Het jaar 2015, dat begon met de historische overwinning van Syriza in Griekenland, leek de voorbode te zijn van een wind van verandering in Europa vanuit het zuiden. Op de puinhopen van de bezuinigingen bloeide een nieuw radicaal links op, dat een groot deel van de sociale en electorale ruimte opslokte van een tanende sociaaldemocratie, die allang was gemuteerd tot sociaal-liberalisme. De kandidaten voor verandering wonnen de belangrijkste hoofdsteden in Spanje, waaronder Madrid en Barcelona en in Portugal behaalde links een prachtig resultaat door de Socialistische Partij te dwingen tot een gedoogakkoord dat ongekend was sinds de Anjerrevolutie.

De nederlaag van de regeringservaring van Syriza, met het opleggen van het derde memorandum door de trojka, maakte niet alleen een einde aan de Griekse lente, maar bracht ook een klap toe aan de aspiraties van heel links op het continent, dat er sindsdien niet meer overheen is gekomen. In Portugal zien we momenteel hoe de ervaring van de geringonça’-regering (de door uiterst links gedoogde regering van de Socialistische Partij) heeft gefaald en ligt de Socialistische Partij op schema om bij de vervroegde verkiezingen van januari aanstaande voor het eerst een absolute meerderheid te behalen. Ondertussen is in Spanje Unidas Podemos van het bestormen van de hemel en het aanvechten van de sorpasso (het streven om de sociaal democratische PSOE voorbij te streven), naar het deelnemen als minderheidspartner in een sociaal-liberale regering naast de PSOE gegaan.

Met uitzondering van de Franse presidentsverkiezingen in 2018, waar de kandidatuur van France Insoumise een goed resultaat behaalde ondanks het feit dat ze niet doorging naar de tweede ronde, hebben de overige linkse krachten slechte of zwakke resultaten behaald. Bij de Europese verkiezingen werden de linkse krachten gedegradeerd tot de kleinste fractie in het Europees Parlement. Dit alles tegen de achtergrond van de electorale opkomst van het groene liberalisme, dat zijn beste resultaat heeft behaald bij de bovengenoemde Europese verkiezingen en erin is geslaagd de Duitse en Oostenrijkse regering binnen te komen.

Daniel Bensaid placht te zeggen dat revoluties komen als niemand ze al verwacht of als niemand ze meer verwacht. Op deze ontijdige wijze hebben we gezien hoe in deze pandemie in 2021 een reeks gemeentelijke overwinningen tot stand zijn gekomen die als gemeenschappelijke noemer hebben een sterke volksbeweging voor toegang tot huisvesting en voor een alternatief stadsmodel voor het door de markt gedomineerde model.

Afgelopen september won de Communistische Partij (KPÖ), die al tientallen jaren niet meer in het Oostenrijkse parlement vertegenwoordigd was, de verkiezingen in Graz, de op een na grootste stad van het land, met 28,8 procent van de stemmen. Daarmee overvleugelde ze de conservatieven (ÖVP), die 18 jaar lang het burgemeestersambt hadden bekleed. De communistische overwinning in Graz is gebaseerd op een sterke basis onder de bevolking, gekoppeld aan anti-uitzettingsactivisme, gebaseerd op een aantal elementen. De KPÖ heeft een huurders-hotline opgezet als eerste aanspreekpunt voor mensen die problemen hebben met hun huisbaas; een juridische adviesdienst voor ‘slachtoffers van speculanten’; communistische raadsleden hebben salarislimieten en doneren alles boven de 2.000 euro van hun salaris aan een partijfonds, waarmee ze werklozen en uitgezette mensen helpen; en ze hebben succesvolle handtekeningencampagnes gevoerd, zoals die om een referendum uit te schrijven tegen de poging tot privatisering van het volkshuisvestingsbestand, die ze met 97 procent wonnen. Een combinatie van activisme op lange termijn, politieke en persoonlijke coherentie van hun vertegenwoordigers en gedeeltelijke winst door mobilisatie van de bevolking zijn de ingrediënten van het succes van de KPÖ in Graz. Een tegenstroommodel dat de mythe ontmantelt dat alles een verhaal en een discours is en dat verkiezingen niet kunnen worden gewonnen met bepaalde symbolen en namen.

In dezelfde maand september waarin de overwinning in Graz werd gevierd, vond in Berlijn een drievoudige stemming plaats voor de landelijke- en gemeenteraadsverkiezingen en voor een referendum, afgedwongen door de volksbeweging voor fatsoenlijke huisvesting. Enerzijds waren de parlementsverkiezingen een ramp voor links en stond Die Linke voor het eerst op het punt uit de Bondsdag te verdwijnen, nadat ze haar campagne had toegespitst op het zich ondergeschikt maken aan een regering met de SPD. Bij de gemeenteraadsverkiezingen werd het rood (SPD 21,4 procent), groen (Die Grünen 18,9 procent) rode (Die Linke 14 procent) gemeentebestuur bevestigd. Ondertussen was het referendum in Berlijn een echt succes en een echte demonstratie van de kracht van de woonbeweging. Alleen al voor de stemming moesten de organisatoren 175.000 geldige, handgeschreven en volledig geverifieerde handtekeningen verzamelen, waaruit blijkt dat het om een mobilisatie en sociale zelforganisatie gaat die in Duitsland zijn weerga de laatste jaren niet kent.

Meer dan een kwart van de kiezers heeft aan het referendum deelgenomen, het minimum dat vereist is om de maatregel door de Duitse Senaat te loodsen, waarbij het ‘ja’-kamp met 56,4 procent van de stemmen aan de winnende hand was, tegenover het ‘neen’-kamp met 39 procent. Een overwinning die formeel alleen op de steun van Die Linke kon rekenen, terwijl de rest van de gemeentelijke regeringscoalitie ofwel opriep tot een ‘nee’, zoals de sociaaldemocraten, ofwel een dubbelzinnig standpunt bleef innemen, zoals de Groenen. Deze situatie geeft nog meer waarde aan deze overwinning, die voorstelt om niet minder dan 200.000 woningen van grote verhuurders in beslag te nemen en in staatseigendom te brengen.

Het succes van het referendum in Berlijn, evenals dat in Graz, onderstreept het belang van organisatie, inplanting en sociale structuur, terwijl het tegelijkertijd in tegenspraak is met de mantra van het gouvernementalisme, dat sociale veroveringen uitsluitend aan institutionele activiteit toevertrouwt, waardoor de logica van delegatie wordt versterkt ten nadele van sociale organisatie. Hoewel het referendum in Berlijn niet bindend is, leidt het tot een conflict tussen de instelling en de eisen van de bevolking, waardoor de ruimte van ‘het mogelijke’ groter wordt.

De moed om te vertrekken, de angst om aan te komen

Het regent in het kanaal

De stroming wijst de weg naar de zee

Kopenhagen, Vetusta Morla

De laatste gemeentelijke overwinning in 2021 was die van de Rood-Groene Alliantie in Kopenhagen, die 24,6 procent van de stemmen haalde, met een campagne die was toegespitst op toegang tot fatsoenlijke huisvesting als recht en de bescherming van de natuurgebieden van de stad, zoals Amager Faelled. Zo is de sociaaldemocratische partij, hoewel ze het burgemeesterschap in de Deense hoofdstad zal behouden door haar alliantie met de groenen en de liberalen, niet langer de partij met de meeste stemmen na een honderd jaar durende hegemonie. De Rood-Groene Alliantie is in 1989 ontstaan uit het samengaan van verschillende stromingen van radicaal links en heeft sinds 1994 constant een vertegenwoordiging in het Deense parlement. Maar pas in 2011 heeft ze haar aandeel van 6-7 procent op nationaal niveau geconsolideerd.

Naast de overwinning in Kopenhagen is de Rood-Groene Alliantie erin geslaagd de leidende kracht te worden op het eiland Bornholm en de tweede in Frederiksberg (een stad in het grootstedelijk gebied Kopenhagen). Hoewel ze in het land als geheel op 7,3 procent zijn uitgekomen, waren deze gemeenteraadsverkiezingen in hun geheel een overwinning, omdat ze, buiten de hoofdstad, vertegenwoordiging hebben kunnen krijgen in tientallen gemeenten waar ze nooit eerder vertegenwoordigd waren. Het is belangrijk erop te wijzen dat deze resultaten tot stand kwamen nadat de Rood-Groene Alliantie een minderheidsregering van de sociaal-democraten mogelijk had gemaakt om rechts te verdrijven, maar ook weigerde toe te treden tot de uitvoerende macht, waardoor de linkse oppositie zowel op straat als in het parlement bleef bestaan.

De uitslag in Kopenhagen, gevoegd bij het referendum in Berlijn en het winnen van het burgemeesterschap van Graz in Oostenrijk, geeft alternatief links, buiten de ondergeschiktheid aan het sociaal-liberalisme, schoorvoetend uitzicht op een overwinning. Een alternatief waarin sociale en territoriale inplanting, het problematiseren van de toegang tot huisvesting en het ter discussie stellen van het vermarkte stadsmodel sleutelelementen lijken te zijn om deze electorale successen te begrijpen.

Het blijft me verbazen dat we op links zoveel energie besteden aan namen of het naar boven kijken, terwijl het probleem en de oplossingen onderop liggen. Natuurlijk is het gemakkelijker om de kortste weg van electorale snelle successen te zoeken dan ons te wijden aan de langzame en geduldige wederopbouw van het sociale weefsel vanuit concrete conflicten. Nu er in Spanje zoveel gesproken wordt over namen voor een Breed Front, zou onze zorg misschien meer moeten gaan naar het opbouwen van brede bewegingen die verankerd zijn in het gebied, die reageren op de roofzuchtige logica van het kapitaal en die een ecosocialistisch en feministisch alternatief voorstellen dat huisvesting of energie, om enkele belangrijke voorbeelden te noemen, onder sociale controle brengt.

Met andere woorden, onze zorg moet gericht zijn op de wederopbouw van het sociale weefsel en de sociale mobilisatie, op het waarderen van organisatie en organisaties, niet als doel op zich, maar als instrumenten van verandering en wederzijdse steun. Ik herinner me hoe Miguel Romero (een van de leiders van de Vierde Internationale in Spanje) altijd zei dat sociale overwinningen eerst kwamen, dan politieke overwinningen en soms werden dat electorale overwinningen. We zijn te lang zonder sociale overwinningen gebleven. De acties in de baai van Cádiz zouden een goed begin kunnen zijn. Misschien moeten we volgend jaar meer kijken naar volksmobilisatieprocessen zoals die in Berlijn, of van overwinningen zoals die in Kopenhagen, die aantonen dat het mogelijk is het sociaal liberalisme te overwinnen door de grenzen van het mogelijke te verleggen.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Público. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.