‘De schuldenlast van de arbeidersklasse is direct verbonden met de groeiende armoedekloof en toenemende ongelijkheid, en met de afbraak van de welvaartsstaat waar de meeste regeringen sinds de jaren tachtig aan werken,’ zegt Eric Toussaint van CADTM (Comité voor de kwijtschelding van de schuld van de derde wereld) in dit interview.

C.J. Polychroniou: ‘In de afgelopen decennia is de ongelijkheid in veel landen over de hele wereld toegenomen, zowel in het mondiale Noorden als in het mondiale Zuiden, waardoor ontstaan is wat VN-chef António Guterres in zijn voorwoord van het World Social Report 2020 ‘een diep ongelijk mondiaal landschap’ noemde. Bovendien zijn de top 1 procent van de bevolking de grote winnaars in de geglobaliseerde kapitalistische economie van de 21e eeuw. Is ongelijkheid een onvermijdelijke ontwikkeling in het licht van de globalisering, of het resultaat van politiek en beleid op het niveau van de afzonderlijke landen?

Éric Toussaint: Toenemende ongelijkheid is niet onvermijdelijk. Toch is het duidelijk dat de explosie van de ongelijkheid samenvalt met de fase waarin het mondiale kapitalistische systeem in de jaren zeventig terechtkwam. De evolutie van de ongelijkheid in het kapitalistische systeem houdt rechtstreeks verband met de krachtsverhoudingen tussen de fundamentele sociale klassen, tussen kapitaal en arbeid. Wanneer ik de term ‘arbeid’ gebruik, bedoel ik zowel stedelijke loonarbeiders als landarbeiders en kleinschalige landbouwproducenten.

De evolutie van het kapitalisme kan in grote perioden worden onderverdeeld volgens de evolutie van de ongelijkheid en de sociale krachtsverhoudingen. De ongelijkheid nam toe tussen het begin van de industriële revolutie in de eerste helft van de 19e eeuw en het beleid van de regering van Franklin D. Roosevelt in de Verenigde Staten in de jaren dertig, en nam vervolgens af tot het begin van de jaren tachtig. In Europa liep de ontwikkeling naar minder ongelijkheid tien jaar achter op die in de Verenigde Staten. Pas aan het einde van de Tweede Wereldoorlog en na de definitieve nederlaag van het nazisme werden in West-Europa en in het door Moskou geleide Oost-Europa beleidsmaatregelen genomen om de ongelijkheid te verminderen. In de grote economieën van Latijns-Amerika is de ongelijkheid tussen de jaren dertig en de jaren zeventig verminderd, met name tijdens het presidentschap van Lázaro Cárdenas in Mexico en Juan D. Perón in Argentinië. In de periode van de jaren dertig tot de jaren zeventig was er sprake van massale sociale strijd. In veel kapitalistische landen moest het kapitaal concessies doen aan de arbeiders om het systeem te stabiliseren. In sommige gevallen leidde de radicale aard van de sociale strijd tot revoluties, zoals in China in 1949 en in Cuba in 1959.

De terugkeer naar een beleid dat de ongelijkheid sterk vergrootte, begon in de jaren zeventig in Latijns-Amerika en een deel van Azië. Vanaf 1973 zijn de dictatuur van generaal Augusto Pinochet (geadviseerd door de ‘Chicago Boys‘, de Chileense economen die aan de Universiteit van Chicago bij Milton Friedman laissez-faire economie hadden gestudeerd), de dictatuur van Ferdinand Marcos op de Filippijnen, en de dictaturen in Argentinië en Uruguay slechts enkele voorbeelden van landen waar het neoliberale beleid voor het eerst in praktijk werd gebracht.

Dit neoliberale beleid, dat een sterke toename van de ongelijkheid met zich meebracht, werd vanaf 1979 algemeen verbreid in Groot-Brittannië onder Margaret Thatcher, vanaf 1980 in de Verenigde Staten onder de regering Reagan, vanaf 1982 in Duitsland onder de regering Kohl, en in 1982-1983 in Frankrijk na de ommezwaai van François Mitterrand naar rechts.

In de landen van het voormalige Sovjetblok in Midden- en Oost-Europa nam de ongelijkheid sterk toe met de kapitalistische restauratie. In China leidde het door Deng Xiaoping gedicteerde beleid vanaf de tweede helft van de jaren tachtig eveneens tot een geleidelijk herstel van het kapitalisme en een toename van de ongelijkheid.

Het is ook duidelijk dat voor de ideologen van het kapitalistische systeem en voor veel internationale organisaties een toename van de ongelijkheid een noodzakelijke voorwaarde is voor economische groei.

Er zij op gewezen dat de Wereldbank een toename van de ongelijkheid niet als negatief beschouwt. Ze huldigt immers de theorie die in de jaren vijftig door de econoom Simon Kuznets werd ontwikkeld en volgens welke een land waarvan de economie een hoge vlucht neemt en vooruitgang boekt, noodzakelijkerwijs een fase van toenemende ongelijkheid moet doormaken. Volgens dit dogma zal de ongelijkheid beginnen af te nemen zodra het land een hogere ontwikkelingsdrempel heeft bereikt. De heersende klassen gebruiken dit als een soort luchtkasteel om de onderdrukten, aan wie ze een leven van lijden opleggen, te sussen.

De noodzaak van toenemende ongelijkheid is diep geworteld in de filosofie van de Wereldbank. Eugene Black, president van de Wereldbank in april 1961, zei: ‘Inkomensongelijkheden zijn het natuurlijke gevolg van de economische groei, die voor mensen de uitweg uit een bestaan van armoede is’. Empirische studies van de Wereldbank in de jaren zeventig, toen Hollis Chenery hoofdeconoom was, spreken de theorie van Kuznets echter tegen.

In Capital in the Twenty-First Century geeft Thomas Piketty een heel interessante analyse van de Kuznets-curve. Piketty schrijft dat Kuznets zelf aanvankelijk twijfelde aan het reële belang van de curve. Dat weerhield hem er niet van een economische theorie te ontwikkelen die steeds weer opduikt en, zoals alle economen die de orthodoxie goed dienen, de Nobelprijs voor de Economische Wetenschappen te ontvangen (1971). Sindsdien heeft de ongelijkheid een peil bereikt dat in de geschiedenis van de mensheid nooit eerder is vertoond. Dat is het resultaat van de dynamiek van het mondiale kapitalisme en de steun die het krijgt van internationale instellingen die belast zijn met ‘ontwikkeling’ en regeringen die de belangen van de 1 procent bevoordelen boven die van de enorme massa van de bevolking, zowel in de ontwikkelde landen als in de rest van de wereld.

In 2021 heeft de Wereldbank de Arabische lente van 2011 geëvalueerd door, tegen alle bewijs in, te beweren dat het niveau van ongelijkheid in de hele Arabische regio laag was, en dit baarde hen grote zorgen omdat het symptomatisch was voor fouten in het vermeende economische succes van de regio. Als trouwe volgelingen van Kuznets’ theorie stellen Vladimir Hlasny en Paolo Verme in een door de Wereldbank gepubliceerd paper dat ‘lage ongelijkheid geen indicator is van een gezonde economie’.

Gilbert Achcar vat het standpunt van Paolo Verme van de Wereldbank als volgt samen: ‘volgens de studie van de Wereldbank uit 2014 is het de afkeer van ongelijkheid, en niet de ongelijkheid op zich, die betreurd moet worden, aangezien ongelijkheid vanuit een Kuznetsiaans perspectief onvermijdelijk moet toenemen met de ontwikkeling.’

Tot slot heeft de corona pandemie de ongelijkheid in de verdeling van inkomen en rijkdom verder vergroot. Ook de ongelijkheid ten aanzien van ziekte en dood is dramatisch toegenomen.

Het neoliberale beleid heeft geleid tot een enorme schuldenlast voor de zogenaamde opkomende markten en ontwikkelingslanden, waarbij de schuldenlast een wereldwijde ontwikkelingsnoodsituatie dreigt te creëren. Wat is de meest realistische oplossing voor de schuldencrisis in ontwikkelingslanden?

De oplossing ligt voor de hand. Schuldbetalingen moeten worden opgeschort zonder dat er boetes worden betaald voor het uitstel. Naast de opschorting van de betalingen moet elk land met de actieve medewerking van de burgers schuldaudits uitvoeren om vast te stellen welke delen illegitiem, verfoeilijk, illegaal en/of onhoudbaar zijn en moeten worden kwijtgescholden. Na een crisis van de omvang van de huidige moeten we met een schone lei beginnen, zoals al vele malen eerder in de geschiedenis van de mensheid is gebeurd. David Graeber heeft ons hieraan herinnerd in zijn belangrijke boek, Debt: The First 5,000 Years.

Vanuit het standpunt van CADTM, een wereldwijd netwerk dat vooral actief is in het Zuiden, maar ook in het Noorden, heeft de noodzaak om betalingen op te schorten en schulden kwijt te schelden niet alleen betrekking op ontwikkelingslanden, of ze nu opkomend zijn of niet. Het gaat ook om perifere landen in het Noorden zoals Griekenland en semi-kolonies zoals Puerto Rico.

Het wordt tijd dat men zich durft uit te spreken over de kwijtschelding van de onrechtmatige schulden van de arbeidersklasse. Particuliere banken en andere particuliere instellingen hebben veel energie gestoken in het ontwikkelen van een leenbeleid voor gewone mensen die hun toevlucht nemen tot leningen omdat hun inkomens ontoereikend zijn om hoger onderwijs of gezondheidszorg te betalen. In de VS is de studieschuld opgelopen tot meer dan 1,4 biljoen euro, met een betalingsachterstand van 139 miljard euro aan studieleningen, terwijl een groot deel van de hypotheken aan onrechtvaardige voorwaarden onderworpen zijn (zoals de subprime-crisis vanaf 2007 duidelijk heeft aangetoond). De voorwaarden van bepaalde consumentenschulden zijn ook onrechtmatig, net als de meeste schulden in verband met microkrediet in het Zuiden.

De schuldenlast van de werkende klasse houdt rechtstreeks verband met de groeiende armoedekloof en de toenemende ongelijkheid, en met de afbraak van de verzorgingsstaat waar de meeste regeringen sinds de jaren tachtig aan werken. Dit is overal ter wereld het geval: of het nu in Chili, Colombia, het Arabisch-sprekende gebied, Japan, Europa of de Verenigde Staten is. Naarmate het neoliberale beleid de beschermingssystemen ontmantelt, zijn de mensen op hun beurt verplicht om zich als individu in de schulden te steken ter compensatie van het feit dat de staten niet langer voldoen aan de verplichting die op hen rust om de mensenrechten te beschermen, te bevorderen en uit te voeren. Cinzia Arruzza, Tithi Bhattacharya en Nancy Fraser benadrukken dit in hun boek, Feminisme voor de 99%: een manifest.

Wat zijn de alternatieven voor een duurzaam ontwikkelingsmodel?

Zoals in het manifest staat: ‘Maak een einde aan het systeem van particuliere octrooien!‘:

De gezondheidscrisis is nog lang niet opgelost. Het kapitalistische systeem en het neoliberale beleid hebben in alle stadia aan het roer gestaan. Aan de basis van dit virus ligt de ongebreidelde transformatie van de relatie tussen de menselijke soort en de natuur. De ecologische crisis en de gezondheidscrisis zijn nauw met elkaar verweven.

Regeringen en het grootkapitaal zullen niet worden afgeschrikt en afzien van hun offensief tegen de bevolking tenzij een grote en vastberaden beweging hen dwingt concessies te doen.

Tot de nieuwe aanvallen die moeten worden weerstaan behoren de versnelde automatisering/robotisering van het werk; de veralgemenisering van thuiswerken, waarbij werknemers geïsoleerd zijn, nog minder controle over hun tijd hebben en zelf veel meer kosten moeten dragen die verband houden met hun werk dan wanneer ze fysiek op kantoor werken; een ontwikkeling van afstandsonderwijs die de culturele en sociale ongelijkheid verdiept; de versterking van de controle over het privéleven en over privé-gegevens; de versterking van de repressie, enzovoort.

De kwestie van de overheidsschuld blijft een centraal element in de sociale en politieke strijd. De staatsschuld blijft in omvang exploderen omdat regeringen massaal lenen om de rijken niet te hoeven belasten om de maatregelen tegen de covid-19 pandemie te betalen en het zal niet lang meer duren voordat ze hun bezuinigingsoffensief hervatten. De onwettige particuliere schuld zal een steeds grotere dagelijkse last worden voor werkende mensen. Daarom moet de strijd voor de afschaffing van onwettige schuld een nieuw elan krijgen.

De strijd die in juni 2020 op verschillende continenten ontstond, met name de massale antiracistische strijd rond de Black Lives Matter-beweging, laat zien dat de jeugd en de arbeidersklasse de status quo niet accepteren. In 2021 hebben enorme volksmobilisaties in Colombia en meer recentelijk in Brazilië nieuwe bewijzen geleverd van massaal verzet onder Latijns-Amerikaanse volkeren.

We moeten zoveel mogelijk bijdragen aan de opkomst van een nieuwe en krachtige sociale en politieke beweging die in staat is de sociale strijd te bundelen en een programma uit te werken dat zich losmaakt van het kapitalisme en antikapitalistische, antiracistische, ecologische, feministische en socialistische visies bevordert. Het is van fundamenteel belang te werken aan de socialisatie van de banken met onteigening van de grote aandeelhouders; een moratorium op de terugbetaling van de staatsschuld terwijl een audit met deelname van de burgers wordt uitgevoerd om het onwettige deel ervan te weigeren; het opleggen van een hoog belastingtarief op de grootste vermogens en inkomens; de kwijtschelding van onrechtvaardige persoonlijke schulden (studieschuld, onrechtmatige hypothecaire leningen); de sluiting van de beurzen, die plaatsen van speculatie zijn; een radicale verkorting van de arbeidstijd (zonder verlies van loon) om een groot aantal maatschappelijk nuttige banen te scheppen; een radicale verhoging van de overheidsuitgaven, met name in de gezondheidszorg en het onderwijs; de socialisering van de farmaceutische bedrijven en van de energiesector; de terugkeer van een zo groot mogelijk deel van de productie en de ontwikkeling van korte aanvoerketens, naast vele andere essentiële eisen.

Enkele jaren geleden betoogde u dat het socialistische project verraden is en in de 21ste eeuw opnieuw moet worden uitgevonden. Hoe moet het socialisme er in de wereld van vandaag uitzien, en hoe kan het worden verwezenlijkt?

In de huidige tijd moet het socialistische project feministisch, ecologisch, antikapitalistisch, antiracistisch, internationalistisch en zelfbesturend zijn. In 2021 herdenken we de 150ste verjaardag van de Parijse Commune, toen mensen een vorm van democratisch zelfbestuur in het leven riepen. Het was een combinatie van zelforganisatie en vormen van machtsdelegatie die op elk moment ter discussie konden worden gesteld, aangezien alle mandaten op aandringen van het volk konden worden herroepen. Het moet duidelijk worden gesteld dat de emancipatie van de onderdrukten door de onderdrukten zelf tot stand zal worden gebracht, of helemaal niet zal gebeuren. Het socialisme zal alleen bereikt worden als de volkeren van de wereld zich bewust ten doel stellen het op te bouwen, en als ze zichzelf de middelen verschaffen om autoritaire of dictatoriale verloedering en bureaucratisering van de nieuwe maatschappij te voorkomen.

Wat Rosa Luxemburg in 1918 zei is vandaag de dag nog net zo geldig als toen: ‘Zonder een vrije en onbelemmerde pers, zonder het onbeperkte recht van vereniging en vergadering, is de heerschappij van de brede massa’s van het volk volkomen ondenkbaar.’

Ze voegde eraan toe:

Vrijheid alleen voor de aanhangers van de regering, alleen voor de leden van één partij – hoe talrijk die ook mogen zijn – is in het geheel geen vrijheid. Vrijheid is altijd en uitsluitend vrijheid voor degene die anders denkt. Niet vanwege een fanatieke opvatting van ‘rechtvaardigheid’, maar omdat alles wat leerzaam, heilzaam en louterend is in de politieke vrijheid van deze essentiële eigenschap afhangt en haar doeltreffendheid verdwijnt wanneer ‘vrijheid’ een bijzonder voorrecht wordt.

Geconfronteerd met de multidimensionale crisis van het kapitalisme, dat door de milieucrisis naar de afgrond snelt, is het geen goede optie meer het kapitalisme te wijzigen. Het zou slechts een minder kwaad zijn dat niet de radicale oplossingen zou brengen die de situatie vereist.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk  op Truthout. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.