Terwijl ik dit schrijf, begint het nieuwe dodelijke Coronavirus ‘2019-nCoV’, dat gerelateerd is aan SARS en MERS en dat blijkbaar afkomstig is van markten voor levende dieren in het Chinese Wuhan, zich wereldwijd te verspreiden. Volgens de laatste gegevens van vandaag (31 januari) zijn er wereldwijd iets minder dan 10.000 gevallen, waarvan een kleine 130 buiten China.

Tot nu toe zijn er 230 dodelijke slachtoffers gevallen, geen daarvan buiten China, wat overeenkomt met een sterftecijfer van ongeveer 2%. Bij het SARS-virus in 2009 was dat 10%. Het verspreidingspercentage is ongeveer 1,5. Dat cijfer dat lijkt te vertragen, hoewel het misschien nog te vroeg is om dat te zeggen.

Deze infectie wordt gekenmerkt door overdracht van mens op mens en een kennelijke incubatieperiode van twee weken voordat de ziekte toeslaat, zodat de infectie zich waarschijnlijk over de hele wereld zal verspreiden.

Zoals epidemioloog Rob Wallace van het Institute for Global Studies van de Universiteit van Minnesota op de site Climate and Capitalism zegt: ‘Uitbraken zijn dynamisch. Sommige doven uit, waaronder misschien het 2019-nCoV virus. De juiste evolutionaire kracht en een beetje geluk is nodig om toevallige uitdoving van het virus mogelijk te maken. Soms zijn er niet genoeg dragers van het virus beschikbaar om het doorgeven gaande te houden. Andere uitbraken exploderen. Degene die het het wereldtoneel halen, kunnen ‘game changers’ zijn, zelfs als ze uiteindelijk uitsterven. Ze doorbreken de dagelijkse gang van zaken, zelfs van een wereld die al onrustig of in oorlog is.’

Wallace zegt verder: ‘De uitbraak van SARS bleek minder virulent dan het eerst leek. Maar doodde toch nog stilletjes patiënten op een schaal die veel groter was dan deze eerste ‘gevolgde gevallen’. H1N1 (2009) doodde maar liefst 579.000 mensen in het eerste jaar en veroorzaakte vijftien keer meer complicaties dan in eerste instantie werd verwacht op basis van alleen laboratoriumtests. Bij een dergelijke grote verspreiding kan een lage mortaliteit bij een groot aantal infecties nog steeds een groot aantal sterfgevallen veroorzaken. Als vier miljard mensen besmet zijn bij een sterftecijfer van slechts 2%, een sterftecijfer dat minder dan de helft is van dat van de grieppandemie van 1918, komen er tachtig miljoen mensen om het leven.’

Maar in tegenstelling tot de seizoensgriep (influenza) is er geen ‘massa-immuniteit’, noch een vaccin om het af te remmen. Zelfs bij een versnelde ontwikkeling zal het in het beste geval drie maanden duren om een vaccin voor 2019-nCoV te produceren, en dan is het nog afwachten of het werkt. Wetenschappers hebben pas na de uitbraak in de VS met succes een vaccin voor de H5N2-vogelgriep geproduceerd. De onbekende factoren – de exacte bron, de besmettelijkheid, de penetratie en mogelijke behandelingen – verklaren waarom epidemiologen en mensen werkzaam in de volksgezondheid zich zorgen maken over 2019-nCoV.

Maar wat de specifieke bron van 2019-noV ook is, er lijkt een onderliggende structurele oorzaak te zijn: de druk van de waardewet door de industriële landbouw en het tot waar maken van natuurlijke hulpbronnen. Door het bos tot waar te maken zijn de grenswaarden van het ecosysteem misschien zo laag geworden dat geen enkele noodinterventie een uitbraak zo sterk kan onderdrukken dat die uitdooft. Bij de ebola uitbraak in Congo (die zich nu weer voordoet) zagen we bijvoorbeeld dat: ‘Ontbossing en intensieve landbouw de bufferfunctie van de traditionele agrobosbouw, waardoor het virus doorgaans niet voldoende overdraagbaarheidskracht krijgt, wegneemt.’

Wilde soorten

De schuld voor de uitbraak van 2019-nCoV ligt, zo wordt verondersteld, bij de open markten voor exotische dieren in Wuhan, maar het zou ook te wijten kunnen zijn aan het feit dat er in heel China op industriële schaal varkens worden gefokt. Hoe dan ook, ‘allerlei soorten wilde dieren worden in de agrarische waardeketens opgenomen: waaronder struisvogels, stekelvarkens, krokodillen, fruitvleermuizen en de palmcivet, waarvan de gedeeltelijk verteerde bessen nu de duurste koffieboon ter wereld leveren. Sommige wilde soorten komen op borden terecht voordat ze zelfs maar wetenschappelijk zijn geïdentificeerd, waaronder een nieuwe korte snuithondshaai die op een Taiwanese markt werd aangetroffen.’

Deze dieren worden in toenemende mate voedselproducten. Naarmate de natuur meer en meer wordt geplunderd, wordt wat overblijft steeds waardevoller. Doordat er steeds meer industriële boerenbedrijven komen, moeten voedselbedrijven die zich bezighouden met het vangen van wilde dieren, en die steeds meer opgekocht worden door grote bedrijven, steeds dieper het bos in trekken, waardoor de kans op het oppikken van een nieuwe ziekteverwekker toeneemt, terwijl de milieucomplexiteit waarmee het bos de overdrachtsketens verstoort, wordt gereduceerd.

Er is de laatste tijd veel academische discussie geweest onder marxisten en ‘groene ecologen’ over de relatie van de mens tot de natuur. De discussie gaat over de vraag of het kapitalisme een ‘metabolische kloof‘ heeft veroorzaakt tussen homo sapiens en de planeet, dat wil zeggen het kostbare evenwicht tussen soorten en de planeet heeft verstoord, waardoor gevaarlijke virussen worden gegenereerd en, natuurlijk, de potentieel oncontroleerbare opwarming van de aarde en klimaatverandering die de planeet zou kunnen vernietigen.

Het debat gaat over de vraag of de term ‘metabolische kloof’ nuttig is, omdat die suggereert dat er op een bepaald moment in het verleden vóór het kapitalisme een metabolische balans of harmonie was tussen de mens aan de ene kant en de ‘natuur’ aan de andere kant.

Maar de natuur is nooit in een staat van evenwicht geweest. Ze is altijd al aan het veranderen en evolueren, met soorten die al lang vóór homo sapiens uitstierven en opkwamen. En de mens is nooit in staat geweest om de omstandigheden op de planeet of met andere soorten te bepalen zonder gevolgen. De ‘natuur’ bepaalt het milieu voor de mens en de mens handelt op basis van de natuur. Om Marx te citeren: ‘Mensen maken hun eigen geschiedenis, maar ze maken die niet zoals ze willen; ze maken die niet onder omstandigheden die ze zelf hebben gekozen, maar onder omstandigheden die ze hebben aangetroffen en geërfd van het verleden.’

Het is duidelijk dat het eindeloze winstbejag van het kapitaal en de waardewet een vernietigende kracht uitoefenen, niet alleen door de uitbuiting van de arbeid, maar ook door de aantasting van de natuur. Maar die natuur reageert regelmatig op een dodelijke manier.

De uitbraak van het Coronavirus mag dan misschien uitdoven zoals andere uitbraken, maar het is zeer waarschijnlijk dat er meer en mogelijk zelfs dodelijker ziekteverwekkers in het verschiet liggen. De uitbraak heeft wellicht slechts een beperkt effect op het kapitalisme, door een daling van de aandelenmarkten en misschien een vertraging van de wereldwijde groei en de investeringen.

Maar het zou ook de aanzet kunnen zijn voor een nieuwe economische inzinking omdat de mondiale kapitalistische economie toch al is vertraagd tot een groei van bijna nul. De VS groeit met slechts 2% per jaar, Europa en Japan met slechts 1%; en de grote zogenaamde opkomende economieën van Brazilië, Mexico, Turkije, Argentinië, Zuid-Afrika en Rusland zijn in principe stationair. De enorme economieën van India en China zijn het afgelopen jaar ook aanzienlijk vertraagd en als China een beduidende economische klap krijgt door de ontwrichting door 2019-nCoV, kan dat een keerpunt zijn.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op de blog van Michael Roberts. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.