Het parlementaire systeem bevindt zich in crisis. Terwijl de regeringsformatie in Nederland nog niet is begonnen, begint het ontslagnemende kabinet uit elkaar te vallen. Links moet niet proberen om dat systeem te lijmen, maar moet zich buiten het parlement organiseren om een wezenlijk alternatief vorm te geven.

Ratten op een zinkend schip

Als ratten op een zinkend schip ontvlucht de ene na de andere bewindspersoon het demissionaire kabinet. Cora van Nieuwenhuizen (VVD, liberalen, de partij van premier Rutte) deed daarbij geen enkele moeite om gezichtsverlies te voorkomen en wilde zelfs direct overstappen van het ‘groenste kabinet ooit’ – dat de klimaatdoel- stellingen slechts met hulp van de coronacrisis haalde – naar de fossiele lobby. Toen dat tot meer ophef leidde dan verwacht, werd er op het laatste moment toch vanaf gezien.

Sigrid Kaag (D66, ‘progressieve’ liberalen) was al een tijdje wanhopig op zoek naar de uitgang, omdat haar demissionair ministerschap slecht verenigbaar is met haar pogingen om zich als een integere bestuurder te profileren. Toen bleek dat zij een halfjaar lang smeekbedes van de ambassade in Kabul had genegeerd, greep zij de daaropvolgende motie van afkeuring met beide handen aan. Omdat Kaag heel goed wist dat Ank Bijleveld (CDA, christendemocraten), tegen wie de Kamer ook afkeuring uitsprak, niet direct zou volgen, was de pijn van haar aftreden gegarandeerd van korte duur.

Zulke manoeuvres doen de spanningen tussen de formerende partijen hoog oplopen. Dat heeft niet te maken met inhoudelijke verschillen. Die bestaan alleen op detailniveau: de huidige regeringspartijen zijn volledig verknocht aan het neoliberale project. Maar precies omdat hun gedeelde politiek immens impopulair is en toch doorgezet moet worden, is een andere uitstraling en een ‘nieuwe bestuurscultuur’ nodig. Het conflict tussen de regeringspartijen draait vooral om de vraag hoe nog meer autoritair neoliberalisme gepresenteerd kan worden als een breuk met nepotisme en neoliberalisme.

Voor de bühne

De uitstraling is des te belangrijker omdat een komend kabinet er niet onderuit zal komen om grote problemen aan te pakken die geheel of ten dele door het neoliberalisme zijn veroorzaakt: in het bijzonder de wooncrisis, de stikstofcrisis en de klimaatcrisis. Op al die terreinen is business as usual geen optie meer en dat betekent dat er maatregelen genomen moet gaan worden waar de traditionele achterban van de rechtse partijen niet op zit te wachten. En ondertussen staat extreemrechts klaar om alle vluchtelingen als zondebok aan te wijzen of de problemen domweg te ontkennen.

Het parlementaire systeem raakt met andere woorden in een diepe crisis, die wordt veroorzaakt doordat het twee zaken probeert te verenigen die in laatste instantie onverenigbaar zijn. Enerzijds leven we in het kapitalisme, d.w.z. de dictatuur van het grote geld. Anderzijds is er een mate van democratie. In de huidige fase wordt het steeds moeilijker om een democratische legitimiteit te vinden voor de dictatuur van het kapitaal. Al is het maar omdat dat systeem zo druk is om honderdduizenden mensen hun woonrecht te ontzeggen, de laatste restjes natuur om zeep te helpen en het klimaat te ontwrichten.

Parlementarisme

Terwijl het parlementaire systeem steeds verder in crisis vervalt, maakt gevestigd links zich opnieuw ongeloofwaardig door het te proberen te stutten. GroenLinks en PvdA laten geen kans onbenut om zich als regeringspartner te kandideren. De SP (Socialistische Partij, linkse sociaaldemocraten, ex-maoisten) sprak zich recent alleen maar uit tegen een covidpas, omdat die zou ‘polariseren’. Dat wil zeggen: omdat extreemrechts er niet aan wil, is het voor de SP controversieel. In feite stelt de partij zich daarmee op het standpunt dat de horeca en de evenementensector zonder meer open kunnen. De belangen van horeca-personeel, zorgwerkers en kwetsbaren leggen het bij deze socialistische partij inmiddels af tegen het onsamenhangende geschreeuw van schuimbekkende fascisten en de belangen van horeca-ondernemers.

Veel goeds kunnen we voorlopig niet verwachten vanuit de parlementaire politiek. Het Woonprotest dat afgelopen maand van start ging in Amsterdam, laat zien dat er een veel effectievere weg naar verandering is: de weg van strijd. De Woonprotest-coalitie wist een strijdbaar protest te mobiliseren en daarmee de wooncrisis op de politieke agenda te plaatsen – iets dat de linkse partijen niet is gelukt. De coalitie liet bovendien zien van zich af te kunnen bijten tegen de voorspelbare rechtse ophef: zij weigerde bijvoorbeeld mee te gaan in de racistische zondebok-politiek die migranten de schuld geeft van de woningnood die is veroorzaakt door het bewuste beleid van rechts.

Eigen kracht

Zo’n strijdbare en principiële houding en de oriëntatie op het opbouwen van eigen kracht verdienen navolging op allerlei niveaus. In plaats van actie te organiseren voor werkdrukverlaging en betere beloning van zorgwerkers trommelt de FNV haar achterban op om voor een loods diep in het Rotterdamse havengebied naar toespraakjes van enkele semi-bekende figuren uit het politieke midden te luisteren. Applaus is namelijk niet genoeg. Er moet ook een standbeeld komen voor ‘onmisbare beroepen’.

Vergelijk dat met het Duitse ziekenhuispersoneel dat actie voert in Berlijn. Zij eisen geen standbeeld maar werkdrukverlaging en eerlijke beloning. Op het moment van schrijven is het ziekenhuispersoneel bezig met een staking voor onbepaalde tijd die nu al meer dan een week duurt. Zij verstoppen zich ondertussen niet in een loods op een industrieterrein,maar gaan dagelijks massaal de straat op. Met dat soort acties kan druk worden opgebouwd om verbeteringen af te dwingen en kan ervoor gezorgd worden dat noch rechts, noch de media om ons heen kunnen. Dat vereist dat we stoppen met de van bovenaf georganiseerde media-momentjes en hobbyprojecten van linksige bureaucraten en inzetten op de opbouw van een tegenmacht. De 24-uursstaking van ziekenhuispersoneel zou daar een begin van kunnen worden.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op socialisme.nu.