In 2020 kon de bijeenkomst van het centrale politieke orgaan van de Vierde Internationale, het Internationaal Comité, vanwege de uitbraak van de coronapandemie niet plaats vinden. In februari van dit jaar werd er online wel een vijfdaagse vergadering gehouden waaraan mensen uit 39 landen, die 49 verschillende organisaties vertegenwoordigden, deelnamen. Er werden een aantal teksten bediscussieerd en aangenomen, die we reeds gepubliceerd hebben of nog zullen publiceren. Een daarvan is deze resolutie over de wereldsituatie.

I. Inleiding

In het afgelopen jaar is de economische, sociale en algemene politieke situatie zeer sterk door de covid-19 pandemie bepaald. Wereldwijd heeft de ziekte al 128 miljoen mensen besmet, met 1,8 miljoen doden in 2020 en meer dan 2,7 miljoen doden tussen het begin van de ziekte en eind maart 2021, wat resulteert in een jaarlijks sterftecijfer dat hoger ligt dan dat veroorzaakt in de laatste 15 jaar door eerdere besmettelijke ziekten zoals hiv (1,7 miljoen in 2004) of hepatitis B en C (1,3 miljoen in 2015) en tuberculose (1,4 miljoen in 2019).

Covid-19 heeft wereldwijd een razend effect gehad op de gezondheid en een verlammend effect door de motoren van de wereldeconomie te treffen en alle schakels in de achterliggende productieketens te blokkeren. De pandemie verergert de multidimensionale crisis van het kapitalistische systeem en heeft een moment van verstrengeling geopend van langetermijn-fenomenen, die zich relatief autonoom ontwikkelden en nu op explosieve wijze samenkomen: de ecologische crisis, de crisis van het schuldenstelsel, de legitimiteitscrisis van een groot deel van de bestuurlijke instellingen, zowel in het Noorden als in het Zuiden van de planeet, op internationaal en nationaal niveau, en de geopolitieke strijd om de hegemonie tussen het VS-imperialisme en China. Dit zijn processen die op elkaar inwerken, waardoor de wereldorde die in de jaren negentig is ontstaan met het einde van het Oost-Europese blok, de implosie van de USSR en het kapitalistische herstel zowel in dat deel van de wereld als in China, wordt gewijzigd. Dit is ongetwijfeld een moment van een splitsing op de weg van de geschiedenis en een grote uitdaging voor alle politieke actoren.

II. De grote uitdaging voor het milieu

Ondanks alle internationale conferenties en overeenkomsten van de laatste decennia blijven de processen van verwoesting van de voorwaarden die het leven op de planeet aarde mogelijk maken, de versnelde vermindering van de biologische diversiteit, de ontbossing, lucht-, water- en bodemverontreiniging, overbevissing en transgene monoculturen, in een versneld tempo voortgaan. Er is nog maar heel weinig tijd om niet alleen catastrofale maar ook onomkeerbare transformaties te voorkomen.

Drastische veranderingen in productie- en consumptiepatronen blijven uit en de diepgaande ongelijkheden in de toegang tot de gemeenschappelijke goederen van de planeet zijn verscherpt. De kapitalistische wedloop naar maximale winsten op korte termijn blijft prevaleren boven de belangen van het leven.

Hoewel de emissies in 2020 lager waren dan in 2019, zijn ze nog steeds veel hoger dan de opslagplaatsen van koolstof (op land en in zee) kunnen absorberen. Geschat wordt dat ongeveer 45% van de emissies in de atmosfeer terechtkomt. De grens van het akkoord van Parijs (1,5 °C temperatuurstijging) wordt  nog steeds bedreigd en zou zonder een grondige verandering van de wereldeconomie en het metabolisme van de menselijke samenleving en de planeet begin 2030 kunnen worden bereikt.

III. Kapitalisme in transitie: platform- en  surveillance kapitalisme

Naast het bovenstaande zijn er de technologische transformaties van onze tijd, die nog diepgaandere veranderingen opleggen aan de organisatie van productieketens en in arbeidsverhoudingen – die steeds digitaler en precairder worden. Het is een beeld dat we een transitie kunnen noemen (versneld door de pandemie) naar wat wel een platform- en/of surveillance kapitalisme wordt genoemd.

In wezen worden deze transformaties gestuurd, georiënteerd en gecontroleerd door de grote bedrijven en de politieke machten van de wereld, buiten de democratische controle van de bevolking en buiten het publieke debat.

Er zijn drie technologische gebieden die vandaag de dag de grootste bedreiging voor de mensheid vormen: (1) militaire technologie – dit zijn zaken als een nieuwe generatie tactische kernwapens, waardoor het gebruik ervan waarschijnlijker wordt en drones die zijn uitgerust met de autonome capaciteit om te beslissen wanneer en wie te doden; (2) genetische manipulatie die, door de manipulatie en toe-eigening van leven en de privatisering van zaden, deel uitmaakt van een wereldwijde culturele oorlog tegen het boerenleven en menselijk voedsel. Dit is een oorlog gericht op het beheersen van de productie en commercialisering van voedsel over de hele planeet. (3) de technologieën van het surveillance kapitalisme, waarmee Orwells dystopie van 1984 kinderspel lijkt. Het gebruik van deze bewakingssystemen is met de pandemie in een stroomversnelling geraakt.

Digitale bewaking, waarbij gebruik wordt gemaakt van mobiele telefoongegevens, geo-lokalisatie en het volgen van bewegingen, gezichtsidentificatie gekoppeld aan thermische scanners, bewaking van buurten met behulp van drones en de wildgroei van particuliere beveiligingsbedrijven, zijn al sinds 11 september 2001 alomtegenwoordig. Het opsporen van het virus wordt als voorwendsel gebruikt om bewakingssystemen die de democratische rechten ter discussie stellen te veralgemenen en te ‘normaliseren’.

IV. Hegemoniale overgang en het conflict tussen de VS en China

Wij leven in een steeds meer gemilitariseerde wereld. Nu de Verenigde Staten steeds meer concurrentie ondervinden voor hun volledige wereldhegemonie, vooral op economisch gebied en China erkennen als een opkomende supermacht die hun suprematie bedreigt, nemen ze een steeds agressievere houding aan tegenover China en Rusland.

Er worden stappen in die richting gezet met steeds gespannener betrekkingen die worden gekenmerkt door intense technologische concurrentie, een agressieve handelsoorlog en een zeer ingrijpende heroriëntatie van zowel de militaire doctrine van het Pentagon, de oorlog tegen het terrorisme van de regeringen Bush en Obama, als de prioriteiten van de militaire budgetten. Deze geopolitieke aanpassingen kunnen nauwelijks vreedzaam verlopen. De dreiging van een nucleair conflict duikt opnieuw op aan de horizon.

Tegelijkertijd verankeren Xi Jinping in China en Poetin in Rusland hun macht steeds steviger, zowel in een poging om elke interne oppositie uit te roeien, als om hun heerschappij over bepaalde gebieden te consolideren (Krim, Hongkong, Oeigoerse Xinjiang), als om te proberen hun militaire invloedssfeer uit te breiden (Syrië in het geval van Poetin; De Chinese Zee en de  Hoorn van Afrika, in het geval van Xi Jinping).

De sterke positie van China op internationaal vlak is door de pandemie sinds 2020 nog versterkt. Het is het land dat het grootste deel van zijn productiesysteem weer op gang heeft gebracht en zijn exportprestaties sterk heeft verbeterd. Door de uitvoer van goederen, maar ook door materiële en medische hulp, en recentelijk door de levering van vaccins, maakt China  een sprong vooruit in zijn invloed in Azië, Latijns-Amerika en in het bijzonder in Afrika. In Azië probeert China een evenwicht te vinden tussen de ‘Indo-Pacific-strategie’ van Trump en zijn militaire manoeuvres door het RCEP (Regional Comprehensive Economic Partnership) tussen China en veertien Aziatische landen te lanceren en de Chinese marine uit te bouwen.

De kwetsbaarheid en de tegenstrijdigheden van de EU zijn op ruwe wijze aan het licht gekomen door de covid-19 pandemie, die haar zwaar heeft getroffen (begin februari werd de grens van 500.000 doden overschreden): de omvang van de crisis, met name in de zuidelijke periferie, heeft veel van de bepalingen in de Verdragen (betreffende het beleid van de ECB of vormen van solidariteit) gebroken, terwijl conflicten tussen de lidstaten over de kwestie van bevoegdheden (fiscaal, gezondheid, enzovoort) die in de ‘communautaire sfeer’ of die van de nationale regeringen en intergouvernementeel vallen, naar voren zijn gekomen. In het eerste jaar van de covid-19 pandemie is dus gebleken dat de EU niet in staat is haar economische en financiële middelen aan te wenden om een gemeenschappelijk beleid te voeren ter bescherming van de bevolking tegen de pandemie. De schuldopkoop van 1,85 miljard euro door de ECB in het kader van het noodaankoopprogramma voor pandemieën (PPEP) en de 750 miljard euro van de EU in het kader van het tijdelijke herstelinstrument ‘EU van de volgende generatie’ (en een verhoging van de EU-begroting met 14 miljard euro per jaar) zullen uitsluitend worden gebruikt om banken en grote ondernemingen te steunen in een situatie waarin het herstel van de export zwak zal zijn en de consumptie grotendeels beperkt zal worden door de verarming van de werkende klassen. Bovendien zullen de steun en de leningen van de ‘EU van de volgende generatie’ afhankelijk worden gemaakt van nationale plannen die in overeenstemming zijn met de Europese neoliberale eisen. Een nieuwe fase in de legitimiteitscrisis van de EU breekt aan, omdat de pandemie de vraag doet rijzen ‘wie zal de crisis betalen?’ en de inefficiëntie en onrechtvaardigheid van de huidige verdragen aan het licht brengt tegenover de dringende behoefte aan een egalitaire, op solidariteit gebaseerde unie van volkeren van Europa en van de rest van de wereld, die door dezelfde plagen worden getroffen.

V. De inter-kapitalistische tegenstellingen rond een project voor de wereld

Het neoliberale project was een kosmopolitische utopie, een fantasie maar met een belofte voor de toekomst die voortbouwde op de mythe van de uitdaging van het statisme en het bureaucratisme om haar sociale vernietiging te verbergen. Kapitalistische sectoren, zoals de financiële bourgeoisie en Silicon Valley, waren en zijn de herauten van de trilogie van de liberale moderniteit: produceren, consumeren en verrijken.

Deze neoliberale utopie verhulde de asociale en antidemocratische transformaties van de wereldwijde vermarkting, die na de jaren negentig werd geradicaliseerd en geglobaliseerd en waarbij de logica van concurrentie, privatisering en ondernemerschap werd uitgebreid naar alle sferen van de samenleving. De neoliberale utopie trachtte te verhullen dat het gebruik van nieuwe technologieën in het kader van het geglobaliseerde kapitalisme de neiging heeft een groot deel van de bestaande arbeidsmarkt te vernietigen en miljarden slachtoffers maakt. Het feit dat deze negatieve sociale gevolgen decennialang werden geminimaliseerd, is juist de uitdrukking van het hegemoniale vermogen van dit globaliseringsproject.

We hebben gezien dat het neoliberale offensief een verscheidenheid aan uiteenlopende politieke initiatieven heeft geïnspireerd: Reagan en Thatcher, maar ook Clinton, Fernando Henrique Cardoso en Tony Blair, vervolgens Bush en Lula, en nu Pedro Sánchez in Spanje, Angela Merkel in Duitsland, Joe Biden in de VS en zelfs Xi Jinping in China. Juist omdat het deze wereldwijde horizon heeft, was het neoliberalisme in staat – met nog meer kracht dan het antidemocratische liberalisme van de negentiende eeuw – om het vroegere links uiteen te laten vallen. De sociaaldemocratie werd, na haar verraad aan het internationalisme aan het begin van de Eerste Wereldoorlog, een instrument van kapitalistische en imperialistische overheersing; later bestendigden bureaucratische en stalinistische dictatoriale regimes, met kapitalistische restauratie, wrede vormen van dwang en uitbuiting en meer recentelijk bleven de ‘progressieve’ Latijns-Amerikaanse regimes aan het begin van de 21e eeuw binnen het kapitalistische kader door een ontwikkelingsmodel te verdiepen dat werd aangedreven door export, exploitatie van natuurlijke hulpbronnen en een beleid van lage lonen om concurrerend te blijven, ook al voerden ze een beleid van ondersteuning [van armen] dat in de eerste jaren de armoede verminderde.

Omdat ze niet suïcidaal zijn, flirten verschillende globalistische sectoren al vier decennia (ook ongelijkmatig) met het discours van duurzame ontwikkeling of groen kapitalisme, zonder echter de last te willen dragen van een effectieve ecologische overgang – die, zoals we weten, een gigantisch gebruik van kapitaal zou vereisen en enorme conflicten zou veroorzaken. Gezien de zwakte van linkse alternatieven, die vandaag de dag feministisch, antiracistisch en eco-socialistisch moeten zijn om effectief en dynamisch te kunnen zijn, is de kritiek op het globalisme deels gekapitaliseerd door conservatieve nationalistische (of traditionalistische), meestal xenofobe, racistische en supremacistische, neofascistische of post-fascistische politieke projecten. Ze proberen de frustraties en opstanden van de bevolking tegen de sociale verloedering af te leiden naar zondebokken, terwijl de ‘globalisten’ beweren ‘modernisten’ te zijn en steun zoeken bij feministische, LHBTIQ en antiracistische stromingen.

Maar zodra linkse persoonlijkheden of politieke krachten radicale oplossingen aandragen voor de multidimensionale kapitalistische crisis en concrete oplossingen voorstellen in termen van sociale rechtvaardigheid en de bevordering van publieke middelen, zien we dat deze oplossingen op een zeer brede weerklank kunnen rekenen bij de arbeidersklasse en de onderdrukte sectoren, of het nu gaat om Bernie Sanders en Ocasio-Cortez en ‘ the squad’ in de Verenigde Staten in 2019 en begin 2020, of om Jeremy Corbyn en het Labour Manifesto in 2017-2018 in Groot-Brittannië, Syriza tussen 2010 en begin 2015 in Griekenland, Podemos in Spanje net na zijn oprichting in 2014 … Het probleem komt dan voort uit hun gebrek aan consistentie en/of hun verschuiving naar de aanpassing aan het systeem.

‘Globalistische’ alternatieven onthullen steeds meer hun antidemocratische karakter in combinatie met hun radicale sociale aanvallen. Tegelijkertijd is de enige ‘universalistische’ dimensie van de extreem-rechtse alternatieven hun xenofobe, vooral islamofobe, planetaire as. Haatpolitiek in de 21e eeuw neemt niet langer alleen de vorm aan van het verdedigen van een of andere vorm van bedreigde gemeenschap, maar is ook een uiting van angst die gekoppeld wordt aan uitingen van sociaal-darwinisme en een machtswellust die vorm geeft aan een opstand tegen elk universalistisch project. De huidige conservatieve nationalismen, in hun grote verscheidenheid van vormen, zijn opstanden tegen de globalisering, opstanden tegen de moderniteit. Het in toenemende mate anti-milieu en vrouwenhaat karakter dat ze krijgen wordt door globalistische stromingen uitgebuit om zichzelf te presenteren als vertegenwoordigers van de strijd van de beschaving tegen de barbarij, terwijl ze zelf centrale actoren zijn in de vernietiging van sociale en milieubeschermende maatregelen. Het is daarom aan de (echte) anti-systemische antikapitalistische alternatieven om, in hun strijd tegen de pandemie en haar verweven crises, een alternatief te bieden van zorg, rechten en leven tegenover deze verschillende vormen van barbarij.

VI. De nederlaag van Trump: een grote tegenslag voor extreemrechts

De uitslag van de verkiezingen in de VS, nog steeds het hegemoniale imperialisme in het Westen, waarbij de verstoringen van het Amerikaanse kiesstelsel en de 70 miljoen stemmen van Trump zwaar wegen, heeft over de hele wereld een zware tegenslag betekend voor het conservatieve, traditionalistische en fascistische project van extreemrechts. Dit doet echter niets af aan de algemene tendens van de ontwikkeling van dit extreemrechts.

Ondanks de door de pandemie veroorzaakte moeilijkheden lijken de verkiezingen van november in de VS de hoogste opkomst sinds 2008 te hebben gehaald. Deze hoge opkomst, die het gevolg is van de polarisatie die tot uiting komt in de antiracistische opstand en de democratische strijdlust van honderdduizenden, heeft het voor Trump moeilijk gemaakt om de uitslag te blijven aanvechten en heeft de weg vrijgemaakt voor de inhuldiging van Biden. De nederlaag van Trump verstoort het momentum van het autoritarisme dat zich over de hele wereld verspreidt, zoals in Polen, Hongarije, Turkije, India, de Filipijnen, Nicaragua, Egypte, Brazilië, Myanmar …

Trump en het Trumpisme (evenals Bolsonaro, Modi, Duterte et cetera) maken deel uit van een grotere trend waarin nieuwe vormen van autoritarisme en anti-wetenschap, anti-Verlichting en middeleeuwse duizendjarige samenzweringstheorieën zich in veel landen verspreiden. Ze geven uiting aan het wantrouwen van brede lagen van de bevolking tegenover de gevestigde instellingen en worden aangemoedigd en gemanipuleerd door de krachten van extreemrechts. Als er geen massamobilisaties en overwinningen onder impuls van progressieve krachten komen, zouden deze ideeën zich kunnen blijven verspreiden. Het is onze taak om te proberen deze stromingen te isoleren, ze te bestrijden en ze met alle middelen aan de kaak te stellen, omdat ze de weg openen naar het meest extreme autoritarisme.

Het is duidelijk dat de regering-Biden, net als de regering-Obama (2009-2017), zal proberen de internationale betrekkingen te normaliseren, vooral met Europa, en de vooruitgang van China zal tegengaan met een beleid om de achteruitgang van de VS te beperken. Bovendien zal extreem-rechts, dat bij deze verkiezingen sterk gemobiliseerd is in de Republikeinse Partij, heel machtig blijven, terwijl de sociale bewegingen hun actie zullen moeten versterken.

VII. Economische, sociale en politieke gevolgen van de pandemie

VII.1. Zware terugval van alle activiteiten

De pandemie en de maatregelen die zijn genomen om haar het hoofd te bieden, hebben een diepe depressie teweeggebracht in een economie die nog niet hersteld was van de crisis van 2008, in combinatie met een steeds duidelijker hegemonie van de grote informatieconcerns – de Big Techs. Op een schijnbaar tegenstrijdige manier brengt de enorme economische terugval een financiële zeepbel voort, vooral in de VS, de EU en Japan. Winsten op de beurzen en andere financiële markten kunnen echter niet verhullen dat we de langste neerwaartse golf van het mondiale kapitalisme meemaken. Zo brengt de pandemie ernstige verstoringen van de waardeketens met zich mee, waardoor de winstgevendheid van het kapitaal is gedaald – behalve in sectoren die rechtstreeks van de pandemie profiteren, waaronder de grote communicatie-, e-commerce- en farmaceutische bedrijven.

De daling van de economische activiteit heeft geleid tot een algemene daling van het bbp met ongeveer 4,3% in 2020, het slechtste cijfer sinds de Grote Depressie en vijf keer erger dan de crisis van 2008-2009. De huidige crisis heeft ook het specifieke kenmerk dat ze over de hele wereld synchroon loopt, wat nog wordt versterkt door de internationale verwevenheid van waardenketens. Het is niet langer mogelijk dat een of andere regio of land volledig losraakt van de trend van de centrale economieën. En dit element heeft in 2020 bijgedragen tot een veralgemeende daling van de productie en de prijzen van grondstoffen, ook al blijven er kwantitatieve verschillen bestaan tussen continenten en landen.

Alleen China heeft zijn groei gehandhaafd (2,3%), zij het in veel geringere mate dan in de afgelopen twee decennia. Daarentegen is de economie van de VS met 3,5% gekrompen, die van Japan met 4,8%, die van de eurozone met 6,8%, die van het VK met 7,8%, die van India met 8%, die van Mexico met 8,5%, die van Brazilië met 4,1%, die van Rusland met 3,1% en die van de ‘lage-inkomenslanden’ met 1,2%.

Hoewel in 2021 enig herstel wordt verwacht, zal de groei in de Verenigde Staten en Europa de komende jaren gering zijn, hetgeen tot grotere ongelijkheid en armoede zal leiden. Dat is met name het geval omdat de kapitalisten en de regeringen door de verlaging van de winstmarges de druk op de werkgelegenheid en de lonen zullen opvoeren en een bezuinigingsbeleid zullen voeren.

VII.2. Grotere ongelijkheid en armoede

De gezondheidscrisis en de economische crisis zullen volgens de Wereldbank leiden tot extreme armoede (dat wil zeggen een inkomen van minder dan 1,9 dollar per dag) voor nog eens 150 miljoen mensen in 2021 (die zich zullen voegen bij de 2,8 miljard mensen (36% van de wereldbevolking die al in armoede leven). Van de 2 miljard werknemers in de informele sector is 80% zwaar getroffen door de pandemie.

Terwijl de rijkste landen vaccins hamsteren voor hun bevolking – en weigeren de regels ter bescherming van de intellectuele eigendom van de farmaceutische bedrijven voor deze vaccins, die met massale overheidsfinanciering zijn ontwikkeld, te versoepelen – zullen veel landen in het Zuiden volgens schattingen van de People’s Vaccine Alliance pas in 2022 op grote schaal toegang hebben tot vaccins.

De pandemie legt dan ook met veel geweld de nadruk op de ongelijke toegang tot gezondheidsdiensten, geneesmiddelen, water, voedsel en adequate huisvesting. De bevolkingsgroepen die het meest door het virus en de gedeeltelijke of volledige lockdowns zijn getroffen, zijn degenen die in de meest precaire omstandigheden leven (in gebieden waar de toegang tot de volksgezondheid schaars is of niet bestaat) en degenen die vaak de dragers zijn van gecombineerde levensbedreigende factoren, slechte gezondheid en ondervoeding. Het zijn vaak dezelfde bevolkingsgroepen die al te lijden hebben gehad onder het verlies van banen en middelen.

In de meeste landen is het geweld van de covid-19 pandemie het resultaat van jaren van verminderde middelen voor stelsels van gezondheidszorg en sociale bescherming. De pandemie heeft over het algemeen het geweld van de kapitalistische samenleving – discriminatie, geweld tegen vrouwen, racistisch geweld, onzekere levensomstandigheden, de verloedering en het gebrek aan vervoer en huisvesting, alsmede voedselonzekerheid – verergerd.

VII. 3. Toenemende overheidsschuld en beleid van de centrale banken

De belangrijkste centrale banken (Fed, ECB, Bank of England, Bank of Japan en Bank of China) hebben op dezelfde manier gereageerd. Ze hebben duizenden miljarden dollars en euro’s in de economie geïnjecteerd om de prijs van financiële activa (openbare of particuliere aandelen en obligaties) op peil te houden en faillissementen en enorme verliezen voor de rijkste 1% te voorkomen, in een mate die nooit eerder in de geschiedenis van het kapitalisme is vertoond en die veel verder gaat dan wat ze na 2008 hebben gedaan.

Alle regeringen hebben de doelstellingen voor het terugdringen van het begrotingstekort tijdelijk laten varen. Tot dusver zijn er echter geen maatregelen genomen om de hoogste inkomens en vermogens te belasten, er is geen uitzonderlijke belasting toegepast op bedrijven die van de crisis hebben geprofiteerd (Big Pharma, Amazon, Google …).

De enorme toename van de staatsschuld zal de komende jaren worden gebruikt om de voortzetting van neoliberale hervormingen van de socialezekerheidsstelsels, de arbeidswetgeving, privatiseringen en aanvallen op de openbare diensten te rechtvaardigen. Het is van essentieel belang dat het gebruik van de overheidsschuld in het voordeel van het grootkapitaal wordt aangevochten en dat de kwijtschelding van onwettige overheidsschulden wordt geëist, te beginnen met de opschorting van betalingen.

VII.4. Voorwendsel voor autoritair staatsoptreden

In veel landen zijn in 2020 autoritaire maatregelen ingevoerd – noodtoestanden, uitgaansverboden, reisbeperkingen, om nog maar te zwijgen van de grote ‘vooruitgang’ in de controle van de bevolking dankzij nieuwe technologieën. Tientallen regeringen hebben gebruik gemaakt van een maximaal aantal noodmaatregelen, genomen in naam van de gezondheidsrisico’s. De pandemie was voor de meest reactionaire onder hen met name een gelegenheid om hun greep op alle institutionele mechanismen te verstevigen door regeringen en presidenten uitzonderlijke bevoegdheden te verlenen, waardoor ze de bevoegdheden van de wetgevende en rechterlijke macht nog verder konden uithollen en vooral de burgerlijke vrijheden nog verder konden inperken.

Deze maatregelen vielen samen met de instandhouding van tal van autoritaire regeringen, onder meer in Brazilië, India, de Filippijnen, Polen, Turkije, Egypte en Israël – met alle verschillen in de mate van vooruitgang van de invloed van extreem-rechts op de regimes in de verschillende staten.

Op de Filippijnen heeft de strijd tegen covid de druk van politie en leger opgevoerd, met het bevel van Duterte om ’te schieten om te doden’ op wie de lockdown niet respecteert, een aanval op de persvrijheid en dreigende herinvoering van de staat van beleg. Veel landen hebben van de context van de pandemie gebruik gemaakt om een wetgevingsarsenaal te versterken dat democratische rechten en individuele vrijheden beperkt. Net als Duterte heeft Viktor Orban de pandemie gebruikt om een wet aan te nemen die hem volledige bevoegdheden geeft en de persvrijheid aan te vallen. In Myanmar organiseerde het Birmese leger op 1 februari 2021 een staatsgreep om zijn macht te versterken, een ‘preventieve staatsgreep’ in het licht van een uit de hand gelopen politieke situatie. Geconfronteerd met het buitengewone volksverzet heeft het leger systematisch vuurwapens gebruikt en in twee maanden tijd meer dan 500 demonstranten gedood.

In Polen heeft de regering de directe controle over de belangrijkste nieuwszender overgenomen. Poetin wijzigde de grondwet zodat hij tot 2036 president kan blijven. Over de hele wereld, in tientallen landen, hebben noodwetten tegen de pers gediend als houvast om kritiek op het beheer van de pandemie aan banden te leggen, waarbij honderden journalisten zijn vervolgd of gevangengezet. Veel zogenaamd democratische regeringen hebben hetzelfde veiligheidsbeleid gevolgd en nieuwe ondemocratische bepalingen toegevoegd aan de bepalingen die werden aangenomen in naam van de strijd tegen het terrorisme of de drugshandel.

VIII. Pandemieën en klimaatverandering: op weg naar nieuwe sociale rampen

Covid-19 is een zoönose, net als andere eerdere virussen. Het valt te verwachten dat dezelfde oorzaken die de overbrenging van dit virus op de mens hebben veroorzaakt, in de komende jaren identieke gevolgen zullen hebben. Bovendien zullen de gevolgen van klimaatverandering zich de komende jaren vermenigvuldigen, met catastrofale gevolgen voor veel bevolkingsgroepen.

Tussen 1980 en 2000 werd in Latijns-Amerika, Afrika en Azië 100 miljoen hectare bos vernietigd. Wetlands, die al sinds het begin van de 20e eeuw sterk achteruitgaan, zijn tussen 1970 en 2015 met 35% geslonken, terwijl meer dan een miljard mensen voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn van deze wetlands. Door deze veranderingen migreren wilde diersoorten met ziekteverwekkers die voorheen geïsoleerd waren van de mens en komen ze in contact met de plattelandsbevolking, wat leidt tot de ontwikkeling van zoönosen.

Afgezien van de schade die ontbossing aanricht, verandert klimaatverandering onze natuurlijke omgeving door watertekort en extreme weersomstandigheden en verstoort ze ecosystemen. Ze zal dus het ontstaan van nieuwe epidemieën bevorderen, in samenhang met de toegenomen stromen van menselijke en commerciële verplaatsingen en veranderingen in het landgebruik. Muggen die ziekteverwekkers overbrengen, verplaatsen zich naar gebieden die vroeger een gematigd klimaat hadden. Dat geldt ook voor teken die de ziekte van Lyme overbrengen. Permafrost kan tegen 2100 met 70% verdwenen zijn. Naast de massale uitstoot van methaan kunnen door dit smelten virussen en bacteriën opnieuw opduiken uit eerder bedekt plantaardig en dierlijk materiaal.

De globalisering vermenigvuldigt de risico’s van ecologische rampen en zoönosen en hun snelle verspreiding op wereldschaal, en het is bewezen dat het beleid van zware bezuinigingen op sociale budgetten de leef- en woonomstandigheden van de arbeidersklasse, de epidemische risico’s voor deze klassen en alle sociaal kwetsbare sectoren, zoals boeren/boerinnen, immigranten, geracialiseerde bevolkingsgroepen, inheemse volkeren, zullen verergeren.

Dit alles versterkt de noodzaak om sociale bewegingen en mobilisaties van verzet en verdediging van de levensomstandigheden van de arbeidersklasse en de onderdrukten te versterken en op te bouwen en de strijd tegen sociale onrechtvaardigheid en discriminatie aan te gaan, omdat de volksklassen eens te meer de eerste slachtoffers van deze nieuwe pandemieën zullen zijn.

IX. Het verzet stopte niet

Het jaar 2019 zag massale opstanden in verschillende delen van de wereld, met name in Afrika (Soedan, Algerije en Libië tegen dictatoriale regimes), in het Midden-Oosten (zoals Libanon, Irak en Iran), in Midden- en Zuid-Amerika (Puerto Rico, Honduras, Costa Rica, Panama, Haïti, Ecuador, Chili, Colombia en Bolivia), maar ook in Aziatische landen zoals Indonesië en Kazachstan en zelfs in het kleine Malta in Europa. Volgens de alternatieve website Mediapart waren er dat jaar opstanden in 32 landen. Over het algemeen ging het om uitbarstingen om economische en democratische redenen.

Als we daar de protesten van vrouwenbewegingen in Latijns-Amerika en Europa en de wereldwijde mobilisatie van jongeren rond de klimaatveranderingen aan toevoegen, evenals het democratisch verzet in Hongkong en de sociale strijd in Frankrijk, hebben we waarschijnlijk een van de periodes met de grootste en massaalste protesten sinds 1968. De mobilisaties wezen al op de opkomst van een progressief tegenwicht tegen het wereldscenario van na 2016, toen de rechtse projecten zich begonnen te vermenigvuldigen en uit te breiden als gevolg van de Brexit- en Trump-overwinningen. In 2019 begonnen sterke anti-neoliberale bewegingen op te komen en democratische en antiautoritaire strijd te combineren, waardoor soms tirannieke regimes in toom werden gehouden.

De pandemie legde aan deze golf van verzet een relatieve pauze op. Maar tegelijkertijd bracht de pandemie de rampzalige gevolgen van de kapitalistische globalisering aan het licht: de ontbossing, de rampzalige staat van het sociale beleid en de impasses van regeringen die de kapitalistische winst boven het welzijn van het volk verkozen. De pandemie legde ook de nadruk op de bestaansonzekerheid van een groot deel van de wereldbevolking, die te lijden heeft onder sociale ongelijkheid en discriminatie, vooral vrouwen en geracialiseerde arbeiders.

De strijd die tijdens de pandemie ontstond had dus, naast specifieke kwesties als veilige arbeidsomstandigheden, politiegeweld, meer middelen voor gezondheidszorg of het recht op abortus, ook democratische, antiracistische eisen, verwerping van corrupte regimes en verwerping van de beperking van sociale rechten als gemeenschappelijke noemer – in het verlengde van de golf die eerder was begonnen. In deze nieuwe fase moeten we de nadruk leggen op de volgende zaken:

– De strijd op de werkplek van essentiële werknemers, met name in de gezondheidszorg en het onderwijs, uit protest tegen hun onveilige arbeidsomstandigheden, heeft zich ontwikkeld vanaf de eerste [corona]golf in maart/april 2020. Ook de onzekerheid van bepaalde sectoren (in handel en distributie) leidde tot stakingen, zoals in de distributiecentra van Amazon.com en in veel levensmiddelenfabrieken in de Verenigde Staten.

– Ondanks de pandemie waren er op 8 maart 2020 massale acties van vrouwen rond thema’s die de afgelopen jaren al aan de orde waren gesteld, waaronder geweld door mannen (vrouwenmoorden, mishandeling en intimidatie van allerlei aard), wat nog eens extra werd benadrukt door de ervaringen met de lockdowns. Feministische groepen kwamen in actie ter ondersteuning van de sterk vervrouwelijkte sectoren van werknemers in essentiële beroepen en in de strijd en solidariteit met de bewegingen tegen racisme en tegen politiegeweld, waarin ook vrouwen een prominente rol speelden. De beweging in Polen tegen de beperkingen van het recht op abortus groeide uit tot een uitdaging aan het politieke systeem dat gebaseerd is op het compromis tussen de regeringspartijen en de katholieke kerk en voor een democratisch regime. Aan het eind van het jaar kwam de beweging in Argentinië opnieuw in actie ter ondersteuning van parlementaire maatregelen om abortus te legaliseren. In Namibië waren er in oktober straatprotesten tegen gender-gerelateerd geweld en vrouwenmoord.

– Terwijl de beperkingen die tijdens de ‘eerste golf’ waren ingesteld, werden opgeheven, vond de explosie van de Black Lives Matter-beweging in de VS weerklank in protesten tegen racisme en politiegeweld over de hele wereld. De beweging voor de rechten van migranten tegen politiegeweld en vervolgens tegen de nieuwe repressieve wetten sloeg aan in Frankrijk.

– In het derde kwartaal ontstond in Thailand een brede democratische beweging die de monarchie aanvocht. In Wit-Rusland ontstond een massabeweging die de ondemocratische herverkiezing van de autoritaire president Loekasjenko aanvocht.

– Verschillende golven van protest hebben India overspoeld: tegen het neoliberale en racistische beleid van de regering Modi, vooral rond de wijzigingswet op het staatsburgerschap, een algemene staking op 26 november en een enorme mobilisatie van boeren die het noorden van India en Delhi, de nationale hoofdstad, door elkaar schudden. De beweging is maandenlang doorgegaan en heeft in februari 2021 een gedeeltelijke overwinning behaald.

– In Griekenland slaagde links erin op 7 oktober 2020 een enorme antifascistische demonstratie te organiseren, die resulteerde in de veroordeling van de neonazipartij ‘Gouden Dageraad’ als een criminele organisatie. In februari-maart 2021 vonden grote, verenigde mobilisaties tegen repressie plaats met een sterke deelname van jongeren.

– In Mauritius vond een volksoploop plaats tegen de vervuiling en ter bescherming van de biodiversiteit na het zinken van een olietanker voor de kust.

– Ondanks specifieke repressie ging de prodemocratische beweging in Hongkong het hele jaar 2020 door, net als de beweging in Libanon tegen het regeringsbeleid. In juli slaagden massabetogingen in Mali erin de neoliberale president ten val te brengen. In Tanzania, Guinee en Ivoorkust was er volksverzet tegen verkiezingsfraude.

– In Nigeria was er in oktober een breed volksverzet tegen het politiegeweld in de #Stop sars-beweging, die vooral door jongeren wordt geleid, evenals de jongerendemonstraties in Angola tegen werkloosheid, corruptie en sociale onrechtvaardigheden en de beweging in Irak, waar sinds begin oktober 2019, een niet-confessionele, inter-stedelijke jongerenbeweging, onafhankelijk van partij en milities, eisen van politieke aard (aan de kaak stellen van corruptie in de heersende klasse) en sociale hervormingen (voor sociale rechtvaardigheid en tegen armoede) en tegen de aanwezigheid van buitenlandse strijdkrachten (Iran en de Verenigde Staten) heeft gesteld. In Hongarije was er een beweging van studenten tegen de privatisering van het hoger onderwijs.

– In Latijns-Amerika leidden de grote gevechten in 1919 en 2020 tot belangrijke verkiezingsoverwinningen. In Chili behaalde de anti-hervormingsbeweging van oktober-november 2019, geleid door georganiseerde vrouwen, een historische overwinning in het referendum voor een nieuwe grondwet een jaar later. Boliviaanse boeren en arbeiders verzetten zich hard, ten koste van  vele doden, tegen de repressieve manoeuvres van de coup-regering van Añez en gaven bij de verkiezingen in oktober de macht terug aan de Beweging naar Socialisme (MAS) – na een massale volksopstand drie maanden eerder om verder uitstel van de verkiezingen te voorkomen. In Puerto Rico kwam een nieuwe politieke beweging – de Movement for Citizen’s Victory (MVC), voortgekomen uit de democratische demonstraties in 2019 – sterk naar voren bij de verkiezingen in oktober. In Peru hebben in november grote demonstraties van jongeren tegen het huidige politieke systeem het vertrek van een couppleger en veranderingen in de op neoliberale leest geschoeide grondwet geëist. In Guatemala verwierp een volksopstand de voorgestelde begroting voor 2021 en eiste het aftreden van de president. Zelfs in de landen waar het proces het minst ontwikkeld was, zoals Colombia, waren er acties (een algemene staking met steun van de boeren) en overwinningen (zoals de gevangenisstraf van ex-president Uribe), met mogelijkheden tot hergroepering van links en de oppositie tegen de politiek van Uribe.

– In Myanmar bieden veel mensen sinds begin februari 2021 met buitengewone moed het hoofd aan de bloedige repressie die door het leger wordt georganiseerd. Sectoren van de industriële arbeidersklasse nemen actief deel, vooral in Chinese bedrijven, terwijl de Chinese regering de militaire putschisten steunt.

X. De grote uitdagingen voor de nieuwe arbeiders- en volksbewegingen

Veel regeringen hebben de dogma’s van het neoliberalisme tijdelijk moeten laten varen en de staatsinterventies hebben de ‘vrije hand van de markt’ gedeeltelijk overschaduwd bij het beheer van noodsituaties op gezondheidsgebied. De onmisbare rol van de werknemers in de samenleving is benadrukt, vooral die in de ‘frontlinie’, in de gezondheids- en de sociale sector, het vervoer, de logistiek, de voedselvoorziening en het onderwijs. Dit overzicht van economische en sociale kwesties, maar ook de collectieve solidariteit die in de volksbuurten tot uiting komt, versterkt het idee dat de wereld na covid-19 niet op die ervoor mag lijken: dat leven, gezondheid, huisvesting, de basisbehoeften van de bevolking het leven in de maatschappij moeten sturen en de economie moeten organiseren, in tegenstelling tot een systeem waarin de belangen van kapitalisten bovenaan  staan.

Er waren ook sterke democratische eisen, de wens dat de arbeidersklasse niet de dupe zou worden van de pandemie en de maatregelen van de staat, maar zich zou organiseren om de situatie op de werkplek, in de wijk en op plaatselijk niveau in goede banen te leiden. Ook het geweld van de politie, de censuur van de pers, de discriminatie op grond van ras en vreemdelingenhaat, het geweld op grond van geslacht, versterkt met de lockdowns, zijn veelvuldig afgewezen.

Objectief gezien heeft de pandemie dus een gemeenschappelijke noemer voor sociale acties gecreëerd: het kapitalisme en alle gevolgen van dit systeem als de wereld met een pandemie wordt geconfronteerd. De politieke veranderingen in de meeste landen wijzen echter niet op een grotere bereidheid van regeringen om neoliberale dogma’s ter discussie te stellen.

Wij revolutionairen moeten onze inspanningen vergroten om initiatieven te nemen die gericht zijn op het samenbrengen van strijd (in alle soorten eenheid van actie en zelfs brede fronten voor precieze doelen); om zelforganisatie van onderop aan te moedigen – arbeiders, buurtbewoners, feministes, antiracisten, milieuactivisten, gemeenschappen – en alle mogelijke grensoverschrijdende organen; om bewegingen te overtuigen van het belang van internationale solidariteit en organisatie om sterker te staan; om de breedst mogelijke programmatische eenheid van de anti-systeem krachten aan te moedigen; samen met de bewegingen vormen van democratische, ecologische, sociale en sectorale strijd uit te werken die het kapitalisme en zijn regeringen steeds meer confronteert, om in dit werk de mensen te overtuigen van de noodzaak van een radicale breuk met het racistische, patriarchale en roofzuchtige kapitalistische systeem.

Er zijn twee grote gevaren voor volksbewegingen: (1) de opmars van samenzweringstheorieën, die ofwel sociale passiviteit in de hand werkt, van de antikapitalistische eisen afleidt en veranderingen in de richting van extreemrechts bevordert; (2) de toepassing door regeringen en kapitalisten van de ‘shock-strategie’ op basis van covid-19, niet alleen met de blijvende invoering van autoritaire oplossingen en de onderdrukking van democratische vrijheden, maar ook met ultra-liberale hervormingen.

Dit alles versterkt de noodzaak om het offensief in te zetten, voortbouwend op de sociale bewegingen van de afgelopen maanden, om de actoren en leiders van deze bewegingen te coördineren, teneinde vooruitgang te boeken in noodzakelijke antikapitalistische acties die alle dringende sociale, democratische, feministische, milieu-, antiracistische en anti-discriminatie gevechten omvatten. In dezelfde beweging versterkt deze context de noodzaak voor de sociale en politieke krachten die strijden voor de revolutionaire verandering van de maatschappij om gemeenschappelijke fronten te bouwen, samenwerkingsverbanden die duidelijk een socialistisch en revolutionair alternatief bevorderen.

Het extreme niveau van de multidimensionale crisis van het kapitalisme rechtvaardigt meer dan ooit de noodzaak van onteigening van kapitalisten, te beginnen met de volgende sectoren: gezondheidszorg (inclusief Big Pharma), energie, financiën en landbouw. De crisis zet de noodzaak van een door de burgers gecontroleerde socialistische planning opnieuw op de agenda. De crisis van de legitimiteit van het bestuur maakt het ook noodzakelijk te wijzen op de noodzaak constituerende processen op gang te brengen om de politieke en juridische structuur van de samenleving radicaal te veranderen.

XI. De confrontatie met de multidimensionale crisis van het geglobaliseerde kapitalistische systeem, de wederopbouw van een revolutionair internationalistisch, feministisch en ecosocialistisch links

De sociale protesten van de afgelopen twee jaar hebben, door hun radicaliserings- en politiseringsgraad, een bereidheid getoond om de gevestigde orde uit te dagen. De sterke deelname van jongeren, van geracialiseerde bevolkingsgroepen en de duidelijke aanwezigheid van jonge vrouwen die een leidende rol spelen in de acties, bewijzen dat de nieuwe generaties een aanzienlijke bron van radicaliteit, diversiteit, dynamiek en vernieuwing van de structuren van de bewegingen vormen.

Maar hoe groter en omvangrijker de strijd, hoe groter de kloof tussen de dynamiek van de mobilisaties en de zwakte van alternatieve politieke antwoorden. De veelvuldige en massale strijd van de laatste jaren heeft niet geleid tot het ontstaan of de consolidatie op grote schaal van nieuwe georganiseerde antikapitalistische krachten, noch tot het ontstaan van nieuwe politieke instrumenten die deze bewegingen kunnen versterken.

Het ontbrekende element op dit moment is de opkomst van een alternatief dat een authentieke radicaliteit belichaamt en een politieke rol speelt die vergelijkbaar is met die welke aan het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw opkwam – verrijkt door de opgedane ervaringen en door de grote gevechten voor emancipatie en milieurechtvaardigheid die op dit moment aan de gang zijn.

Om dit te bereiken zijn initiatieven nodig om het klassenbewustzijn te bevorderen en politieke fronten op te bouwen die gebaseerd zijn op het hele scala van sociale strijd tegen alle vormen van uitbuiting en onderdrukking, die in staat zijn het neoliberale beleid te verslaan, extreemrechts te bestrijden en institutioneel links te overstijgen.

Als positief element voor vooruitgang in deze richting moet worden gewezen op het hoge niveau van sociale conflictiviteit dat zich ontwikkelt in de snelkookpan van de talrijke beperkingen van beweging en vrijheden die zijn uitgevaardigd door regeringen in een groot aantal landen die geconfronteerd worden met de pandemie van het coronavirus. De politieke actie moet zich aan het nieuwe scenario aanpassen.

De bijdrage van onze Internationale aan het ontstaan van een dergelijk radicaal alternatief zal worden geleverd op een pluralistische, democratische manier en door deel te nemen aan de strijd die op verschillende territoriale niveaus wordt gevoerd. Het gaat erom een ‘overgangsdynamiek’ tot stand te brengen die gebaseerd is op mobilisaties voor fundamentele kwesties van het lokale tot het planetaire niveau, met inbegrip van het nationale niveau. Het gaat erom de zelforganisatie van de massa aan te moedigen om te verdedigen wat in het verleden is verworven en om nieuwe sociale en milieurechten te veroveren tegenover alle overheersingsverhoudingen en instellingen die deze in stand houden. Elke deelstrijd zal, als hij niet wordt afgeleid in de richting van een ‘realistische’ aanvaarding van onrechtvaardigheden, vertrouwen kunnen geven, de verbeelding prikkelen en bijdragen tot de omvorming van machtsverhoudingen op alle niveaus.

Als Vierde Internationale nemen wij initiatieven om met alle hoofdrolspelers in deze strijd te discussiëren en programmatische antwoorden uit te werken op de uitdagingen van de huidige fase van de systemische crisis van het kapitalistische systeem. Dit moet ons in staat stellen zowel onze eigen voorstellen te toetsen als de samenwerking aan te moedigen die nodig is om vooruit te komen in een revolutionair perspectief.

Algemene lijn aangenomen op 24 februari 2021 (48 voor, 6 tegen, 1 onthouding, 1 niet gestemd), definitieve versie 31 maart 2021. 

Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.