De recente stopzetting van de financiering van de hulporganisatie maakt deel uit van een langdurige poging om de droom van Palestijnse vluchtelingen om terug te keren de kop in te drukken.

De United Nations Relief and Works Agency (UNRWA), die sinds 1949 onderwijs, gezondheidszorg en andere essentiële diensten biedt aan Palestijnse vluchtelingen, zou binnenkort wel eens kunnen verdwijnen. In de afgelopen weken hebben de Verenigde Staten en ten minste 18 andere landen de hulp aan de organisatie opgeschort. De organisatie is actief in de Gazastrook en op de Westelijke Jordaanoever, Oost-Jeruzalem, Jordanië, Libanon en Syrië en biedt hulp aan meer dan vijf miljoen mensen. Het Huis en de Senaat overwegen beide wetgeving om te voorkomen dat de VS ‒ de grootste donor van UNRWA ‒ ooit die financiering hervat. UNRWA-functionarissen hebben gezegd dat als de financiering niet wordt hersteld, de organisatie haar activiteiten waarschijnlijk eind deze maand al zal stopzetten.

De huidige poging om UNRWA af te schaffen dateert van eind januari, toen Israël beweerde dat 12 personeelsleden van de organisatie hadden deelgenomen aan het bloedbad van 7 oktober en dat ongeveer 1.200 werknemers ‒ 10 procent van het personeel van UNRWA in Gaza ‒ banden hebben met Hamas of andere militante groeperingen. Maar Israël en zijn aanhangers in de VS proberen het agentschap al minstens een decennium te ondermijnen. In 2018, toen uitgelekte e-mails onthulden dat de toenmalige schoonzoon en senior adviseur van president Donald Trump, Jared Kushner, probeerde om ‘UNRWA te ontwrichten’ omdat het agentschap ‘een status quo bestendigt’ en ‘corrupt en inefficiënt is en niet bijdraagt aan vrede’, prezen een aantal mainstream Joodse groepen de inspanningen van Kushner.

De Conferentie van Voorzitters van Grote Amerikaanse Joodse Organisaties verklaarde dat UNRWA ‘niet het antwoord is’ op de humanitaire behoeften van de Palestijnen. (De regering Trump zette later een streep door de Amerikaanse hulp aan UNRWA; Joe Biden herstelde de financiering kort nadat hij zijn ambt aanvaardde). In 2021 drong de Israëlische ambassadeur bij de Verenigde Naties, Gilad Erdan, erop aan dat ‘dit VN-agentschap voor zogenaamde ‘vluchtelingen’ niet zou moeten bestaan in zijn huidige vorm.’

Deze langdurige campagne tegen UNRWA weerspiegelt een dieper patroon in het Israëlische politieke discours: de neiging om Palestijnen niet te zien als een volk met eigen politieke meningen en aspiraties, maar te framen als marionetten die door iemand anders worden bestuurd. Al meer dan 40 jaar is niemand een beter voorbeeld van deze neiging dan de Israëlische premier Benjamin Netanyahu. Nog voordat hij een gekozen ambt had, verwees hij in 1982 in een interview met de christelijke zender van Pat Robertson naar de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) als de ‘belangrijkste proxy’ van de Sovjet-Unie. Toen de Sovjet-Unie viel maar de PLO niet, ging Netanyahu de PLO een instrument van vijandige Arabische regimes noemen en beschreef hij de PLO in zijn boek uit 2000, A Durable Peace, als een ‘Pan-Arabisch Trojaans paard’.

In 2018 breidde hij die logica uit door te stellen dat vrede met Arabische regeringen het Palestijnse probleem triviaal zou maken. ‘Normaliseer de betrekkingen met de 99 procent’ van de Arabieren, legde hij uit, ‘en je zult uiteindelijk vrede krijgen met die ene procent.’ Vandaag de dag noemt Netanyahu Hamas regelmatig een ‘Iraanse proxy’, ook al heeft Hamas Teheran getart door de opstand tegen de Syrische dictator Bashar Assad te steunen. In zijn biografie van de premier van 2018 schrijft Haaretz-columnist Anshel Pfeffer dat ‘Netanyahu altijd heeft volgehouden dat de Palestijnse kwestie een afgeleid en geen centraal probleem in de regio is.’

UNRWA is de zoveelste boeman die Netanyahu en zijn aanhangers in staat stelt om te stellen dat de problemen van Israël met de Palestijnen niet in de eerste plaats voortkomen uit de eigen reacties van de Palestijnen op de Israëlische onderdrukking, maar het gevolg zijn van een of andere kracht van buitenaf. Israëlische leiders en hun bondgenoten in het buitenland uiten twee belangrijke beschuldigingen tegen UNRWA. De eerste is dat UNRWA gewelddadig verzet onder Palestijnen aanwakkert; de tweede is dat UNRWA hun dromen van terugkeer naar hun geboorteland aanmoedigt. In beide gevallen leggen Netanyahu en zijn geestverwanten het oorzakelijke verband verkeerd, door UNRWA de schuld te geven van aspecten van de Palestijnse politiek die voortkomen uit de fundamentele status van de Palestijnen als vluchtelingen ‒ juist de onteigening die UNRWA wil aanpakken.

Netanyahu beweert dat, omdat de UNRWA geïnfiltreerd is door Hamas, het opheffen van de organisatie en het overdragen van haar taken aan ‘andere VN-agentschappen en andere hulporganisaties’ Israël veiliger zal maken. Maar zelfs als de beschuldigingen van Israël tegen UNRWA waar zijn ‒ wat moeilijk na te gaan is, omdat weinig of geen journalisten het bewijs hebben gezien ‒ is het niet duidelijk waarom de vervanging van UNRWA de veiligheid van Israël zou verbeteren. Elke hulporganisatie die in Gaza werkt, zou het grootste deel van haar personeel uit de inwoners van Gaza moeten halen, zoals UNRWA doet. Dat betekent personeel inhuren van een bevolking die grotendeels bestaat uit families die in 1948 werden verdreven, of in angst vluchtten, uit wat nu Israël is, in wat de Palestijnen de Nakba noemen. De Palestijnen van Gaza hebben sindsdien altijd geprobeerd om terug te keren, soms met geweld en soms zonder geweld.

Om dat te voorkomen is Israël sinds de jaren 1950 Gaza binnengevallen en bombardeert het de Gazastrook. Het bezet de Strook sinds 1967 en nadat het in 2005 het leger en de nederzettingen heeft teruggetrokken, houdt het land het gebied sinds 2007 onder blokkade, met enige hulp van Egypte, waardoor er wat Human Rights Watch noemt ‘een openluchtgevangenis’ is ontstaan. Sinds 7 oktober heeft Israël bijna 30.000 Palestijnen in Gaza gedood en 90 procent van de Palestijnen uit hun huizen verdreven. Gezien de hoeveelheid geweld die Israël de Palestijnen in Gaza heeft aangedaan, is het niet verwonderlijk dat veel inwoners van de Gazastrook vinden dat de Palestijnen het recht hebben om zelf geweld te gebruiken. Dat rechtvaardigt geen Palestijnse aanvallen op Israëlische burgers. Maar het betekent wel dat er weinig reden is om aan te nemen dat een opvolgende organisatie effectiever zou zijn in het afschermen van haar personeel van gewapende groepen dan UNRWA.

Dat probleem is niet uniek voor Gaza. Zoals academici hebben opgemerkt, steunen vluchtelingen vaak gewapend verzet tegen de staten die hen hebben verdreven. En zoals Patrick Kingsley, hoofd van het bureau van de New York Times in Jeruzalem, onlangs erkende, ‘zal elke ervaren hulpverlener je vertellen dat het een voortdurende uitdaging is om onafhankelijk te blijven van een gewapende groep of rebellengroep, of het nu in Zuid-Soedan is of in het noorden van Sri Lanka. UNRWA heeft procedures om dat probleem aan te pakken. Volgens William Deere, de directeur van UNRWA in Washington, geeft het agentschap Israël jaarlijks de namen, personeelsnummers en functies van al zijn werknemers in Gaza, Oost-Jeruzalem en de Westelijke Jordaanoever en screent het hen twee keer per jaar door de gegevens te vergelijken met de sanctielijst van de VN-Veiligheidsraad.

Sinds Israël haar beschuldigingen heeft geuit, heeft UNRWA negen van de 12 werknemers die beschuldigd werden van deelname aan de aanvallen van 7 oktober ontslagen, zelfs zonder bewijs te zien die de beschuldigingen staven (twee zijn dood en één wordt nog geïdentificeerd), en de VN heeft twee onderzoeken gestart naar de specifieke beschuldigingen en naar het bredere gedrag van UNRWA, dat aanbevelingen kan opleveren voor verdere veiligheidsmaatregelen. Gezien dat alles is er weinig reden om aan te nemen dat een opvolgende organisatie effectiever zou zijn in het afschermen van haar personeel tegen gewapende groepen dan UNRWA is geweest. Aangezien geen enkele andere organisatie de capaciteit heeft om de diensten te verlenen die UNRWA verleent, zou vervanging de reeds nachtmerrieachtige humanitaire crisis in Gaza verergeren, en daarmee waarschijnlijk de radicaliseringsniveaus verhogen.

De andere centrale bewering van Netanyahu en zijn bondgenoten tegen UNRWA is dat het de Palestijnse dromen over de terugkeer van vluchtelingen, die Israël al tientallen jaren probeert te onderdrukken aanwakkert. Zoals gebruikelijk, heeft Netanyahu het probleem niet in de eerste plaats bij de Palestijnen zelf gelegd, maar bij de externe actoren die hen zogenaamd controleren. In A Durable Peace betreurt hij de ‘consequente weigering van Arabische leiders om dit probleem op te lossen’ en bekritiseert hij hen voor het feit dat ze ‘het vluchtelingenprobleem hebben gemanipuleerd om redenen te creëren voor wereldwijde afkeuring van Israël’.

Meer recentelijk, misschien omdat de betrekkingen van Israël met belangrijke Arabische regeringen zijn verbeterd, heeft Netanyahu zijn woede gericht op de UNRWA. In 2018 riep hij op om het agentschap af te schaffen omdat het ‘het Palestijnse vluchtelingenprobleem in stand houdt’. Eind vorige maand blies hij die oproep nieuw leven in toen hij het agentschap ervan beschuldigde een ‘verlangen te hebben om het Palestijnse vluchtelingenprobleem levend te houden.’

Maar net als bij de infiltratie door gewapende groepen slaat Netanyahu de plank mis. UNRWA zorgt er niet voor dat Palestijnse vluchtelingen willen terugkeren; het is omdat Palestijnse vluchtelingen willen terugkeren, en daar volgens het internationaal recht recht op hebben, dat UNRWA bestaat. De afschaffing ervan zou de Palestijnen niet beroven van hun recht op terugkeer, dat niet voortvloeit uit de UNRWA, maar uit Resolutie 194 van de Verenigde Naties, die in 1948 verklaarde dat ‘vluchtelingen die naar hun huizen willen terugkeren en in vrede met hun buren willen leven, toestemming moeten krijgen om dat zo snel mogelijk te doen’, en die meer dan 100 keer is herbevestigd door de Verenigde Naties.

Het zou Palestijnen er niet van weerhouden om de vluchtelingenstatus door te geven aan hun kinderen, want, zoals de Verenigde Naties uitleggen: ‘Volgens het internationaal recht en het principe van eenheid van het gezin worden de kinderen van vluchtelingen en hun nakomelingen ook als vluchtelingen beschouwd totdat er een duurzame oplossing is gevonden.’ Dat principe geldt niet alleen voor de UNRWA, maar ook voor de United Nations High Commission for Refugees (UNHCR), de instantie die het vaakst wordt voorgesteld als vervanging van de UNRWA en die toezicht houdt op meerdere generaties vluchtelingen, van Afghanistan tot Somalië tot Tibet. Hoewel Israël’s voorstanders denken dat de overdracht van Palestijnse vluchtelingen aan het toezicht van de UNHCR hun hervestiging in buurlanden zou betekenen, is dat uiterst zeldzaam. UNHCR vluchtelingen hebben veel meer kans om terug te keren naar het land waaruit ze vluchtten of werden verdreven ‒ precies de uitkomst die Netanyahu en zijn aanhangers proberen te voorkomen.

Maar afgezien van dat alles, zou het afschaffen van UNRWA het Palestijnse verlangen om terug te keren niet doven, omdat dat verlangen centraal staat in wat het betekent om Palestijn te zijn. In de woorden van de Palestijnse academicus Yusuf Jabarin: ‘De Palestijnse samenleving was totaal verslagen in territoriale zin; er bleef geen vierkante centimeter over. De enige ruimte voor verzet die overbleef was virtueel ‒ het collectieve geheugen.’ Palestijnen voeden dat collectieve geheugen op vele manieren. Politicologe Leila Khalili heeft opgemerkt dat Palestijnen hun dochters soms vernoemen naar verloren dorpen. De Palestijnse archivaris Tarek Bakri beschrijft hoe ‘elke Palestijn die zijn dorp of zijn land voor het eerst bezoekt, aarde met zich meeneemt.’

In maart 2018, 70 jaar na de Nakba, begonnen tienduizenden Palestijnen elke vrijdag naar de grens van Gaza met Israël te lopen in de Grote Mars van de Terugkeer. Ze bleven meer dan een jaar lopen, zelfs toen Israëlische scherpschutters en drone-operators meer dan 200 mensen doodden en meer dan 36.000 mensen verwondden. UNRWA heeft de Palestijnen hier niet toe aangezet. Integendeel, zoals de onderzoeker Jalal Al Husseini in detail heeft beschreven, hebben de Palestijnen zich herhaaldelijk verzet tegen initiatieven van de UNRWA die volgens hen gericht waren op hervestiging in hun gastlanden, en hebben ze de organisatie bekritiseerd omdat ze zich onvoldoende zou inzetten voor hun terugkeer.

Het falen van Israëlische en Amerikaans-Joodse leiders om dat verlangen te begrijpen is diep ironisch. Ze hebben decennia lang betoogd dat Palestijnen hun verlangen om terug te keren zouden opgeven, hun nationale identiteit zouden verloochenen en Libanees, Syrisch of Canadees zouden worden als de Arabische regeringen of de UNRWA hen maar niet meer zouden aanmoedigen om naar huis terug te keren. Maar Israëls eigen Onafhankelijkheidsverklaring gaat er prat op dat ‘na onder dwang uit hun land te zijn verbannen, het volk er gedurende hun hele verstrooiing in bleef geloven en nooit ophield te bidden en hopen op hun terugkeer’. Het verlangen naar nationale terugkeer ‒ hoeveel tijd er ook verstrijkt en hoeveel ontberingen er ook worden doorstaan ‒ staat centraal in het zionisme zelf.

Met zijn bondgenoten in Washington kan Netanyahu er de komende maanden in slagen om de UNRWA lam te leggen of zelfs af te schaffen. Als hij dat doet, zullen meer Palestijnen sterven aan hun verwondingen, ontberingen, ziekte of verhongering, omdat geen enkele hulporganisatie de UNRWA adequaat kan vervangen. Zoals Jan Egland, secretaris-generaal van de Noorse Vluchtelingenraad, onlangs uitlegde: ‘Wij allemaal samen, de andere organisaties, komen niet eens in de buurt van wat de UNRWA betekent voor de mensen in Gaza.’ Maar zelfs als Netanyahu en zijn bondgenoten erin slagen om de UNRWA te vernietigen, zullen ze weinig vooruitgang boeken in hun aloude doel om het verlangen van de Palestijnen om zichzelf opnieuw op te bouwen als een natie op hun voorouderlijk land te vernietigen, omdat dat verlangen nooit de toestemming van anderen heeft vereist.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Jewish Currents. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.