Ooit zei Bart de Wever dat hij maar één meester erkende, het Voka. Voor het Vlaamse nationalisme van neoliberale snit is het ondernemerschap de spil in de vorming van een soeverein Vlaanderen. Ook al bestond die opvatting al vroeger, namelijk rond de figuur van Lodewijk De Raet (1870-1914), het oude nationalisme, kleinburgerlijk van aard, verkoos een op corporatistische leest geschoeide economie.

Ze geraakte dan ook in fascistisch vaarwater. De huidige ondernemers en financiers zijn geen voorstanders van het corporatisme. Ze verkiezen, althans in Europa, een vergelijk met de vakbonden zolang die hun troepen kunnen controleren. Maar ze streven wel naar een autoritair regime. De politieke machthebbers die het in vele staten vandaag voor het zeggen hebben, van Brazilië tot Polen, zijn op een of andere manier de uiting van het rechtse autoritarisme.

Het loont daarom de moeite om te luisteren naar wat aftredend Voka-voorzitter Wouter De Geest te zeggen heeft. In zijn interview in De Standaard van 8 januari 2022 klinkt een bedaarde, bedachtzame, redelijke stem. Althans op het eerste gehoor. Want er schuilen autoritaire opvattingen achter die toon. Ik heb het over zijn rechtse kritiek op, jawel, de parlementaire democratie. Belangrijke beslissingen kaderen volgens hem altijd in een politiek spel, terwijl ze moeten genomen worden wars van elke ideologie. Politieke polarisatie stoort en “die moet een halt toegeroepen worden door eindelijk aan te pakken waarover men al jaren spreekt”. Polarisatie wordt volgens hem aangewakkerd door de PVDA en VB, maar niet alleen door hen. Al die dossiers (covid 19-beleid, kernenergie, index,…) vergroten de politieke onrust en als de federale regering geen “doorbraak” maakt, laait vanaf 2023 onvermijdelijk verkiezingskoorts op. Etc. etc. Er is blijkbaar behoefte aan de sterke staat en aan daadkrachtige personen die boven het gewauwel in de parlementaire barak de noodzakelijke beslissingen nemen. Waar hebben we dat nog gehoord?

Wouter De Geest is een oprecht ondernemer. Hij meent wat hij zegt. De staat dient om de belangen van ondernemers en financiers te beschermen, concreet om de binnen- en buitenlandse concurrentiepositie van zijn klasse te beschermen. Niet uit machtswellust maar omdat het maken van winst en het accumuleren ervan de grondslag vormt van ons maatschappelijk systeem. Als politieke polarisatie die grondslag ondermijnt moet er naar andere bestuursvormen worden uitgekeken.

De uittredende Voka-voorzitter geeft een voorbeeld: “Maak een set van coronaschakelaars en geef die in handen van de coronacommissaris. Dan gaat er geen tijd verloren met een politiek opbod van de ene maatregel tegen de andere”. Dat er heel wat scheelt aan het coronabeleid in federaal België klopt. Of een “coronacommissaris” een democratisch alternatief is, valt te betwijfelen. Commissarissen passen niet in een echte democratie, maar eerder in een manke parlementaire democratie.

Het is precies omdat zowat alle partijen het ideologisch grondig eens zijn, namelijk dat de markteconomie de grondslag van de democratie vormt, ze gedwongen worden om zich van elkaar te onderscheiden door zichzelf te profileren met politieke spelletjes. Er is daarentegen een grote behoefte aan een echte politieke polarisatie: aan een ideologische betwisting van het vrije ondernemerschap, van de concurrentie, van de macht van de onzichtbare hand, die maatschappijvorm die het licht zag aan het eind van de 18de eeuw in Engeland en die vandaag aan het verrotten is. Om haar in stand te houden tegen een bevolking die er steeds minder vertrouwen in heeft, moeten autoritaire bestuursvormen worden ingezet, zo denken de heersende elites. Die complotteren niet maar zoeken vanuit hun logica naar een voor hen voordelige aanpak. Die aanpak is de onze niet.