Foto: Bijeenkomst van de Shakespeare Club, met Niek Engelschman rechts (collectie Jan Carel Warffemius).

In België speelden militanten van de RAL (Revolutionaire Arbeiders Liga, de voorloper van SAP – Antikapitalisten) in de jaren 1970 een belangrijke rol in de opbouw van een militante homo- en lesbiënnebeweging, met ondermeer de Rooie Vlinder. Een reeks getuigenissen van homo-activisten die er toen bij waren, kan je hier bekijken. De website Holebipioniers geeft een mooi beeld van de bewegingen en activisten van het eerste uur. Op de blog Een Ander Strand – Wij willen geen plaatsje onder de zon, wij willen een ander strand! kan je alle teksten en de kranten van de Rooie Vlinder vinden. Ook vandaag nog de moeite waard!

In Nederland gaat de betrokkenheid van revolutionaire socialistische activisten in de LHBTQ-beweging al verder terug, tot het interbellum. De Nederlandse historicus en revolutionair activist Ron Blom schreef een mooi artikel over hun activisme, dikwijls in heel moeilijke omstandigheden.

Revolutionair socialisme en de prehistorie van de LHBTQIA+-beweging

Ongeveer 75 jaar geleden, net na de Tweede Wereldoorlog, werd in Nederland de LHBTQIA+-belangenorganisatie COC opgericht. Maar ook daarvoor begonnen LHBTQIA+-mensen zich al te roeren. Sommigen van hen deden dit vanuit een socialistische achtergrond en speelden een belangrijke rol in het antifascistische verzet voor en tijdens de periode 40-45. Wie waren dat en hoe verzetten zij zich tegen het patriarchale heteronormatieve kapitalisme, waarvan het nationaalsocialisme de meest extreme variant was? [leestijd 20 minuten]

Het COC Nederland beschouwt zichzelf als de oudste nog bestaande LHBTQIA+-belangenorganisatie ter wereld. Het COC werd op 7 december 1946 in Amsterdam opgericht onder de naam Shakespeareclub. De organisatie kwam voort uit de lezerskring van het tijdschrift Levensrecht. Dit blad voor homoseksuelen verscheen sinds maart 1940, maar ging al snel ondergronds wegens het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. In 1949 werd de Shakespeareclub omgedoopt tot het Cultuur- en Ontspannings Centrum, ofwel het C.O.C. Niek Engelschman werd onder het pseudoniem Bob Angelo de eerste voorzitter.

Eigenlijk gaat de geschiedenis van het COC verder terug naar het begin van de 20ste eeuw. In 1911 richtte Jacob Schorer het Nederlandsch Wetenschappelijk Humanitair Komitee (NWHK) op. Dit comité was afgeleid van het Wissenschaftlich-humanitäre Komitee dat in 1897 door de Duitse academicus Magnus Hirschfeld was gesticht. Het NWHK streed tegen de rechtsongelijkheid tussen homoseksuelen en heteroseksuelen. Die strijd richtte zich voornamelijk op de zedelijkheidswetgeving en dan in het bijzonder op artikel 248-bis, dat seksuele contacten strafbaar stelde met iemand van gelijk geslacht tussen 16 en 21 jaar, terwijl heteroseksueel contact al vanaf 16 jaar was toegestaan.

Het debat komt moeizaam op gang

Er waren zeker meer initiatieven en organisaties die nadachten over een andere seksuele moraal dan de heteroseksuele, ook binnen de bredere socialistische en de seksuele hervormingsbeweging. Maar dat debat over (homo)seksualiteit kwam maar moeizaam op gang. De zogeheten Rein Leven Beweging (RLB) bijvoorbeeld, die ook in België actief was, streefde volgens haar beginselverklaring naar een zuivere levensmoraal, een ‘rein leven, d.w.z. niet beheerscht door zinnelijke sexueele begeerten’. De Rein Leven Beweging (of zoals de libertaire socialist Hijman Croiset het gekscherend noemde ‘de Rein Kleverige’ beweging), bekritiseerde de maatschappij door ‘moreele onthouding’, waarbij bijvoorbeeld geen plaats was voor masturbatie. De beweging, waarbij de arts Dr. Aron Izak Kropveld jr. en anarchisten als Lodewijk van Mierop en Felix Ortt, Prof. Dr. J. van Rees, de linkse sociaaldemocraat Edo Fimmen en de psychiater Lucien von Römer waren aangesloten, ging uit van christen-anarchistische opvattingen over het geslachtsleven: grotere openheid, eerbied voor het vrije huwelijk en seksuele opvoeding. Bij de oprichting in 1901 wees de RLB homoseksualiteit nog af.

De utopische tolstojaanse pioniers van de Kolonie van de Internationale Broederschap te Blaricum waren verbonden met de RLB. Sommigen, zoals de christensocialiste Margaretha Meyboom van de weinige bekende Coöperatieve Huishouding Westerbro in Kopenhagen, legden de nadruk op vrouwelijke waarden die geleerd zouden moeten worden. De schrijver en huisarts Frederik van Eeden – van de kolonie Walden, een socialistische commune in Bussum – schreef of sprak nauwelijks over seksualiteit. In het algemeen stond bij de meer anarchistische stromingen de geestelijke gezondheid boven de lichamelijke gezondheid.

Toen Von Römer begin 1904 enkele inleidingen hield voor de RLB-afdelingen kreeg hij van het hoofdbestuur geen toestemming om zijn lezingenreeks voort te zetten. Hij zou het zogeheten ‘uranisme’ (homoseksualiteit) verheerlijken en zelf homoseksueel zijn. Uiteindelijk kwam het tot een openbaar debat waarbij ook de schrijver en arts Arnold Aletrino aanwezig was. Hij verdedigde Von Römer tegen de tolstojaanse christen-anarchist Felix Ortt, die verklaarde dat de mens moet streven naar ‘absolute geslachtsonthouding, tenzij een voortplanten mogelijk en geoorloofd is.’ Aletrino plaatste de opmerking dat hij het eens was met Von Römer, maar dat hij niet om barmhartigheid vroeg maar om rechten voor homoseksuelen.

Het partijblad van de uit sociaal-anarchistische kringen ontstane Socialistische Partij publiceerde ook sporadisch over homoseksualiteit. Soms adverteerde Recht voor Allen voor een afdelingsbijeenkomst van de vrijdenkers van De Dageraad over dit thema, met als gastspreker Dr. A.I. Kropveld jr. Kropveld schreef het boek Homosexualiteit en Homosexueelen. De boekrecensie voor Recht voor Allen ademde een voor die tijd zeer progressieve benadering van het vraagstuk. Het was ‘geen ziekte’ en de homoseksuelen zelf voelden zich volgens de schrijver vaak ‘onbegrepen en veracht’. Uitgangspunt was nog wel dat het ‘aangeboren’ was. Maar weer een ander artikel in Recht voor Allen nam afstand van een eerder geventileerde mening dat homoseksualiteit in alle standen voorkwam en niet alleen in hogere Haagse kringen als onderdeel van een ‘ontzettende moreele degeneratie’.

De geestelijk vader van het Nederlandse marxisme en een van de oprichters van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP), Frank van der Goes, bewoog zich in literaire kringen zoals die van de vernieuwers rond de beweging van de Tachtigers. Hier werd ook gedebatteerd over homoseksualiteit. Van der Goes kende Jacob Israël de Haan, auteur van Pijpelijntjes, een van de eerste homo-erotische romans. De publicatie van dit boek resulteerde in een groot schandaal en wegsturen van De Haan als redacteur van de kinderrubriek in het partijblad Het Volk. Van der Goes sprak zich voor zover bekend niet uit over deze kwestie, maar vertoonde wel een zekere openheid ten aanzien van homoseksualiteit. Zo maakte hij zich sterk voor de opheffing van 248-bis. Een houding die vaker voorkwam in brede intellectuele kringen binnen de kunsten en dus tevens binnen de sociaaldemocratie.

Niek Engelschman

Via de jaarverslagen van de NWHK bereikte Jacob Schorer veel belangstellenden, waaronder Niek Engelschman. Engelschman (1913-1988) groeide op in een half-joods niet-religieus ouderlijk milieu. Hij was erg geïnteresseerd in Marx en Trotski, in het bijzonder in de gebeurtenissen rond de Russische Revolutie: ‘Dat sprak me ten zeerste aan. Ik geloofde in een samenleving die op socialistische leest geschoeid zou zijn.’ Hij ging aan de slag als kantoorbediende, werd actief in de vakbond en kwam in aanraking met de SDAP en de daarmee verbonden Arbeiders Jeugd Centrale (AJC). In 1932 werd Engelschman lid van de uit de linkse SDAP-oppositie ontstane OSP. Deze Onafhankelijke Socialistische Partij fuseerde in 1935 met de Revolutionair-Socialistische Partij (RSP), hetgeen resulteerde in de Revolutionair-Socialistische Arbeiderspartij (RSAP) waarvan Tweede Kamerlid Henk Sneevliet het bekendste gezicht was.

Engelschman werd actief in de revolutionair socialistische jeugdbeweging: ‘We organiseerden lezingen en studieweekends, waar dan aspecten van belangrijke socialistische voorgangers aan de orde werden gesteld. We discussieerden over het historisch materialisme, de Russische Revolutie, haar ontwikkeling, hoe zij op bepaalde punten uit de hand gelopen was en wat Lenin nu eigenlijk bedoeld had. Maar we deden ook dingen die voor elke jeugdbeweging typerend waren. We vonden het plezierig om er met elkaar een weekend op uit te trekken, naar een of andere jeugdherberg, te wandelen, muziek te maken, kortom gezellige dingen te doen. Ik heb er een leuke tijd gehad en het heeft veel voor mijn zelfontplooiing betekend. Er werden ook lezingen gehouden over seksualiteit in navolging van Wilhelm Reich.’ Homoseksualiteit – oftewel het anders zijn – werd dan heel vaag aangestipt en helaas werden zijn gevoelens zelfs in dit libertaire milieu niet geaccepteerd. In de jeugdbeweging leerde Engelschman Jef Last en Tom Rot kennen. Hij verdiepte zich in Griekse en Romeinse homoseksuelen uit de Westerse geschiedenis. Daarnaast begon hij Louis Couperus te lezen. Op enige moment besloot hij zijn partijpolitieke activiteiten te stoppen en zich volledig te wijden aan de emancipatie van homoseksuelen. Hij voelde zich zoals zovele van zijn lotsgenoten niet begrepen en had last van eenzaamheid.

Onderdrukte minderheid

De later bekend geworden schrijver Sal Santen, ook RSAP-lid en schoonzoon van Henk Sneevliet, beschrijft hoe zijn schoonvader dit vertelde:

Ik heb gisterenavond je vriend Nico bij me gehad. Hij wil uit de partij en uit de jeugdbeweging […] het is geen politiek breuk. En een rustende schutter worden wil hij ook niet. Het ligt heel moeilijk. De jongeman is homoseksueel, heeft hij me verteld, en voelt zich verschrikkelijk eenzaam tussen al die anders gerichten, vooral omdat hij zijn geaardheid moet verbergen. Nu wil hij iets gaan doen voor de rechten van de homoseksuelen, die hij een onderdrukte minderheid noemt en het misschien ook zijn. Ik heb hem mijn zegen gegeven.

De RSAP stond iets coulanter tegenover homoseksualiteit, mogelijk vanwege Sneevliet en zijn homoseksuele zonen Pim en Pam. Maar openlijk erover spreken bleek ook binnen de revolutionair-socialistische beweging nog gevoelig te liggen. Sneevliets zonen Pim en Pam waren lid van de Revolutionaire Jeugdbond (RJB) van het radicale vakverbond Nationaal Arbeidssecretariaat (NAS) en van de RSP. Pim pleegde in 1932 zelfmoord door een gasslang. Vijf jaar later benam Pam (inmiddels aangesloten bij de RSAP) zich van het leven door een verdrinkingsdood. Pam was boos van huis weggelopen. Aanvankelijk dacht de familie nog dat hij vertrokken was naar Spanje om daar mee te vechten tegen het fascisme. Sneevliet en de RSAP waren van mening dat daar al genoeg jongeren naar toe waren gegaan en dat ze in Nederland niet gemist konden worden.

Restauratie conservatieve opvattingen

Door zijn connecties in de linkse arbeidersbeweging kwam Engelschman in contact met onder andere de homoseksuele uitgever Tom Rot en de biseksuele schrijver Jef Last.

Gedurende het interbellum was de opkomst van het fascisme voelbaar. In Spanje overwon de contrarevolutie, gesteund door het Italiaanse en Duitse fascisme, de republikeinse en linkse krachten. In de Sovjet-Unie was de nieuwe bureaucratie rondom Stalin er in geslaagd om een groot deel van het oude bolsjewistische kader te vernietigen. In plaats van de wereldrevolutie was het motto nu ‘socialisme in een land’. Op vele maatschappelijke terreinen vond een restauratie van conservatieve ideeën plaats.

Zo werd Last, na eerst lid te zijn geweest van de SDAP en vervolgens de RSP, als Communistische Partij Holland-lid (CPH) betrokken bij de samenstelling van het door de Sovjet-Unie in het geheim opgezette Braunbuch. Hierin werd ‘bewezen’ dat Marinus van der Lubbe, die veroordeeld werd omdat hij de Rijksdag in brand zou hebben gestoken, een homoseksuele relatie met de fascistische SA-leider Ernst Röhm had. In 1940 schreef Last de roman Kruisgang der Jeugd om Van der Lubbe te rehabiliteren. Maar al eerder in 1934 nam hij al met het artikel ‘ Een zonde tegen het bloed’ openlijk stelling tegen het ‘sexueele puritanisme’ in de Sovjet-Unie.

Tom Rot

Ook Tom Rot was begonnen als socialist en daarna lid van de CPH geweest in de periode 1930-1934. Tevens was hij actief in de Internationale Rode Hulp (IRH)), een met de Komintern verbonden, maar tegelijkertijd bredere solidariteitsorganisatie voor politieke vluchtelingen en andere slachtoffers van de kapitalistische staatsrepressie. Hij werkte zelfs in Berlijn voor de Internationale Arbeiders Hulp, een min of meer vergelijkbare organisatie. Daarnaast was hij lid van de Roode Sport Eenheid sectie Holland en was hij in 1933 aangesloten geweest bij de Roode Sport Internationale, die als doel had ‘de lichamelijke en geestelijke opvoeding van de arbeidersklasse te behartigen in het belang van den proletarischen klassenstrijd’.

Stuk voor stuk internationale communistische organisaties waarbinnen hij een belangrijke rol speelde, maar toch werd Rot om onduidelijke redenen geroyeerd uit de partij. Vanwege ‘financiële malversaties’ moest hij ook de IRH verlaten, waarbij de CPH ook nog eens druk uitoefende op de Nieuw-Malthusiaanse Bond (NMB) om hem ook daar de deur te wijzen. De NMB was net als de RLB een seksuele hervormingsbeweging en deed aan voorlichting en distribueerde voorbehoedsmiddelen. De bond streefde geboortebeperking na om de in zijn ogen negatieve gevolgen van overbevolking tegen te gaan. Verder promootte de NMB de beschikbaarheid van anticonceptiemiddelen.

Het moet niet uitgesloten worden geacht dat dit weer ingegeven was door het klassieke motief van de chantabele homoseksueel, die een gevaar voor de organisatie zou vormen. Feit is dat hier verder in de brede beweging geen aandacht aan werd besteed en dat hem buiten de stalinistische organisaties dit verwijt van geld uit de kas halen (een doodzonde) niet voor de voeten werd geworpen.

Rot onderhield contacten met leden van de RSAP en met die van de NMB, die nog van pas zouden komen in zijn verzetswerk.

Zuiderzee

Ook Jef Last was in de jaren dertig in het hele land actief voor de IRH. Zo sprak en declameerde hij in februari 1935 in de Friese plaatsen Nijehorne, Jubbega, Leeuwarden, Franeker, De Lemmer en Sneek. Last was opgegroeid in Friesland, sprak Fries en was via het sociaaldemocratische vormingswerk bekend met de arbeidersbeweging in die provincie.

De documentaire roman Zuiderzee uit 1934 betekende zijn literaire doorbraak. Last beschreef daarin welke gevolgen de bouw van de Afsluitdijk had voor de vissersdorpen rond de Zuiderzee. Aanleiding voor het schrijven van dit boek vormde zijn verblijf in Urk waar hij verliefd werd op een plaatselijke visser.

In Zuiderzee ontworstelt de Urker vissersjongen Theun zich aan het gereformeerde geloof en komt onder invloed van de bekende Lemster communist Jacob de Rook. Hierdoor peinst Theun over zijn verhouding met zijn jeugdvriend Auke met wie hij een seksuele relatie heeft:

Arbeiders, vissers, kleine boeren, zei De Rook, moeten één gemeenschappelijke strijd voeren tegen het kapitaal dat hen uitbuit. Het is dus waar, dat je je eigen beroerigheid, alles, onwillekeurig vergeet als je over die strijd denkt? Dat boek dat je toen las, had het over sublimatie…Cijfers en feiten in je kop, in plaats van het verlangen naar Auke.

Opvallend genoeg negeerden de literaire kritieken in de jaren dertig de homoseksuele passages in de boeken van Last, maar het kan de lezer toch nauwelijks ontgaan zijn. Ook De Rook niet, die overigens vanwege verzetsactiviteiten door de nazi’s werd opgepakt en vermoord. Na de oorlog schreef Last nog een zeer sympathiek in memoriam over deze ‘communistische méns’ die, naar het zich laat aanzien, niet meedeed aan lastercampagnes tegen afvalligen.

Stokvis

Net als Last, die inmiddels de partij verlaten had, waren er ook andere communisten die niet meegingen in de belastering van homoseksualiteit en van homoseksuelen. Mr. Dr. Benno J. Stokvis was sinds 1935 lid van de CPH en schreef De Homosexueelen. 35 autobiographieën verzameld en ingeleid. Autobiografie nummer III is het verhaal van Niek Engelschman met wie de auteur in contact kwam via Schorer.

Stokvis publiceerde dit boek omdat hij in zijn advocatenpraktijk veel homoseksuele personen had verdedigd en onder de indruk was van hun lijden. Zijn boek met biografieën van mannelijke en vrouwelijke homoseksuelen had dan ook als bedoeling om begrip op te wekken voor de moeilijkheden waarmee zij te kampen hadden. In de biografieën kan de hedendaagse lezer begrippen ontdekken als queer en trans. Het belang van vrij en jezelf zijn komt je tegemoet. Een vrouw vertelt hoe ze graag met de jongens wil meedoen in een kniebroek en tegelijk liefde voelt voor een uitverkoren vriendin. ‘ik dacht en voelde als een jongen’. Bijna alle geïnterviewden worstelden met de door de maatschappij ingegeven normen van seksualiteit en genderidentiteit. Ze hebben het over ‘het verbergen van hun innerlijk’, hun ‘vrouwelijke gevoelens’ en de mannen dat ze graag als jongen met poppen wilden spelen. Een van de personen schrijft aanvankelijk gekweld te zijn door ‘de onbegrepen grillen van de natuur’. Een ander voelt zich ‘belast met de genegenheid voor en het lichamelijk verlangen naar het eigen geslacht’. Ook biseksualiteit komt aan bod. Een van de personen zet uiteen hoe bepalend een RLB bijeenkomst was geweest.

Tijdens de oorlog ondersteunde Stokvis Joodse mensen. Naast Engelschman kende ook Tom Rot Stokvis en zijn boek. Zeer waarschijnlijk gold dit ook voor Last.

Homofobie en trotskisme

In navolging van de restauratieve zedelijkheidswetgeving in de Sovjet-Unie gebruikte ook de stalinistische communist Nico Rost homofobie als middel in zijn schotschrift Het geval Jef Last. Over fascisme en trotzkisme om met de in 1938 uit de CPH uitgetreden Jef Last af te rekenen. Last had de partij verlaten, vooral door zijn ervaringen in de Spaanse burgeroorlog en tijdens een reis door de Sovjet-Unie met de Franse homoseksuele schrijver André Gide in 1936. Homoseksualiteit werd naar beproefd recept door Rost in verband gebracht met de fascistische (jeugd-) beweging in Duitsland. Daar bovenop, trotskisten en fascisten hadden volgens Rost veel gemeen.

In de Weimarrepubliek had de Kommunistische Partei Deutschlands (KPD) de homoseksuele emancipatiebeweging in de het voetspoor van de seksuele hervormingen in de Sovjet-Unie en de Oktoberrevolutie aanvankelijk nog enthousiast ondersteund. Onder Stalin werd dit alles teruggedraaid. Het conservatieve gezinsdenken en de roep om een hoger geboortecijfer kwamen hiervoor terug. In 1934 werd homoseksualiteit opnieuw strafbaar gesteld en werd in de stalinistische propaganda veelvuldig een verband gelegd tussen fascisme en homoseksualiteit.

Last zegde het marxisme geen vaarwel, maar besloot zich meer te richten op de individuele mens. Zelf nadenken en persoonlijke groei, behoefte aan liefde, waarheid en schoonheid waren nu zijn motto’s. Hij beschouwde zichzelf nu als ‘humanistisch socialist’. Met alle mogelijke middelen diende het fascisme bestreden te worden. Wel was hij kritischer geworden over het gebruik van geweld. Doel en middelen hingen samen, maar hij was ook weer geen pacifist.

Hitlers machtsovername

In Duitsland konden de nazi’s voor hun bestrijding van homoseksualiteit leunen op de bestaande heersende maatschappelijke ideeën in de Westerse samenleving. In het algemeen waren seksuele handelingen tussen mannen verboden op basis van een Bijbelvertaling van Luther van het verhaal van Sodom. Een vrouw werd geacht passief te zijn. Als de lesbische gevoelens toch de fascistische orde zouden verstoren, konden ze altijd nog als asociaal in een tuchthuis of concentratiekamp worden opgesloten.

Binnen een maand na Hitlers machtsovername in 1933 werden Duitse voorvechters van de homo-emancipatie, waaronder die uit de Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD) en de KPD, gearresteerd en de eerste homocafés gesloten. In de kampen werden de gevangenen op basis van homoseksualiteit een roze driehoek opgespeld. Of een combi van diverse driehoeken, zodat een tweekleurige zespuntige ster ontstond. Tussen de 5 en 15 duizend personen zijn op beschuldiging van homoseksualiteit in de concentratiekampen omgekomen.

Duitse inval

Korte tijd voor de oorlog besloten de pioniers van de Nederlandse homobeweging tot de oprichting van een maandblad. De werktitel van het blad was: Ons Leven. Een tijdschrift voor hen die anders zijn. De uiteindelijke naam werd: Levensrecht. Maandblad voor vriendschap en Vrijheid. De eerste editie verscheen in maart 1940. Na het derde nummer vielen de Duitsers Nederland binnen en ging het blad ter ziele.

Engelschman, die druk bezig was met de distributie en het aanleggen van een administratie van het blad, werd aan het begin van de Duitse bezetting herinnerd aan een waarschuwing van Jef Last uit 1939. Die liet hem toen weten dat hij zodoende bezig was met het verzamelen van adressen voor de straks binnenvallende Duitse troepen. Zij waren beiden goed geïnformeerd over wat de opstelling van de nazi’s was. Ook door hun contacten met zogeheten ‘gevoelsgenoten’ die Duitsland waren ontvlucht en door linkse publicaties wisten ze wat eraan zat te komen. Het NWHK werd opgeheven. Het archief en de administratie van Levensrecht werden vernietigd door het in een wasmachine te gooien. Ook de NMB verdween.

Engelschman kwam bij het verzet terecht. Hij hielp Joodse vrienden. Zelf zat Engelschman ook ondergedoken. Jef Last en Tom Rot, die eveneens in de illegaliteit zaten, kwamen vanaf 1943 een keer in de week met anderen bij hem thuis aan de Keizersgracht vergaderen. Ze hadden allemaal een links socialistische achtergrond en het was dan ook niet onlogisch dat ze elkaar bij de links socialistische verzetsgroep De Vonk rond het gelijknamige blad troffen. Het onderlinge contact van de betrokkenen bij Levensrecht ging tijdens de oorlog voor een deel verloren. Men moest zo goed mogelijk de oorlog door proberen te komen. Sommigen raakten dus betrokken bij De Vonk, anderen weer bij de sociaaldemocratische verzetskrant Het Parool.

De Vonk

Tijdens de oorlog was het voor Last vanzelfsprekend om zich ook gewapend te verzetten tegen de fascistische bezetter. Al in de zomer van 1940 beraadden Last, Tom Rot en de uit het NAS en RSAP voortkomende Eddy Wijnkoop en Dirk Schilp zich over de uitgave van een blad. Dit werd dus De Vonk, dat vanaf januari 1941 begon te verschijnen. De titel was geïnspireerd op een dichtregel van de Russische dichter Poesjkin: ‘Uit de vonk zal de vlam oplaaien’. Begonnen in Amsterdam werd al spoedig een landelijk distributienetwerk opgebouwd. Tom Rot was de kundige organisator. De vele socialistische en literaire connecties van Last kwamen goed van pas. Ook contacten uit de jonge homobeweging van voor de oorlog speelden een (bescheiden) rol bij de opbouw van de Vonkgroep. Denk daarbij aan Engelschman. Verscheidene NMB-activisten hielpen mee. Zij waren gewend om onder semi-illegale omstandigheden voorbehoedsmiddelen te verstrekken en ook de homoactivisten wisten wat clandestiniteit betekende.

Na het begin van de bezetting werd de strafmaat voor homoseksualiteit verhoogd van vier jaar naar tien jaar gevangenisstraf, uitsluitend van toepassing op mannen. De uitvoering hiervan werd in handen van de Nederlandse justitie en politie gelaten. Volgens Tom Rot haalde de Nederlandse politie auto’s vol homo’s uit de cafés. Diezelfde politie had hem in 1936 ook al eens opgepakt op aangeven van een anonieme tip. Waarschijnlijk werd tegen circa honderd personen een gevangenisstraf uitgesproken. Sommigen daarvan werden veroordeeld vanwege seksueel contact met Duitse soldaten. Ironisch genoeg nam de repressie tegen homoseksuelen niet toe, maar af. De politie had zijn handen vol aan onder andere economische delicten en het opsporen van mannen voor de Arbeitseinsatz en de deportatie van joodse burgers. Wie zich tegen het einde van de oorlog nog op straat vertoonde was veelal bezig met het zoeken naar voedsel, brandstof en kleding. Het leggen van (homo)seksuele contacten was onder die omstandigheden voor de meesten geen eerste levensbehoefte, zo bleek uit onderzoek op basis van interviews.

Homoseksuele gevoelens in het verzet

Volgens Tom Rot waren veel verzetsdeelnemers homoseksueel. We kunnen hierbij denken aan onder meer de schilder en schrijver Willem Arondéus die samen met de kleermaker Sjoerd Bakker betrokken was bij de aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister, de lesbische celliste en dirigente Frieda Belinfante die als man verkleed deel nam aan het verzet en het vriendinnenpaar Ru Paré en Do Versteegh dat Joodse kinderen het leven redde.

Een verklaring zou kunnen zijn dat deze verzetsstrijders vrijer waren om te handelen. Ze hadden vaak geen gezin of kwamen uit een gebroken familie waardoor ze wellicht meer risico’s durfden te nemen. Ook al probeerden mensen als Rot hun homoseksueel zijn geen rol te laten spelen in hun verzetsactiviteiten, de homoseksuele gevoelens waren uiteraard niet geheel uit te sluiten in een groep die nauw samenwerkte met gevaar voor eigen leven.

Tijdens de bezetting bezocht Rot geen bars of andere ontmoetingsplekken. Hijzelf zat vanwege zijn betrokkenheid bij De Vonk drie jaar in concentratiekampen, waarbij hij volgens diverse getuigenissen andere mensen er doorheen sleepte. Hij zorgde er voor dat hij niet als homoseksueel zou kunnen worden beschouwd. Hij kende wel voorbeelden van nabij die om die reden waren opgepakt. In het concentratiekamp Vught werden ook homoseksuelen opgesloten, gemengd met de anderen kwamen ze in de barakken terecht. In Vught was er een vrouw die geld en levensmiddelen inzamelde voor deze gevangenen.

Geen moffenhaat, maar internationalisme

De humanistisch-socialistische Vonk was radicaal links. De Tweede Wereldoorlog werd beschouwd als een interimperialistisch conflict vergelijkbaar met de Eerste Wereldoorlog. Het kapitalisme was de veroorzaker van alle oorlogen. Na de Duitse inval in de Sovjet-Unie besloot de Vonk over te gaan tot steun aan de Sovjet-Unie èn aan de geallieerde oorlogsvoering. In het binnenlandse verzet had men zich aanvankelijk verzet tegen ‘moffenhaat’ en het nationalisme, maar dit laatste was niet langer taboe. Men streefde spoedig naar bredere progressieve samenwerking.

In januari 1942 kreeg het blad als ondertitel Orgaan van de internationaal-socialistische beweging. Veel wetenschappers en kunstenaars zoals de bekende socialistische dichteres Jet Roland Holst werkten mee aan het blad. De Vonkgroep hield zich bezig met hulp aan onderduikers, met name Joden en vervalsingswerk van bijvoorbeeld persoonsbewijzen. Men verzette zich door middel van een ‘Open brief aan de Nederlandse kunstenaars’ tegen de gedwongen opname in de Duitse Kultuurkamer en de uitsluiting van Joden. Na de invoering van de Jodenster bracht de Vonkgroep op 1 mei 1942 honderdduizenden papieren sterren in omloop met het opschrift ‘Jood en niet-Jood één in strijd!’

Last was naast netwerker vooral een inspirator, maar geen groot organisator in het verzet. ‘Hij was onbetrouwbaar. liet hier en daar nog wel eens een papiertje slingeren’. Overigens zonder funeste gevolgen.

Vanaf maart 1942 vielen verschillende arrestaties in de gelederen van de groep rond De Vonk. Last ontsprong de dans, bleef actief en bezocht de redactievergaderingen. Bovendien haalde hij geld op bij bevriende kunstenaars, maar zat nu continu ondergedoken in het hele land. Af en toe werd hij bijna opgepakt door verraad of door eigen slordigheid. De Duitse fascistische bezetter zou hem met Tom Rot en Eddy Wijnkoop als de leiding van de Vonkgroep beschouwen en probeerde ze te arresteren.

Wijnkoop werd in maart 1942 opgepakt en kwam om in het Oostenrijkse concentratiekamp Mauthausen. Rot werd eind 1942 gearresteerd en via Vught naar Duitsland gedeporteerd. In Kamp Neuengamme zag Rot met eigen ogen de roze driehoek. Hij overleefde de kampen en de oorlog. Er vielen meer arrestaties in de groep en veel van hen moesten dat met de dood bekopen.

Jef Last bleef uit handen van de Duitsers. Ook zijn dochter Mieke Last was als koerierster actief. Onder invloed van vooral Last kenmerkte het gedachtegoed van het netwerk rond De Vonk zich door een ethisch gekleurd socialisme. In de laatste weken van de oorlog maakte Last als officier deel uit van de Binnenlandse Strijdkrachten in de omgeving van Ommen. Zijn Spanje-ervaringen bewezen hem hierbij goede diensten.

Meervoudige bevrijding

Al voor de oorlog leefden mannen en vrouwen vanwege hun homoseksualiteit in het verborgene. Dit zette zich voort tijdens en na de Duitse bezetting. Wel had de bezetting een radicalisering van hun opvattingen tot gevolg. Wie veel had meegemaakt, voelde zich vaak minder kwetsbaar. In brede kringen van de Nederlandse bevolking leefde het idee dat er afgerekend moest worden met het verleden en dat er een nieuwe tijd zou aanbreken met gelijke rechten en kansen voor iedereen. Zo werd als opvolgorganisatie van de NMB de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming opgericht. Ook de pioniers van de LHBTQIA+ beweging rekenden op nieuwe mogelijkheden.

Na de bevrijding was de maatschappelijke houding tegenover homoseksuelen geenszins veranderd. Engelschman/‘Bob Angelo’ en andere betrokkenen van het eerste uur vonden dat er nog steeds behoefte was aan een eigen blad. De vierde editie van Levensrecht verscheen in 1946. Er ontstond een idee om landelijk, met alle lezers samen te komen op zogenoemde lezerscontactavonden onder de naam ‘Amsterdamse Shakespeare Club’. De naam Shakespeare werd gekozen omdat de groep ‘de pretentie had literaire en historische zaken te combineren’. Daarnaast was er in de sonnetten van Shakespeare regelmatig een homo-erotische teneur te voelen.

De staat bleef Levensrecht en de Shakespeare Club op alle fronten tegenwerken. In 1948 veranderde de vereniging haar naam in Cultuur- en Ontspanningscentrum ‘Shakespeare Club’ en een jaar later in C.O.C. (Cultuur- en Ontmoetingscentrum).

Om hem te eren reikt het COC sinds 1991 regelmatig de Bob Angelo Penning uit aan personen en organisaties die zich bijzonder inzetten voor de LHBTQIA+-community.

In de eerste decennia van haar bestaan richt het COC zich op het organiseren van opvang en sociale activiteiten voor lesbische vrouwen, homoseksuele mannen en biseksuelen. De organisatie zette zich in voor afschaffing van het discriminerende artikel 248-bis, hetgeen pas in 1971 gebeurde. Twee jaar later volgde de officiële erkenning van het COC.

Jef Last en Tom Rot spraken na de oorlog regelmatig op zogeheten socialistische Vlamkampen. De Vlam was het blad en organisatie dat voortkwam uit De Vonk. De gezellige sfeer op deze kampen was vergelijkbaar met die van de revolutionaire jeugdbeweging uit het interbellum, maar nu was er binnen die beweging als gevolg van de pioniersarbeid van onder meer Last, Rot en Engelschman wat meer openheid over seksualiteit en over de LHBTQIA+ beweging. De strijd voor seksuele emancipatie werd daarmee een inherent deel van de socialistische strijd.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op socialisme.nu