Denk internationaal, historisch en dialectisch

Het uit de race voor het presidentschap stappen van Bernie Sanders leidt binnen links in de VS tot heftige debatten. Moeten linkse activisten oproepen om ‘met de neus dicht’ op Biden te stemmen, om in ieder geval Trump van een tweede termijn af te houden, of zich juist verre te houden van de verkiezingen en zich te concentreren op de sociale strijd? Peter Drucker, actief bij onze Nederlandse vrienden van Grenzeloos, heeft wortels in New York en nauwe banden met de Amerikaanse linkerzijde. Hij geeft zijn visie, waarbij hij nadrukkelijk ook wijst op ervaringen in Europa.

Ik ben het eens met de meeste hoofdpunten in het belangrijke artikel, Facing Reality: The Socialist Left, the Sanders Campaign and Our Future van Charlie Post en Ashley Smith op de site van New Politics. In het kielzog van de terugtrekking van Sanders uit de race, ben ik het ermee eens dat links (inclusief de Democratic Socialists of America) tijdens de pandemie ‘het grootste deel van haar energie moet steken in de wederopbouw van het massaverzet en slechts moet deelnemen aan de verkiezingscampagne als dat een bijdrage levert aan het organiseren van onze macht van onderop – iets wat onmogelijk is binnen de Democratische Partij’.

Post en Smith halen het belangrijke werk van Kim Moody aan en onderstrepen dat ‘de Democratische Partij een instelling is om geld op te halen, die wordt geleid door een oncontroleerbare laag van functionarissen die schenkingen van kapitalisten binnenhalen.’ Zoals ze in dit kader en in deze tijd zeggen, is ‘het niveau van de klassestrijd en de sociale strijd, ondanks de golf van stakingen van leraren, zeer laag gebleven. Het verkiezingsprogramma van Sanders leek, … hoewel populair, onbereikbaar voor de overgrote meerderheid van de werkende mensen.’

Ik ben echter bang dat de diagnose van de problemen van links in het artikel sterker is dan het alternatief dat ze naar voren brengen. Ja natuurlijk moeten we ons richten op ‘het organiseren en ondersteunen van stakingen en protesten die in het hele land zijn uitgebroken,’ en vooral ‘de eisen en acties van immigranten zonder papieren, mensen van kleur en mensen in het globale Zuiden bevorderen’.

Ik zou hier vrouwen die zich organiseren rond sociale reproductieproblemen aan toe willen voegen – zij hebben de afgelopen vier jaar een centrale rol gespeeld in het verzet tegen Trump – evenals transgenders en in het bijzonder onderdrukte queers, die geweld en armoede ervaren. Black Lives Matter heeft dat geweld en die armoede inzichtelijk verbonden met mensen van kleur die hiermee geconfronteerd worden.

Maar sociale strijd kan niet op zichzelf staan en de opwinding die de politieke campagne van Sanders genereerde niet vervangen. Zeggen dat we moeten debatteren over ‘hoe we de komende jaren een nieuwe socialistische partij kunnen opbouwen’ is te vaag. Het biedt geen enkele houvast over wat er in november moet gebeuren, omdat het beangstigende vooruitzicht van een tweede termijn voor Trump opdoemt, of meer in het algemeen over welke politieke actie er moet worden ondernomen. Niet veel linkse mensen hoeven ervan overtuigd te worden dat Biden niet inspirerend is; maar je kunt het mindere kwaad van dit jaar niet effectief bestrijden met een of andere vage visie op een beter politiek alternatief in de onbepaalde toekomst.

Ik zou zeggen dat radicaal links een geloofwaardiger alternatief voor het mindere kwaad kan bieden door drie dimensies toe te voegen. Ten eerste moet links in de VS over de grenzen van het eigen land heen kijken, naar landen waar links de afgelopen twee decennia goed werk heeft verricht bij de opbouw van partijen links van de sociaaldemocratie. Ten tweede moet ze kritisch kijken naar de politieke erfenis van vroegere Amerikaanse radicale oplevingen, met name in de jaren dertig/ veertig en zestig/zeventig. Ten derde moet ze putten uit de rijke discussies onder marxisten in de afgelopen halve eeuw over de complexe dialectiek tussen sociale strijd en politiek.

Het is duidelijk dat het Amerikaanse politieke systeem de socialistische linkerzijde voor extreme uitdagingen stelt. Bovenop de barrière voor linkse partijen van het ‘de winnaar krijgt alles’-systeem (dat ook in bijvoorbeeld Groot-Brittannië en Canada bestaat), onderscheiden de VS zich triest genoeg doordat ze in de afgelopen eeuw geen enkele zelfs maar nominaal socialistische partij als geloofwaardige deelnemer aan de verkiezingen hebben gehad.

Maar de volledige overgave van de Amerikaanse Democratische Partij aan het neoliberalisme en de bezuinigingen van de afgelopen 40 jaar zijn niet uniek. Niet alleen de Britse Labourpartij onder Tony Blair, maar vrijwel elke sociaaldemocratische massapartij ter wereld heeft een vergelijkbare droevige reputatie – inclusief de verantwoordelijkheid voor massale, catastrofale bezuinigingen op de gezondheidszorg in de aanloop naar de Covid-19-pandemie.

En de radicale politieke reactie van Sanders op de neoliberale uitverkoop van de Democraten is ook niet uniek. Verschillende nieuwe linkse partijen in verschillende landen hebben de ruimte die door de rechtse stormloop van de sociaaldemocratie werd geopend, bezet. Over het algemeen hebben deze partijen antikapitalistische programma’s die veel duidelijker en radicaler zijn dan de wensdroom van Sanders van Denemarken als ‘socialistisch’ voorbeeld. Voor mij is het succes van de Braziliaanse Partido Socialismo e Liberdade (PSOL) [Partij voor Socialisme en Vrijheid], het Linkse Blok in Portugal en de Rood-Groene Alliantie van Denemarken bij het uitgroeien tot grote politieke spelers bijzonder opmerkelijk geweest.

Naast meer democratische kiesstelsels kunnen deze nieuwe partijen profiteren van de historische erfenis van strijd die in hun land in het verleden is gevoerd, van het verzet en de Portugese Revolutie tot de strijd tegen de Braziliaanse dictatuur. De VS hebben een andere strijgeschiedenis.

Maar we moeten de continuïteit van deze partijen met de vroegere geschiedenis van de arbeidersbewegingen in hun land niet overdrijven. In Portugal bijvoorbeeld heeft de SP ondanks haar verraad en de CP ondanks haar sektarisme het grootste deel van haar volksbasis behouden.

In veel andere landen, waar traditioneel links door de uitverkoop massaal zijn steun heeft verloren, hebben verbitterde arbeiders zich meer naar uiterst rechts gewend dan naar nieuw links. (Dit is het geval in Rotterdam, de stad waar ik woon.) De nieuw-linkse partijen hebben veel van hun basis in nieuwere generaties die voorheen politiek ongeorganiseerd waren. Iets dergelijks zou ook kunnen gebeuren in de VS.

De politiek heeft zijn eigen dynamiek

Ik zou een paar belangrijke lessen willen trekken uit de ervaring van deze partijen. Ten eerste zijn met name het Linkse Blok en de Rood-Groene Alliantie in de loop der jaren gestaag gegroeid tot ongeveer 10% van het electoraat, zonder dat ze voortkomen uit stabiele, militante, massale sociale bewegingen. Een periode van relatieve sociale rust hoeft dus geen periode van politieke onmacht te zijn voor antikapitalistische linkse partijen.

Ten tweede waren de kwesties die de breuk van deze partijen naar links veroorzaakten divers en onvoorspelbaar. Naast het verzet tegen de bezuinigingen heeft het Portugese Linkse Blok zich bijvoorbeeld mede opgebouwd door campagnes voor abortusrechten, immigrantenrechten en decriminalisering van drugs – niet bepaald de traditionele focus van de arbeidersbewegingen. In de VS komt de impuls voor nieuwe politieke initiatieven misschien voort uit activisme dat meer direct zichtbare politieke implicaties heeft – bijvoorbeeld rond klimaatverandering – hoe belangrijk en inspirerend de stakingen bij Amazon en Target ook zijn.

Ten derde hebben deze drie partijen, zoals Post en Smith waarschijnlijk zouden verwachten, allemaal de druk van institutionalisering gevoeld en het moeilijk gehad om hun zwaartepunt buiten de verkiezingsarena te houden; maar tot nu toe hebben ze niet het spel van het minst kwade management van het kapitalisme gespeeld en hebben ze zich niet aangesloten bij de kapitalistische regeringen.

Zowel in Portugal als in Denemarken hebben ze perioden gehad waarin regeringen geleid door sociaaldemocraten afhankelijk waren van hun parlementaire steun, waardoor ze concessies konden afdwingen. Dit heeft geleid tot een aantal lastige tactische keuzes en compromissen (die ik niet noodzakelijkerwijs altijd zou verdedigen) en een aantal felle interne debatten. Het heeft hun landen niet dichter bij een breuk met het kapitalisme of zelfs met het neoliberalisme gebracht; maar het heeft tot nu toe ook niet tot grootschalige ontgoocheling onder hun kiezers geleid, laat staan dat het hun partijen tot begraafplaatsen van sociale bewegingen heeft gemaakt zoals de Amerikaanse Democratische Partij.

De bewegingen in hun landen zijn onafhankelijk en kritisch gebleven, maar hebben tegelijkertijd geprofiteerd van de overwinningen die deze partijen hebben helpen behalen door gebruik te maken van de druk van de bewegingen. Ik zou zeggen dat dit meer heeft gedaan voor de bewegingen dan alleen maar de politiek de rug toekeren – en dat links in de VS van deze voorbeelden zou kunnen leren.

Periodes zonder grote sociale oplevingen hoeven dus geen periodes van politieke machteloosheid te zijn voor tegenstanders van het kapitalisme. Zijn perioden met grote sociale oplevingen noodzakelijkerwijs goed voor de antikapitalistische politiek? Helaas niet. In de VS leidden stedelijke algemene stakingen in 1934 en de grote door de vakbeweging CIO georganiseerde stakingsgolf in 1946 tot enkele veelbelovende onafhankelijke initiatieven, maar uiteindelijk was de arbeidersbeweging sterker dan daarvoor gebonden aan de Democratische Partij.

De grote gevechten tegen de Jim Crow rassenscheidingswetten en de Vietnamoorlog leidden in de jaren zestig en zeventig opnieuw tot enkele veelbelovende initiatieven zoals de Vredes- en Vrijheidspartij, maar niet tot een massale breuk met de twee kapitalistische partijen. Met name politieke factoren – zoals de strategieën van het Volksfront en het Nationaal Front van de Communistische Partij in de jaren dertig en veertig, en het sektarisme van maoïstische groeperingen en de snelle verschuivingen naar rechts in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw – leidde tot dit trieste resultaat.

Het opbouwen van sociale bewegingen is dus niet genoeg; ook politieke argumenten en organisatie zijn van vitaal belang. De politiek zal bij de volgende opleving ongetwijfeld gekenmerkt worden door een bijkomende halve eeuw van bureaucratisering en reformistische reflexen, bovenop de meer dan veertig jaar van atomisering van de arbeidersbeweging door het neoliberalisme. In deze omstandigheden zullen de complexe organisatorische en tactische debatten van de afgelopen decennia moeten worden behandeld en er zal van moeten worden geleerd, tot in detail en in de diepte – samen met enkele nieuwe debatten.

Gelukkig kunnen socialisten putten uit een rijke erfenis van het denken over politiek in de Marxistische traditie, die teruggaat tot de tijd van Marx en Engels, die door de massale en de niet-zo-massale Internationales werd voortgezet (vooral het werk van Antonio Gramci is de moeite waard), en die van de periode van rijke theoretische ontwikkeling in de jaren zestig tot tachtig van de vorige eeuw.

In het verleden heeft Charlie Post bijvoorbeeld geschreven over dingen die geleerd moeten worden uit de geschriften van de Grieks-Franse marxist Nicos Poulantzas over de staat. Poulantzas liet enerzijds zien dat de arbeidersklasse en haar bondgenoten geen eigen macht kunnen uitoefenen binnen de kapitalistische staat, maar anderzijds dat sociale strijd conflicten binnen de staat kan aanwakkeren die in het voordeel van de arbeidersklasse uitpakken. Zoals hij schreef in State, Power, Socialism, baadt de staat ‘in strijd die haar voortdurend kopje onder doet gaan’.

Binnen de staat proberen vaak ‘verschillende fracties van het machtsblok [de steun van de volksmassa’s] in te roepen tegen de andere fracties,’ en deze conflicten in de heersende klasse ‘komen tot uitdrukking in verdeeldheid en tegenstrijdigheden’ binnen de staat. Het is een vergissing om te stellen dat uitgebuitenen en onderdrukten door deze conflicten echte eigen macht kunnen winnen; maar het is evenzeer een vergissing om de voordelen te verwaarlozen die uitgebuitenen en onderdrukten erdoor kunnen krijgen. Nieuwe linkse partijen hebben dit soms in de praktijk laten zien.

Verspil je stem niet!

Dergelijke inzichten kunnen nuttig zijn voor de praktijk van de antikapitalistische politiek in de VS. Socialisten zouden meer moeten praten over hoe een onafhankelijke politiek kan worden gepland en beoefend.

Kim Moody heeft erop gewezen dat de meeste grootste steden in de VS virtuele eenpartijstaten van de Democratische Partij zijn, waar de Republikeinen nauwelijks serieuze kanshebbers zijn en de Democraten het belangrijkste instrument van het lokale kapitalistische bewind zijn. In San Francisco hebben de Groenen de Republikeinen soms vervangen als de belangrijkste oppositiepartij van de stad. Waarom voert radicaal links dan niet meer opstandige campagnes in deze steden, vooral als er grote stakingen of andere strijd zijn om op te bouwen? Dit zou een echte bijdrage zijn, aan de opbouw van de toekomstige socialistische partij die Post en Smith bepleiten.

En hoe zit het met de nationale verkiezingen in november? De linkse partijen zijn begrijpelijkerwijs bezig met het tegenhouden van Trump. Maar op Biden kun je niet bouwen in de strijd tegen racistisch uiterst rechts.

Vooral in de veertig staten waar ofwel Trump geen kans maakt (Californië, New York, Massachusetts) of Biden geen kans maakt, is een stem van links voor Biden – tot aan zijn knieën in de shit van de Irak-oorlog, de vernietiging van de bijstand, de groei van de massale opsluiting, het machtsspel van Big Pharma en meer – een meer verspilde stem dan ooit. Zeker als er een duidelijk alternatief is – de vermoedelijke kandidaat voor de Groenen, Howie Hawkins – die zelf al lang een vaste waarde is binnen socialistisch links.

Gezien het pleidooi binnen links voor een kritische stem voor Biden, kunnen onafhankelijke socialisten in de verleiding komen om dit debat te sussen. Ik denk dat dat een vergissing zou zijn. Natuurlijk moeten we het debat niet zo ver doordrijven dat we onze bondgenoten in de bewegingen van ons vervreemden. Maar we moeten er ook niet van uit gaan dat wat mensen in die paar minuten in de afgeslotenheid van een stemhokje doen onschadelijk is.

In deze tijden van polarisatie houden mensen en vooral activisten hun stemintentie meestal niet geheim. Hun verklaringen dat ze natuurlijk voor Biden zullen stemmen om Trump tegen te houden, helpen de brede sociale omgeving in de greep van de Democratische Partij te houden. Nog ernstiger, het succes van de organisaties van de beweging in het leveren van stemmen aan Biden, zal de basis zijn voor jaren van tegenprestaties van de Democraten: wat kruimels voor mijn basis, wat banen voor mijn personeel, in ruil voor blijvende politieke trouw.

Voor al hun onvolkomenheden – met name hun oppervlakkige worteling in de sociale bewegingen – bieden de Groenen, die zich in 2016 expliciet anti-kapitalistisch hebben verklaard, de duidelijkst mogelijke afkeuring van dit soort minste kwaad. Een stem voor hen is een kleine maar betekenisvolle stap in de richting van de toekomstige nieuwe socialistische partij. Laten we die stap dus zetten en verdedigen.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op NewPolitics. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.