De arbeiders verdedigen Oekraïne. De Oekraïense staat verdedigt de rechten van de arbeiders niet

In de schaduw van de oorlog dringt de Oekraïense regering aan op arbeidshervormingen die al meer dan twee decennia waren gepland, maar – om uiteenlopende redenen – nooit zijn doorgevoerd. En dat zijn niet de hervormingen waar de vakbonden voor vochten. Misschien zou de term ‘contrahervormingen’ meer op zijn plaats zijn: was de Oekraïense arbeidsmarkt lang voor de oorlog al geen arbeidersvriendelijke ruimte, dan wordt hij nu nog meer gedestabiliseerd, gedereguleerd en nog meer toegesneden op de wensen van de werkgevers.

In maart stemde het parlement in en ondertekende Volodymyr Zelensky wet 2136 – de wet op de arbeidsverhoudingen in oorlogsomstandigheden. Officieel is de wet een tijdelijke maatregel die bedoeld is om bedrijven te helpen die zwaar getroffen zijn door het conflict en niet op dezelfde schaal kunnen blijven werken. De hulp van de staat bestaat echter niet uit subsidies, leningen of gunstige belastingtarieven. De Oekraïense staat lijkt te suggereren dat hij geen middelen heeft voor een van deze maatregelen. In plaats daarvan geeft hij de ondernemers de vrije hand om werknemers uit te buiten.

“Wetsvoorstel 2136 geeft de werkgever het recht om ‘de arbeidsovereenkomst op te schorten’. Dat betekent dat de werknemer niet wordt ontslagen, maar ook niet betaald. Bovendien geeft het wetsvoorstel de werkgevers de kans om niet te betalen voor werk dat al gedaan is. Het is voldoende als ze zeggen dat ze door oorlogsomstandigheden niet in staat waren op tijd te betalen. Er is geen enkele instantie die hen tot betaling kan dwingen”, verklaart Vitaliy Dudin, deskundige op het gebied van arbeidsrecht en een van de leiders van de linkse organisatie Sotsialnyi Rukh  (Sociale Beweging). “En dat is nog niet alles: de werkgever heeft nu ook het recht om af te zien van elke collectieve arbeidsovereenkomst die op de werkplek bestond. Een rechtvaardiging is niet nodig.”

Voor Dudin ligt de conclusie voor de hand: in een kritieke situatie geeft de Oekraïense staat voorrang aan de belangen van het bedrijfsleven en niet aan die van de werknemers.

De arbeiders mogen dan de meerderheid van de samenleving vormen – zoals in elke samenleving – maar ze zijn niet noemenswaardig vertegenwoordigd in het politieke leven. De naam van Volodymyr Zelensky’s partij, Dienaar van het Volk, klinkt als een bittere ironie. Het is niet de eerste keer dat de ‘dienaren’ een extreem neoliberaal beleid voorstaan, meer deregulering eisen en geen aandacht besteden aan de catastrofale situatie van de werkende mensen.

Vóór de Russische invasie migreerden miljoenen Oekraïense arbeiders naar EU-landen (en niet alleen daar naartoe), goed wetende dat zelfs in de armste EU-landen – Bulgarije en Roemenië – een gemiddelde arbeider aanzienlijk beter verdiende dan in Oekraïne. Het buurland Polen was een favoriete keuze. Geografisch dichtbij en uitstekend verbonden met Oekraïne door wegen en spoorwegen, met een taal die vrij gemakkelijk te leren is voor Oekraïens- en Russischtaligen, had het land in 2019 al een gemeenschap van 2 à 3 miljoen Oekraïense arbeiders. Terwijl sommigen van hen een paar maanden in Polen werkten en dan weer teruggingen om bij hun familie in Oekraïne te wonen, waren anderen vastbesloten om permanent te blijven. Ook al heeft Polen zijn eigen ernstige problemen met de rechten van werknemers, toch is er nauwelijks een vergelijking met Oekraïne.

“Poolse en Europese activisten vechten voor betere arbeidsomstandigheden, terwijl wij moeite hebben om de meest elementaire garanties te krijgen,” vertelt Vitaliy Dudin. “Lage lonen verstikken onze economie. Bovendien werkt zo’n 20-30 procent van de Oekraïense werknemers ‘onofficieel’.”

Zelfs werken in een staatsbedrijf, in een cruciale economische sector, garandeert geen stabiel salaris dat een fatsoenlijk bestaan mogelijk maakt. Zoals Dudin opmerkt, zijn de mijnwerkers een van de beroepsgroepen die regelmatig met betalingsachterstanden te maken krijgen. Het is hun werk, hard en onveilig, dat de Oekraïense energiesector in stand houdt. Toch was er vóór de oorlog een moment waarop de staat hun meer dan 4 miljard Oekraïense hryvnia, of bijna 127 miljoen euro, aan onbetaalde salarissen schuldig was.

De mijnwerkers organiseren regelmatig spontane protestacties, waaronder de meest wanhopige – ondergrondse protesten. Een grote ondergrondse protestactie vond in 2020 plaats in Kryvy Rih, het centrum van de ijzerwinning en van internationaal belang. Een groep arbeiders van KZRK, een voormalige staatsfabriek bestaande uit vier ijzermijnen met bijbehorende fabrieken, bracht meer dan een maand door in de mijnen en eiste loonsverhoging. Vóór de actie was hun loon minder dan 1.000 euro. Hun collega’s en gezinnen, die tegelijkertijd in de stad protesteerden, hadden een spandoek bij zich met de tekst ‘Waardigheid begint bij 1.000 euro’. Een duidelijke hint naar de Euromaydan-protesten, die Revolutie van Waardigheid in Oekraïne worden genoemd, maar de vraag is: kunnen we echt van nationale waardigheid spreken als mensen zo onderbetaald worden voor hun harde werk?

Voor de Oekraïense wetgevers bestaat er blijkbaar geen tegenstelling.

Nadat ze wet 2136 hadden ingevoerd, gingen ze aan de slag met wetsvoorstel 5371. En terwijl wet 2136 door veel werknemers als een harde, maar onmisbare maatregel werd beschouwd, heeft wetsvoorstel 5371 niets te maken met de voortdurende oorlog.

De wet is twee jaar geleden opgesteld door het Bureau voor Eenvoudige Beslissingen en Resultaten, een ngo die is opgericht door Mikheil Saakashvili, met medewerking van USAID en een werkgeversvereniging, om de Oekraïense regering te adviseren over wetgeving. De kerngedachte van het wetsontwerp is het invoeren van maximale flexibiliteit en deregulering voor kleine en middelgrote ondernemingen (tot 250 personeelsleden). Volgens het project zouden de arbeids- en betalingsvoorwaarden van elke werknemer worden bepaald door zijn/haar individuele arbeidsovereenkomst. Een contract dat de werkgever op een eenvoudige manier zal kunnen beëindigen.

“De werkgevers kunnen alles in deze contracten vastleggen, aldus Vitaliy Dudin. Ze kunnen bijvoorbeeld het recht veiligstellen om een werknemer op te roepen om op een vrije dag te werken. Ze kunnen ook gronden voor ontslag op staande voet opnemen en ik wil me niet voorstellen waar dat zal eindigen. Een onvriendelijke blik? Een overtreding van de dress-code? Waarom niet, met wetsvoorstel 5371 is alles mogelijk.”

De deskundige op het gebied van arbeidsrecht verwacht dat grote bedrijven kunstmatig zullen worden opgesplitst in kleinere eenheden van 250 mensen, zodat zelfs de grootste en sterkste werkgevers maximale flexibiliteit kunnen hanteren. Hij twijfelt er niet aan dat het Oekraïense bedrijfsleven elke kans aangrijpt om zijn positie te versterken.

“Met deze wetten wordt het evenwicht tussen werkgevers en werknemers vernietigd”, zo vat hij samen, eraan toevoegend dat er vóór de oorlog ook al geen evenwicht was. Niet alleen vanwege de logica zelf van de kapitalistische arbeid/kapitaal-verhoudingen, waarbij de werkende mens altijd de zwakkere partij is. Ook vanwege het feit dat er in Oekraïne geen staatsinstelling is die zich in het bijzonder bezighoudt met de verdediging van de rechten van werknemers. De arbeidsmarktvraagstukken vallen onder het ministerie van Economische Zaken, terwijl datzelfde ministerie geacht wordt op te komen voor de groei van het ondernemerschap en de rechten van werkgevers. “Het is een flagrant belangenconflict, en het wordt opgelost met meer aandacht voor de eisen van het bedrijfsleven”, aldus Dudin.

Sotsialnyi Rukh heeft een zwarte lijst opgesteld van Oekraïense werkgevers die al gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheden van wetsvoorstel 2136: arbeidscontracten opgeschort, mensen ontslagen of afgezien van een deel van de collectieve arbeidsovereenkomst. Onder hen vinden we ArcelorMittal Kryvyy Rih, een ijzer- en staalgigant. De activisten stellen de zwarte lijst samen aan de hand van informatie die in de media is verschenen en/of van informatie die van de werknemers zelf afkomstig is. En ze zijn er vrij zeker van dat de lijst onvolledig is.

Wat de vakbonden nu niet kunnen doen, zijn straatprotesten of stakingen – ook dat was opgenomen in wetsvoorstel 2136. Om wetsvoorstel 5371 tegen te houden, publiceren ze oproepen aan de Oekraïense wetgevers, erop wijzend dat deze wetgeving de Europese ambities van de staat in feite zou kunnen belemmeren. Europa is immers, zelfs na zijn eigen contrahervormingen in verschillende staten die door het neoliberale gedachtegoed zijn getroffen, nog niet eens in de buurt van deregulering zoals door Oekraïense politici wordt bepleit. Wetsvoorstel 5371 is in strijd met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, om nog maar te zwijgen van de conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie.

Zal dit soort argumentatie de Oekraïense arbeiders behoeden voor verdere afbraak? We zullen er spoedig achter komen, aangezien de parlementaire meerderheid erop aandringt wetsvoorstel 5371 zo spoedig mogelijk in stemming te brengen.

Vitaliy Dudin twijfelt er niet aan als ik vraag voor wat voor arbeidswetten ze in plaats daarvan hadden moeten stemmen: “de werknemers moeten het recht krijgen om te stoppen met werken als het bedrijf hun hun rechtmatige loon verschuldigd is. Ook moet er bescherming komen tegen discriminatie en pesterijen, en een betere bescherming van vakbondsactivisten. Bovendien staat de Oekraïense wet de vakbonden toe een rol te spelen in het bedrijfsmanagement. We zijn dat vergeten en we moeten ervoor vechten dat deze bepaling in de praktijk wordt gebracht. Ik ben in principe niet tegen overheidssteun aan bedrijven. En ja, er zijn inderdaad bedrijven die vernietigd zijn en niet verder kunnen zonder de hulp van de staat. Maar ik zou willen dat die steun niet neerkomt op een afbraak van rechten van werknemers en dat de steun naar bedrijven gaat die een goed voorbeeld geven op het gebied van arbeidsnormen.”

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Cross-border Talks. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.