De Hongaarse filosofe Agnes Heller is vorige week, ze was 90, overleden. Met haar verliest premier Viktor Orban een verbeten vijand. Heller had het als linkse dissidente tijdens de ‘communistische’ periode erg moeilijk gehad, onder Orban was dat niet veel beter.

Agnes Heller heeft destijds nogal wat linkse jongeren beïnvloed met haar ideeën over marxisme en democratie. Het boekje dat ze samen met haar man, Ferenc Feher, schreef – in het Frans “Marxisme et démocratie” (ed. Maspéro, 1981), stond in veel boekenkasten. Het staat er bij mij nog altijd.

De ondertitel zei veel: ‘Au delà du “socialisme réel” – het ‘reële socialisme’ was de benaming die de bureaucraten voor hun eigen systeem hadden bedacht. Het waren scherpe marxistische analyses van die bureaucratische systemen zoals ze dat in Hongarije meemaakte.

Met Heller verdwijnt een van de laatste figuren van de zogenaamde ‘School van Boedapest’ rond de marxistische filosoof Georg Lukàcs (1885-1971).

Tirannen

Heller was de voorbije jaren druk in de weer tegen wat ze “de nieuwe tirannen”, zoals Orban, noemde. We moeten alle oude categorieën laten vallen, de wereld is zodanig snel aan het veranderen, we moeten de wereld zien zoals hij is…”Stalinisme, fascisme, nazisme zijn begrippen uit het verleden”, zei Heller. We staan nu tegenover tirannieën die zich installeren via het algemeen stemrecht, in samenlevingen die aan bloedarmoede lijden. We zitten in veel landen, zoals Hongarije, Turkije, Polen, Rusland… met moderne tirannen die gekozen en herverkozen worden.

Haar overlijden werd bekendgemaakt door de Hongaarse Academie van Wetenschappen. De voorbije maanden heeft Orban het heel erg gemunt op de academische wereld die hij ook, na onder meer de media- en kunstwereld, onder de knoet wil krijgen.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Uitpers.