In 2021 vinden in Nicaragua presidentsverkiezingen plaats. Daniel Ortega, die opgaat voor zijn vierde opeenvolgende termijn als president van Nicaragua – zijn vijfde in totaal – neemt niet het risico te verliezen. Hoewel hij sinds 2007 president is, al bijna 14 jaar, en hoewel hij niet alleen de uitvoerende macht controleert maar ook de Nationale Vergadering en het Hooggerechtshof domineert, en hoewel hij en zijn familie en vrienden de meeste nieuwsmedia van het land bezitten, vond Ortega het nog steeds nodig om vijf van de meest prominente presidentskandidaten van de oppositie en een aantal andere oppositieleiders te arresteren.

Degenen die deze maand zijn gearresteerd, bestrijken het hele politieke spectrum van rechts tot links; een aantal van hen zijn voormalige kameraden van Ortega’s partij: het Sandinistisch Front voor Nationale Bevrijding (FSLN). De angst van de dictator voor het Nicaraguaanse volk is duidelijk.

Terwijl er decennialang niets progressiefs of democratisch is aan Daniel Ortega en het FSLN, vertegenwoordigt de huidige golf van arrestaties van zijn politieke tegenstanders een nieuwe, nog autoritairdere ontwikkeling. Sinds de jaren negentig is Daniel Ortega naar rechts opgeschoven, sloot hij corrupte deals met kapitalistische partijen, sloot hij allianties met zowel binnenlandse kapitalisten als met de rechtervleugel van de katholieke kerk en beschermde hij de belangen van binnen- en buitenlandse kapitalisten. Hij veranderde de grondwet van het land om aan de macht te kunnen blijven en om zijn vrouw Rosario Murillo in staat te stellen zijn vicepresident te worden. In het verleden viel hij zijn tegenstanders lastig, maar nooit heeft hij alle oppositiepartijen volledig onderdrukt, zoals nu het geval is.

De regering beweert dat haar tegenstanders proberen de soevereiniteit van het land te ondermijnen en ‘aanzetten tot buitenlandse inmenging in binnenlandse aangelegenheden, verzoeken om militaire interventies en het organiseren met buitenlandse financiering’. De gearresteerden zijn beschuldigd van verschillende onzinnige misdrijven. Hoewel er geen twijfel over bestaat dat sommige van zijn tegenstanders graag zouden zien dat de Verenigde Staten voldoende druk zouden uitoefenen om Ortega te verdrijven, zijn de oppositiepartijen niet bezig met het bewerkstelligen van een militaire interventie. Ze willen Ortega verdrijven door middel van eerlijke verkiezingen.

Het is ook waar dat de National Endowment for Democracy (NED) en USAID van de Amerikaanse regering geld verstrekken aan verschillende Nicaraguaanse NGO’s waarvan sommige zich tegen het beleid van Ortega verzetten, maar het is niet het geld van de VS dat de oppositie bepaalt of zelfs maar in zeer grote mate beïnvloedt. Het is Ortega die de laatste 14 jaar zijn eigen tegenstanders heeft gecreëerd en velen, misschien wel een meerderheid, van het Nicaraguaanse volk tegen zich heeft gekeerd. Zonder het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken en de CIA is de Nicaraguaanse bourgeoisie heel goed in staat haar eigen politieke programma voor verandering op te stellen – hoewel een groot deel daarvan aan Ortega gebonden is – en evenzo heeft het Nicaraguaanse volk in 2018 bewezen dat het een massabeweging van enorme kracht kan creëren zonder op iemand anders te vertrouwen.

Ortega en de Nicaraguaanse crisis

Ortega’s hardhandige optreden tegen de oppositie komt op een moment dat Nicaragua een reeks economische, politieke en volksgezondheidscrises doormaakt. In 2018 vond een landelijke politieke opstand plaats waarbij honderdduizenden Nicaraguanen van alle rangen en standen in het hele land betrokken waren die protesteerden tegen Ortega’s gewelddadige onderdrukking eerder dat jaar van demonstraties van ouderen en studenten die zich verzetten tegen een nieuw pensioenplan. Om de daaruit voortvloeiende opstand de kop in te drukken, vermoordden de politie en knokploegen van Ortega’s FSLN 300 mensen, verwondden er 2.000, arresteerden en martelden honderden anderen en verhinderden effectief alle protesten van de oppositie in het land. Oppositionele media werden gesloten en NGO’s werden lastiggevallen. Dit alles leidde ertoe dat zo’n 100.000 Nicaraguanen het land ontvluchtten.

Toen kwam in 2020 de coronapandemie, waarbij de regering Ortega flagrant de internationale gezondheidsaanbevelingen aan haar laars lapte door fysieke afstand te negeren en massale openbare manifestaties te houden, zowel binnen als buiten. Ongeveer 700 Nicaraguaanse artsen ondertekenden een brief ‘waarin er bij de regering op werd aangedrongen te erkennen dat het virus zich in Nicaragua verspreidde en de door de Wereldgezondheidsorganisatie aanbevolen preventieve maatregelen te nemen om de verdere verspreiding ervan te beperken’.

Op basis van een onderzoek naar de overmatige sterfte beschuldigden sommige media de Nicaraguaanse regering ervan het aantal doden met meer dan 90% te hebben onderschat. Nicaragua heeft ook nagelaten de bevolking te vaccineren. Nicaragua heeft tot nu toe zo’n 167.500 doses covid 19-vaccins toegediend. Ervan uitgaande dat elke persoon 2 doses nodig heeft, is dat slechts genoeg om ongeveer 1,3% van de bevolking van het land te vaccineren. Volgens de planning zal het land nu via COVAX genoeg vaccins ontvangen om 20% van de bevolking in te enten.

Net als in andere landen bracht de coronapandemie ook een economische crisis met zich mee. In 2020 zag Nicaragua, toch al het op één na armste land van het halfrond (na Haïti) met een bbp per hoofd van de bevolking van minder dan 2.000 dollar, zijn economie met 4 procent krimpen. Daarnaast werden in november 2020 delen van het land verwoest door de orkanen Eta en Iona met recordwinden. De economische crisis in Nicaragua was echter ook deels het gevolg van de ernstige economische depressie in Venezuela, dat onder president Hugo Chávez en president Nicolás Maduro miljarden dollars had verstrekt aan de regering van Nicaragua. Toen Venezuela met zijn eigen wanhopige economische situatie werd geconfronteerd, kon het zich niet langer veroorloven zo gul te zijn.

Nicaragua is al tientallen jaren afhankelijk van buitenlandse hulp van regeringen en ngo’s om de wijdverspreide armoede en sociale problemen van het land aan te pakken. Maar na de nationale opstand van 2018 tegen de regering Ortega en de repressie die daarmee gepaard ging, werden verschillende ngo’s die hielpen bij economische ontwikkeling of sociale diensten het land uitgejaagd of vertrokken ze uit eigen beweging wegens pesterijen, wat de economische problemen van het land nog verergerde.

​​​​​​​De repressie

Het is duidelijk dat Ortega vreest dat deze verschillende crises diepe onvrede hebben gezaaid die ertoe zou kunnen leiden dat een van zijn uitdagers de verkiezingen wint – en dus heeft hij hen uit de verkiezingsstrijd geweerd. Onder de door Ortega gearresteerde kandidaten bevinden zich enkele van de belangrijkste politieke figuren van het land. Begin juni werd Cristiana Chamorro onder huisarrest geplaatst. Haar vader, Pedro Joaquín Chamorro, redacteur van ’s lands belangrijkste krant La Prensa, werd in 1978 vermoord, vermoedelijk op bevel van de toenmalige president en dictator Anastasio Samoza. Haar moeder versloeg president Daniel Ortega bij de verkiezingen van 1990 en bleef in functie tot 1997. Ongetwijfeld vreesde Ortega dat Cristiana Chamorro, rijk, invloedrijk en met de beroemde familienaam, hem zou kunnen verslaan in de presidentsverkiezingen. (Zie dit interview met Chamorro in september 2019).

De regering Ortega arresteerde ook andere gematigde of conservatieve presidentskandidaten: Arturo Cruz, Félix Maradiaga en Juan Sebastián Chamorro. Andere conservatieve politieke figuren die zijn gearresteerd zijn: José Adán Aguerri, voormalig voorzitter van de werkgeversorganisatie (Cosep), Violeta Granera en José Pellais.

Aan de linkerzijde heeft het Ortega-regime verschillende personen gearresteerd die banden hebben met de oppositiepartij UNAMOS, een partij die is opgericht door dissidenten van het FSLN. Twee van de gearresteerden zijn ware helden van de Sandinistische Revolutie van 1979: Dora María Téllez, 65 jaar en Hugo Torres, 73 jaar, die beiden ooit FSLN-comandantes waren. Torres zei in een videoboodschap die op sociale media werd gedeeld: ‘Dit zijn wanhopige daden van een regime dat zichzelf voelt sterven.’ Hij vervolgde: ‘Zesenveertig jaar geleden riskeerde ik mijn leven om Daniel Ortega en andere kameraden (politieke gevangenen) uit de gevangenis te halen. En in 1978 riskeerde ik opnieuw mijn leven aan de zijde van Dora María Téllez om ongeveer 60 andere politieke gevangenen vrij te krijgen. Maar zo gaat het leven, degenen die ooit principes verwelkomden, hebben ze vandaag verraden’.

Andere gearresteerde linkse activisten waren een andere voormalige leidende activist van de revolutionaire beweging in de late jaren ’70, Victor Hugo Tinco en twee jongere vrouwen, Suyen Barahona, voorzitter van de Sandinistische Verniewingsbeweging (MRS) en Ana Margarita Vigil, de vroegere voorzitster van die organisatie.

​​​​​​​De reactie van de VS

Gedurende het grootste deel van Ortega’s presidentschap in de jaren 2000 onderhielden de Verenigde Staten en Nicaragua vriendschappelijke betrekkingen. De twee landen werkten samen op een aantal gebieden, waaronder de aanpak van internationale drugskartels. Ortega aanvaardde ook enige militaire bijstand van de VS en tolereerde diverse Amerikaanse agentschappen zoals USAID. De reden voor de tolerantie van de VS ten opzichte van het regime van Ortega en vice versa, was dat het goed was voor het bedrijfsleven van de VS en voor de Nicaraguaanse kapitalistische klasse. Zestig procent van de Nicaraguaanse handel is met de Verenigde Staten. Ortega kon erop rekenen dat hij deze internationale handel zou vergemakkelijken en de organisatie van onafhankelijke vakbonden in de maquiladoras van het land zou verhinderen.

Maar nu is Nicaragua een probleem geworden. De Verenigde Staten geven de voorkeur aan landen met ten minste de schijn van democratische instellingen en procedures en willen sociale vrede. Maar sinds 2018 is Ortega niet in staat geweest om beide te leveren. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de regering van de Verenigde Staten strenge maatregelen heeft genomen tegen leidende figuren in de regering-Ortega. Na de gewelddadige onderdrukking van de nationale opstand in juli van 2018 heeft de Amerikaanse regering sancties opgelegd aan Daniel Ortega, zijn echtgenote en vicepresident Rosario Murillo, en aan de hoogste politiefunctionarissen van het land.

Deze maand riep de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Antony Blinken Ortega op de presidentskandidaten en andere oppositieleiders vrij te laten, terwijl hij nieuwe sancties aankondigde tegen leden van de regering en familie van Ortega, waaronder de dochter van de president, Camila Ortega Murillo. Deze sancties van het Amerikaanse ministerie van Financiën hebben alleen betrekking op de ongeveer dertig met name genoemde personen en treffen niet de Nicaraguaanse bevolking als geheel.

‘Zoals uit deze sancties blijkt, moeten degenen die de onderdrukking door het regime van Ortega steunen of uitvoeren daar de prijs voor betalen,’ zei Blinken. ‘De Verenigde Staten zullen alle diplomatieke en economische middelen die ons ter beschikking staan blijven inzetten om de roep van de Nicaraguanen om meer vrijheid en verantwoording en vrije en eerlijke verkiezingen te ondersteunen.’

Wij weten dat de Amerikaanse regering minder geïnteresseerd is in verkiezingen en democratie dan in het behoud van haar rol als dominante macht op het westelijk halfrond en dat haar echte zorg is dat de regering Ortega instabiliteit heeft gecreëerd in een kleine maar strategische hoek van het imperium. Die instabiliteit kan leiden tot volksopstand en een linkse regering, of tot buitenlandse inmenging van Rusland of China, wat de Verenigde Staten geen van beide wensen.

Sinds zijn verkiezing in 2007 heeft Ortega geprobeerd tegenwicht te bieden aan de macht van de VS door de banden met Rusland aan te halen. Zo steunde hij de Russische inname van de Krim in maart 2014 en was hij in juli van dat jaar gastheer voor een bezoek van de Russische president Vladimir Poetin. Rusland heeft ook Nicaragua herbewapend en het Nicaraguaanse leger getraind, zowel in Russische militaire scholen als in Nicaragua.

Dan is er China, waarvan de invloed is afgenomen. In 2013 heeft Ortega in de Nationale Assemblee (het parlement) een plan doorgedrukt voor de aanleg van een transoceanisch kanaal door de HK Nicaragua Canal Development Investment Group (HKND), onder leiding van de Chinese zakenman Wang Jing. Het kanaal, dat vorig jaar in gebruik zou worden genomen, is een compleet fiasco geworden en sommigen hebben het een zwendel genoemd, bedoeld om het imago van Ortega op te vijzelen en hem en zijn vrienden te verrijken. Het waren de protesten van boeren en milieuactivisten tegen het kanaal die tot enkele van de eerste grote publieke protesten tegen Ortega hebben geleid. Het kanaal schijnt in 2017 te zijn opgegeven.

In ieder geval is het duidelijk dat, zoals de redactie van Against the Current onlangs schreef, met president Joseph Biden ‘De grootmacht terug is’ (Empire is Back) en zijn regering de huidige Nicaraguaanse situatie kan aangrijpen om meer invloed te doen gelden. Dit zou waarschijnlijk gebeuren in alliantie met de Nicaraguaanse kapitalistische klasse zoals vertegenwoordigd door de werkgeversorganisatie Cosep, hoewel het ook bemiddeling door de Katholieke Kerk zou vereisen. Ongetwijfeld zijn het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken en de CIA al op zoek naar Nicaraguaanse leiders die ze kunnen verleiden of omkopen om een veilige kapitalistische oppositie te creëren die de val van Ortega en zijn vlucht met zijn familie naar een bevriend land zou kunnen vergemakkelijken.

​​​​​​​Wat moet links doen?

Links in de VS en internationaal moet elke band met de regering van de VS vermijden en eisen dat ze haar handen thuis houdt. We zouden ons aan de kant moeten scharen van de bewegingen voor democratie in Nicaragua. De in oktober 2018 opgerichte Unidad Nacional Azul y Blanco vormt de brede overkoepelende organisatie van de oppositie, maar wordt gedomineerd door conservatieve zakelijke elementen. De iets linksere en activistische Articulación de Movimientos Sociales, waarin studenten, boeren, sociale bewegingen, feministen, de inheemse bevolking en zakelijke groepen verenigd waren, bleek niet succesvol in het bieden van een alternatief. Azul y Blanco heeft zich begrijpelijkerwijs geconcentreerd op de verkiezingen met als doel Ortega te vervangen.

De Nicaraguaanse arbeiders – voornamelijk landarbeiders en overheidspersoneel, maar ook een beperkte groep mijnwerkers en industriearbeiders – en de armen in de steden en op het platteland zijn er niet in geslaagd om een eigen politieke beweging of partij op te bouwen. Het FSLN, dat in de jaren tachtig van bovenaf probeerde zo’n partij te worden, werd in de jaren negentig en 2000 niet meer dan een electorale machine. Zonder onafhankelijke vakbonden en geconfronteerd met de zware repressie sinds 2018, is het zo goed als onmogelijk geweest om een politieke aanwezigheid voor de werkende bevolking te creëren.

Links in Nicaragua is uiterst zwak. De linkse leden verlieten het FSLN in de jaren 1990 en 2000 de een na de ander en hebben oppositiegroepen gevormd zoals de MRS, de Sandinistische Vernieuwingsbeweging en de MPRS, Beweging voor de Redding van het Sandinisme. Deze groepen, die het autoritaire beleid van Ortega en het FSLN afwezen, neigden naar sociaaldemocratische praktijken, hoewel er ook radicalen tussen zaten. Zij slaagden er echter niet in een basis te leggen onder de werkende bevolking en de armen van Nicaragua. Niettemin hielden hun leiders, zoals Dora María Téllez en Hugo Torres – die nu allebei zijn gearresteerd – zowel de strijd voor democratie als voor een meer progressieve samenleving levend.

Tijdens de omwenteling van 2018 raakten sommige universiteitsstudenten die betrokken waren bij de protesten ter ondersteuning van ouderen die zich zorgen maakten over een hervorming van de sociale zekerheid en vervolgens na de aanvankelijke politiemoorden op studenten tijdens de nationale protesten, geïnteresseerd in een of andere vorm van socialisme. Tot nu toe zijn ze er echter niet in geslaagd een onafhankelijke partij op te richten, omdat sommigen gedwongen werden in ballingschap te gaan en anderen te maken kregen met de repressie van het regime. Ongetwijfeld zullen de huidige gevechten nieuwe oppositiegroepen doen ontstaan en zullen sommige daarvan zich in socialistische richting ontwikkelen.

We moeten het argument van sommigen ter linkerzijde, dat we dictator Ortega en zijn regering moeten steunen omdat de Verenigde Staten zich nu tegen hem keren, verwerpen. Wij ter linkerzijde moeten ons zowel tegen de Verenigde Staten als tegen de dictatuur van Ortega verzetten. Terwijl we de algemene beweging voor politieke democratie en burgerrechten steunen, moeten we proberen om ons te identificeren en samen te werken met opkomende socialistische groeperingen in Nicaragua en met arbeiders, feministen, lhbt-activisten, milieuactivisten en anderen. Als internationalistische socialisten staan we achter alle bewegingen voor democratie, burgerrechten en socialisme.

Dan La Botz is auteur van What Went Wrong? The Nicaraguan Revolution: A Marxist Analysis.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op NewPolitics. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.