisering is het organiseren van de staking in vele sectoren die te vaak werden vergeten door het traditionele vakbondswerk zoals de staking van de zorgarbeid en de consumptie. Ze waren wel belangrijk voor de arbeidersbeweging in het begin van de eeuw: stakingen tegen de kosten van levensonderhoud en hoge huurprijzen zijn er een goed voorbeeld van. Zo kan men met de democratisering van de staking ervaringen opdoen met dit actiemiddel in de randgebieden van de arbeidsmarkt zoals we eerder hebben vermeld. Dat versterkt de idee dat het hier ook gaat om arbeid.

Het stakingswapen gebruiken, de centrale betekenis van de sociale reproductie, de wil om het proces van productie en reproductie als één geheel te zien, haar rol als drager van politisering en radicalisering van de massa’s, maken van deze nieuwe feministische beweging een factor die het bewustzijn van de klasse als dusdanig verhoogt. De vrouwenbeweging herdefinieert op wereldvlak de tegenstellingen en zo wordt het een feministische klassenstrijd. Het potentieel van vrouwen om in het huidige historische moment deze rol te spelen hangt niet af van een essentialistische identiteit maar van onze rol in het proces van sociale reproductie waardoor onze belangen samenvallen met die van de hele mensheid.

Dat wil niet zeggen dat er tot nu geen verband was tussen feminisme en klassenstrijd, ook niet dat marxisme en feminisme eenzelfde zaak zijn geworden waarbij de autonomie van het feminisme verdwijnt. Maar in de huidige crisis van het kapitalisme vernietigen de historisch concrete vormen van reproductie van het kapitaal een duurzaam sociaal (en ecologisch) voortbestaan. Dat is het geval in meer en meer regio’s in de wereld en het is onverzoenbaar met fundamentele feministische eisen, waardoor elk feministisch bewustzijn botst met de fundamenten van de kapitaalaccumulatie.

Een van de strategische uitdagingen van vandaag is na te denken over hoe het feminisme ons toelaat slogans zoals de herverdeling van de arbeid – in haar verschillende vormen – een drastische werktijdverkorting per dag verbonden met de reproductieve arbeid, te herzien welke arbeid sociaal noodzakelijk is maar ook welke economische activiteiten gestopt moeten worden omdat ze zowel de mensen als de planeet vernietigen. Tegen de irrationaliteit van het kapitalisme en de verspilling van grondstoffen en menselijke energie die ze veroorzaakt, moeten we mikken op een reorganisatie van de arbeid in ecosocialistische en feministische zin. Dat is nu een fundamentele taak. Het proces van accumulatie en de crisis van het neoliberale beheer hebben een nieuwe krachtige en vaak gewelddadige cyclus geopend, hierbij worden de mechanismen van uitbuiting, overheersing en onderdrukking opnieuw gedefinieerd. Het verzet hiertegen wordt een beslissend element.

5. Wat is onze oriëntatie en wat zijn onze taken binnen de beweging?

We willen een grote inclusieve massabeweging uitbouwen en strijden voor de grootst mogelijke eenheid, wat echter niet betekent dat we niet vechten voor een politieke oriëntatie van de beweging.

5.1 Eisen die een antwoord bieden op de noden van de meest onderdrukten en uitgebuitenen, werken aan de eenheid tussen een zo breed mogelijk verzet van vrouwen tegen rechts, het feminisme voor de 99% (vrouwenstaking enzovoort) en revolutionairen.

Hoewel de fundamentele eisen van de rechten van de vrouw in het belang van alle vrouwen zijn, betekent het realiseren ervan voor alle vrouwen, dat we aandacht hebben voor de financiering, de noodzakelijke middelen om dat ook voor de meest achtergestelde en gemarginaliseerde vrouwen waar te maken. Als we bijvoorbeeld strijd voeren voor het recht op abortus of het recht voor vrouwen die slachtoffer zijn van geweld, moeten we ons ook inzetten voor voldoende middelen in de gezondheidssystemen, in juridische bijstand en raad waardoor vrouwen hier toegang toe krijgen. We moeten strijden voor toegang tot deze diensten zonder discriminatie ten opzichte van vrouwen vanwege hun juridisch positie, materiële middelen, etnische of migranten oorsprong, seksualiteit of seksuele identiteit.

We strijden er dus voor dat de meest gemarginaliseerde groepen door de beweging in haar geheel verdedigd worden en ook tegen elke discriminatie binnen de beweging.

We willen tegelijkertijd ook aantonen dat het huidige systeem in de praktijk niet in staat is aan de behoeften van vrouwen te voldoen. Hierdoor is het organiseren van vrouwen een ononderbroken proces van politisering en radicalisering.

5.2 Zelfgeorganiseerde massa-actie

Het proces van politisering en radicalisering wordt ook versterkt door zelforganisatie aan de basis, in de wijken, op het platteland, de werkplaats of de studieplaats. We benadrukken dus de collectieve actie, georganiseerd door de betrokkenen zelf. Wanneer kleine groepen of feministische vrouwencollectieven kampanjes lanceren, pogen wij ze te richten naar de massa van de vrouwen in de wijk, de arbeidsplaats enzovoort. We geven de eisen meer bekendheid met de meest geschikte middelen (flyers, straattoneel, flash mobs, open debatten, petities, sociale netwerken) en we stellen acties voor waaraan alle vrouwen actief kunnen deelnemen. Wanneer een contact met instellingen nodig is, streven we ernaar dat de vertegenwoordigsters democratisch verkozen worden en verplicht zijn verslag uit te brengen aan de vrouwen die het aangaat in het kader van een democratische organisatie.

Het voorstel van een feministische vrouwenstaking past in deze manier van actie voeren gericht op de massa’s en op alle vrouwen op het werk, in de informele sector en thuis. We willen alle aspecten van het leven van vrouwen zowel in productief als reproductief werk hierbij betrekken. We roepen mannen op deze staking van vrouwen te ondersteunen door – ten minste op 8 maart –  het onzichtbare zorgwerk over te nemen. Hierdoor kunnen hun partners, vriendinnen en collega’s onbeperkt deelnemen aan alle acties op die dag. Op het werk betekent dat effectief deelnemen aan de staking. Als revolutionaire marxisten leggen  we ook uit, en dat hopen we ook in de praktijk te laten zien, wat het gewicht is van collectieve actie op het werk en in de strijd voor het uitbouwen van gunstige krachtsverhoudingen.

5.3 Belang van een internationale coördinatie

In een wereld waar onze tegenstanders – het kapitalistisch systeem, autoritaire krachten, uiterst rechts en groeiend fundamentalisme, multinationals die het klimaat vernietigen – internationaal georganiseerd zijn moet ook de vrouwenbeweging zich internationaal organiseren en de onderlinge banden versterken.

Zonder een organisatorische structuur, wat ook de kracht van een radicale beweging is, is een internationale coördinatie – waarvoor geld en middelen nodig zijn – moeilijk. De opbouw van een echte internationale coördinatie tussen de radicale en zelfgeorganiseerde bewegingen die zich nu ontwikkelen, blijft een taak waaraan we moeten beginnen. Als internationale stroming zouden we vooraan moeten staan bij het uitbouwen van netwerken en het bevorderen van alle mogelijkheden voor internationale coördinatie.

5.4 Kruispunt denken met andere sociale bewegingen

We moeten niet in de val trappen van het maken van een catalogus van bewegingen waarbij de vrouwenbeweging afgescheiden en los staat van de arbeidersbeweging, de klimaatbeweging, de vredesbeweging, de revolutionaire processen in Algerije en Soedan, de antiracisme beweging enzovoort. In die bewegingen staan vrouwen in de voorhoede en ze stellen er de plaats van de vrouwen ter discussie door bijvoorbeeld het seksueel geweld waar vrouwen het slachtoffer van zijn, aan de kaak te stellen.

In de vrouwenbeweging, zoals in alle bewegingen, is het belangrijk banden te smeden tussen iedereen die hetzelfde doel nastreeft: de maatschappij veranderen zodat ze in het belang van de meerderheid en niet van een kleine minderheid wordt georganiseerd. Daarom moeten we laten zien hoe de klimaatopwarming, het racistisch en antimigranten beleid, de imperialistische oorlogen, de bezuinigingen, het ontkennen van democratische rechten en de rechten van de arbeid/st/ers, vrouwen in het bijzonder en op bijzonder ernstige wijze treffen. We proberen de vrouwenbeweging, of delen ervan, bij die acties te betrekken.

We strijden in andere bewegingen, in het bijzonder de georganiseerde arbeidersbeweging, om te laten zien dat specifieke vrouweneisen ook eisen zijn van die bewegingen.

6. Onze interne taken

Het feministische werk is niet zomaar een sector op zich maar het moet op alle andere terreinen ons werk en onze organisatie beïnvloeden.

We mogen terecht stellen dat wij de voorhoede van de revolutionaire marxisten gevormd hebben door de eisen van de vrouwen ernstig te nemen om te beginnen met onze resolutie over de vrouwen in 1979, de resoluties in 1991 ook over vrouwen binnen de organisatie, en latere bijdragen. Dat was vaak het resultaat van het harde werk van een kleine groep kameraden.

Ons feministisch werk moet blijvend internationaal georganiseerd worden. We moeten regionale (en continentale) samenwerkingen combineren met de internationale coördinatie en een sterke band met de internationale leidende instanties – door de vrouwencommissie van het Internationale Comité, regelmatig georganiseerde vrouwenseminaries en andere aangepaste activiteiten. Dat moet een weerklank vinden in het werk op nationaal vlak.

Onze geschiedenis heeft bewezen dat wanneer er geen specifieke structuren zijn die het vrouwenwerk organiseren, dit vrouwenwerk samen met de neergang van de beweging zelf, ook achteruit gaat. Het belang dat we hechten aan de bevrijding van vrouwen in een programma voor een socialistische toekomst gaat gepaard met onze inzet voor het voortzetten van activiteiten en vormingen in onze eigen rangen.

Deze resolutie werd op 24 februari 2021 aangenomen door het Internationale Comité van de Vierde Internationale (met 53 stemmen voor en 3 niet stemmend).