Een gesprek tussen Ilya Budraitskis en historicus Enzo Traverso over de wereldwijde opkomst van het postfascisme, Poetins Rusland en de oorlog in Oekraïne.

Ilya Budraitskis: Een paar jaar geleden schreef u The New Faces of Fascism, waarin u het postfascisme definieerde als een nieuwe dreiging die tegelijkertijd lijkt op en verschilt van het klassieke fascisme van de 20e eeuw. Post-fascisme, zoals u beschrijft, groeit uit de fundamenteel nieuwe bodem van het neoliberale kapitalisme, waarin arbeidsbewegingen en vormen van sociale solidariteit zijn aangevallen. U benadrukt dat het postfascisme voortkomt uit de postpolitiek als reactie op technocratische regeringen die de democratische legitimiteit negeren. Tegelijkertijd beperkt uw analyse zich voornamelijk tot de Europese Unie en de Verenigde Staten, waar het fascisme voortkomt uit de liberale democratie. Kan die benadering worden uitgebreid tot de transformatie van autoritaire regimes zoals dat in Rusland, vooral na het begin van de invasie in Oekraïne? Ook in Rusland presenteerde het regime zich in het eerste decennium van zijn bestaan, begin jaren 2000, als een technocratische postpolitieke regering. Het regime was gebaseerd op massale depolitisering en gebrek aan politieke participatie in de Russische samenleving.

Enzo Traverso: Het is belangrijk om te benadrukken dat ‘post-fascisme’ een onconventionele analytische categorie is. Het is geen canoniek concept zoals liberalisme, communisme of fascisme. Het is eerder een overgangsfenomeen dat nog niet uitgekristalliseerd of duidelijk gedefinieerd is. Het kan in verschillende richtingen evolueren. Niettemin is het uitgangspunt van de definitie dat fascisme transhistorisch is en de historisch ingekaderde ervaring van de jaren dertig overstijgt. Fascisme is een categorie die nuttig kan zijn om politieke ervaringen, machtssystemen en regimes na de periode tussen de twee wereldoorlogen te definiëren. Het is gebruikelijk om te spreken over Latijns-Amerikaans fascisme tijdens de militaire dictaturen van de jaren zestig en zeventig.

Dit gezegd zijnde, als we over democratie spreken, moet worden opgemerkt dat Duitsland, Italië, de Verenigde Staten en Argentinië weliswaar het etiket van liberale democratie delen, maar dat dat niet betekent dat hun institutionele stelsels hetzelfde zijn. Het betekent evenmin dat ze overeenkomen met de democratie van Pericles in het oude Athene. Fascisme is dus een generieke term die een transhistorische dimensie heeft. U heeft gelijk als u zegt dat mijn boek over postfascisme zich vooral richt op de Europese Unie, de Verenigde Staten en enkele Latijns-Amerikaanse landen. Toen ik het schreef, was Bolsonaro nog niet aan de macht gekomen in Brazilië. Ik schreef echter ook dat postfascisme kan worden beschouwd als een wereldwijde categorie, die doorgaans autoritaire politieke regimes omvat zoals het Rusland van Poetin of het Brazilië van Bolsonaro.

Ik weet niet zeker of deze categorie kan worden gebruikt om het China van Xi Jinping te definiëren, simpelweg omdat dat regime is ontstaan uit de communistische revolutie van 1949 (ik denk ook niet dat we het Rusland van Stalin als ‘fascistisch’ kunnen omschrijven). Misschien kan deze categorie worden gebruikt om bepaalde tendensen weer te geven die het India van Modi of het Turkije van Erdogan gestalte geven en legitieme zorgen baren. Maar ik stel niet voor mijn analyse van West-Europa uit te breiden of te transponeren naar andere continenten en politieke systemen; ik zou eerder zeggen dat het West-Europese postfascisme kan worden gesitueerd in een wereldwijde postfascistische tendens, met inbegrip van regimes met totaal verschillende historische trajecten en verledens. Anders zou het een heel problematische manier zijn om voor de zoveelste keer een eurocentrisch paradigma van het fascisme te creëren, wat niet mijn aanpak is.

Maar na deze overwegingen blijft het probleem van de definitie van post-fascisme bestaan. Het wereldwijde post-fascisme is een heterogene constellatie waarin we gemeenschappelijke kenmerken en tendensen kunnen vinden. Dat zijn: nationalisme, autoritarisme en een specifiek idee van ‘nationale regeneratie’. Binnen die constellatie kunnen die tendensen verschillend gecombineerd en in verschillende mate voorkomen. Het Rusland van Poetin is bijvoorbeeld veel autoritairder dan het Italië van Meloni. In Italië hebben we een regeringsleider die trots aanspraak maakt op het fascistische verleden (dat van haarzelf en dat van haar land), maar de Italiaanse dissidente stemmen worden niet gecensureerd, vervolgd of in de gevangenis gestopt zoals in Rusland. Er zijn geen Italianen die worden verbannen omdat hun leven in Italië wordt bedreigd. Dat is een belangrijk kwalitatief verschil. Een ander relevant verschil is de verhouding tot geweld. We hebben het over Rusland, een land dat in oorlog is. Het geweld van de verschillende post-fascistische regimes is niet te vergelijken.

Er zijn veel relevante verschillen die al deze vormen van post-fascisme onderscheiden van het klassieke fascisme. Hun ideologieën en hun manieren om de massa’s te mobiliseren zijn niet dezelfde… De utopische dimensie, bijvoorbeeld, die het klassieke fascisme kenmerkt, ontbreekt volledig in het huidige fascisme, dat heel conservatief is. We zouden nog andere tegenstellingen kunnen noemen.

Ik zou graag die kenmerken van het post-fascisme doornemen. Als ik u goed begrijp, na het lezen van het boek en enkele van uw interviews, benadrukt u dat het post-fascisme voortkwam uit de crisis van de democratie. Democratie niet als normatieve term, maar electorale politiek, om precies te zijn. Het verschil tussen klassiek fascisme en post-fascisme is dat het laatste de democratie niet uitdaagt. Het klassieke fascisme had tot taak de democratie omver te werpen. Het post-fascisme probeert nog steeds gebruik te maken van electorale mechanismen. De transformatie naar een openlijk fascistische dictatuur moet plaatsvinden via wettelijke instellingen.

Ik ben vooral geïnteresseerd in dat overgangsmoment. U schrijft in uw boek ook dat het post-fascisme kan worden opgevat als een stadium voor de nieuwe kwaliteit van politieke regimes met autoritaire of dictatoriale trekken. Hoe denkt u dat deze overgang verschilt in verschillende regio’s? Ik denk dat in Rusland fascistische tendensen zich van bovenaf hebben ontwikkeld. Twintig jaar geleden waren er al elementen van het autoritaire regime geïnstalleerd en sindsdien is Rusland veranderd in een soort fascistische dictatuur.

Een eenvoudig historisch overzicht laat zien dat veel autoritaire regimes met fascistische trekken zijn ontstaan zonder massabewegingen, maar door een militaire coup werden ingevoerd, bijvoorbeeld het regime van Franco in Spanje of Latijns-Amerikaanse regimes in de jaren zestig en zeventig. Ze werden niet gesteund door een massabeweging, in tegenstelling tot de canonieke voorbeelden van fascistisch Italië en nazi-Duitsland. Zowel Mussolini als Hitler werden aan de macht gebracht door respectievelijk de koning (van de Italiaanse monarchie) en de president (van de Weimarrepubliek), overeenkomstig hun grondwettelijke bevoegdheden. Ik denk niet dat we een dwingend of normatief fascistisch denkkader kunnen creëren. Het is een grote categorie die verschillende ideologieën en machtsvormen omvat.

Een enorm verschil tussen het postfascisme en het klassieke fascisme is de enorme transformatie die heeft plaatsgevonden in de publieke sfeer. Ten tijde van het klassieke fascisme hadden charismatische leiders een bijna fysiek contact met hun gemeenschap van volgelingen. Fascistische bijeenkomsten waren liturgische momenten waarop de emotionele gemeenschap tussen de leider en zijn volgelingen werd gevierd. Nu is die band vervangen door de media, die een heel ander soort charismatisch leiderschap creëren, tegelijkertijd uitgebreider en doordringender, maar ook kwetsbaarder. Toch kunnen we niet om de fundamentele vraag heen: wat betekent fascisme in de eenentwintigste eeuw? Alle waarnemers stellen voortdurend deze vraag: is Trump/Poetin/Bolsonaro/Le Pen/Meloni/Orban fascistisch?

Het simpele feit van het stellen van deze vraag betekent dat het voor ons onmogelijk is om al deze leiders of regimes te analyseren zonder ze te vergelijken met het klassieke fascisme. Enerzijds zijn ze niet helemaal fascistisch; anderzijds kunnen ze niet worden gedefinieerd zonder met het fascisme te worden vergeleken. Ze houden het midden tussen fascisme en democratie en schommelen tussen deze twee polen naar gelang van de veranderende omstandigheden.

Er zijn ook tegenstrijdige dynamieken. Het Russische nationalisme maakt een proces van radicalisering door, waardoor de post-fascistische tendensen worden versterkt. In West-Europa is het Italiaanse geval emblematisch voor de tegenovergestelde tendens. Tot voor kort was Georgia Meloni de enige politieke leider die in het Italiaanse parlement schaamteloos haar fascistische identiteit opeiste. Daarin verschilde ze van andere extreemrechtsen in Europa, bijvoorbeeld Marine Le Pen, die uitdrukkelijk het ideologische en politieke model van haar vader had verlaten door de naam van haar beweging te veranderen (Rassemblement National ter vervanging van Front National). Marine Le Pen claimde haar geloof in democratie, bevestigde haar steun aan de instellingen van de Franse Republiek, enzovoort, terwijl Meloni de prestaties van het Italië van Mussolini vierde. Meloni won de verkiezingen ‒ dankzij een gunstig kiesstelsel en de verdeling van centrum-links ‒ niet vanwege haar ideologische referenties, maar omdat ze de enige en meest coherente tegenstander was van Mario Draghi, de leider van een door de Europese Unie gesteunde regeringscoalitie.

Sinds ze aan de macht is, voert Meloni echter hetzelfde beleid als haar voorganger en heeft ze geen kritiek meer op de EU-instellingen. Als regeringsleider vierde ze de verjaardag van de bevrijding, de verjaardag van de triomf van de democratie op het fascisme die plaatsvond op 25 april 1945. Meloni doet me denken aan die paradoxale figuren die in de jaren twintig in Duitsland Vernunftrepublikaner (‘republikeinen met verstand’) werden genoemd. Na de ineenstorting van Wilhelms rijk eind 1918 hadden ze ‒ met het verstand ‒ de democratische instellingen van de Weimarrepubliek aanvaard, maar hun hart klopte nog steeds voor het rijk. De Italiaanse postfascisten zijn een vergelijkbaar geval, een eeuw later. Ze willen geen dictatuur installeren of het parlement ontbinden, maar emotioneel en cultureel gezien blijven ze fascistisch. Hun fascisme vergt veel aanpassingen aan een veranderde historische context.

Er is ook het geval Trump. In 2016 was hij een zorgwekkende en raadselachtige politieke vernieuwing. Tijdens zijn presidentschap, en vooral op 6 januari 2021, beleefden we een belangrijke politieke wending die een duidelijke fascistische dynamiek aan het licht bracht. Ik ben er niet zeker van dat de Republikeinse Partij, die een van de pijlers van het Amerikaanse establishment was, nog langer kan worden gedefinieerd als een van de onderdelen van de Amerikaanse democratie. Het is een politieke partij waarin heel sterke postfascistische of zelfs neofascistische tendensen de overhand hebben gekregen, een politieke partij die de rechtsstaat ter discussie stelt en het meest elementaire beginsel van de democratie: de machtswisseling via verkiezingen.

Ik veronderstel dat in landen met een beperking van de politieke macht vanwege oppositionele politieke bewegingen of verschillende staatsinstellingen die de macht van de president of de premier beperken, de transformatie naar een autoritaire staat ingewikkelder is. In Rusland hebben alle politieke instellingen elke bron van onafhankelijkheid verloren (geen onafhankelijk parlement, geen onafhankelijke rechtbank, geen serieuze politieke oppositie) en zijn er geen beperkingen aan het optreden van de president, de enige soeverein. In landen als de VS heeft de president veel belemmeringen voor zijn onafhankelijke besluitvorming en beleidsbepaling.

Ik ben het met u eens. Ik sta ver af van het idealiseren van de liberale democratie en de marktmaatschappij, maar er is ongetwijfeld een verschil tussen de Verenigde Staten, waar de democratie al twee en een halve eeuw bestaat en Rusland, waar ze bijna nooit heeft bestaan. We hoeven Tocqueville er niet bij te halen om dat uit te leggen. In Rusland is de democratie de erfenis van enkele jaren Glasnost en Perestroika, aan het einde van de USSR en een bijproduct van het verzet van de burgermaatschappij tegen een oligarchische macht die drie decennia geleden de overgang naar het kapitalisme leidde.

Er blijft echter een kloof tussen het nieuwe radicale rechts en het klassieke fascisme die ook in aanmerking moet worden genomen: de relatie van het post-fascisme met het neoliberalisme, zoals u aan het begin van ons gesprek zei. Mijn boek suggereert dat een van de sleutels tot het begrijpen van de post-fascistische golf in West-Europa het verzet tegen het neoliberalisme is. Natuurlijk, zoals het geval van Meloni bewijst, is het een heel tegenstrijdige oppositie. Ze winnen verkiezingen omdat ze tegen het neoliberalisme zijn, maar als ze aan de macht komen, passen ze het neoliberale beleid toe. Italië is een groot voorbeeld. Het neoliberalisme wordt in West-Europa belichaamd door de Europese Unie, de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank, enzovoort. Die instellingen zijn vertrouwde gesprekspartners voor de financiële elites, die (ook?) een compromis kunnen vinden met Marine Le Pen, Giorgia Meloni of Victor Orban, zonder hen volledig te vertrouwen. Emmanuel Macron, Mario Draghi en Mark Rutte zijn veel betrouwbaardere en meer vertrouwde leiders.

In de VS was een sleutel tot het begrijpen van de verkiezing van Trump in 2016 zijn verzet tegen het establishment. Hilary Clinton belichaamde het establishment veel meer dan Trump, ondanks het duidelijke feit dat een machtig deel van het Amerikaanse kapitalisme de Republikeinse partij steunt. Toch is er een duidelijke spanning en soms tegenstelling tussen Trump en de belangrijkste elementen van het neoliberalisme. Denk aan de heel slechte relatie tussen Trump en de Californische multinationals, de nieuwe technologieën, enzovoort. Er is ook een bijna ‘wezenlijke’ of structurele tegenstelling tussen het neoliberalisme, dat werkt via de wereldmarkt, en het postfascisme, dat diep nationalistisch is. Postfascisten eisen staatsinterventies en protectionistische tendensen die in tegenspraak zijn met de logica van het financieel kapitalisme.

Mijn volgende vraag houdt verband met wat u zojuist zei over de neoliberale transformatie van het huidige kapitalisme. U zegt in uw boek dat een van de verschillen tussen het post-fascisme en het klassieke fascisme het ontbreken van een project voor de toekomst is. Terwijl het klassieke fascisme een modernistisch project was met een visie op een andere maatschappij (tegengesteld aan elk emancipatoir socialistisch perspectief), heeft het post-fascisme geen consistent project, alleen een visie zonder horizon. Er is een idee dat we terug moeten naar een mooi verleden zonder enige visie op de toekomst. Dat doet me denken aan een van de belangrijkste kenmerken van het neoliberalisme. Er is geen toekomst, geen alternatief. Kapitalistisch realisme is dominant, zoals Mark Fischer ooit opmerkte. Een ander kenmerk is de tijdservaring van de post-fascistische leiders. Mensen als Poetin en Trump zijn oudere mensen. Het klassieke fascisme was vooral een beweging van jongeren. Denkt u dat dit gebrek aan toekomst en het retrospectieve, nostalgische element van het post-fascisme op de een of andere manier verband houdt met het neoliberale gebrek aan zicht op de toekomst?

U wijst op enkele relevante zaken. Het klassieke fascisme bezat een krachtige utopische dimensie. Het wilde een alternatief zijn voor zowel het liberalisme als het communisme en het streefde er zelfs naar een nieuwe beschaving te zijn, iets dat verband hield met een andere opvatting van het bestaan zelf. Ze lanceerde heel ambitieuze projecties van de samenleving: de mythe van de nieuwe mens, de mythe van het ‘duizendjarige Rijk’, enzovoort. Deze utopische dimensie was geworteld in de diepte van de Europese en internationale crisis van het kapitalisme. Die dimensie bestaat nu niet omdat het kapitalisme in zijn neoliberale vorm een onoverkomelijk en onverwoestbaar kader lijkt. Tussen de twee wereldoorlogen was er een alternatief voor het kapitalisme, gecreëerd door de Russische Revolutie, en kon het communisme als utopisch project miljoenen mensen mobiliseren.

Dat is een enorm verschil. Hedendaagse post-fascistische stromingen zijn extreem conservatief. Ze willen de traditionele waarden redden. Ze willen terug naar het traditionele idee van een natie, opgevat als een culturele, religieuze en etnisch homogene gemeenschap. Ze willen de christelijke waarden herstellen waarop de geschiedenis van Europa is gebouwd. Ze willen nationale gemeenschappen verdedigen tegen de invasie van de islam, immigratie, enzovoort. Ze willen de nationale soevereiniteit beschermen tegen het globalisme. Dat doet ons niet denken aan het fascistische utopisme of nazi-Duitsland, maar veel meer aan de Duitse ‘culturele wanhoop’ (Kulturpessimismus) aan het einde van de negentiende eeuw.

Het post-fascisme is reactionair en als zodanig een reactie op het neoliberalisme, dat niet terug wil naar nationale grenzen en soevereiniteit. De neoliberale historische tijdelijkheid is ‘presentistisch‘, niet reactionair. Ze poneert een eeuwig heden dat zowel verleden als toekomst absorbeert: ons leven en onze samenleving moeten functioneren en kunnen worden vernietigd als ze niet passen in de dwingende regels van de kapitaalontwikkeling, volgens een tijdelijkheid waarvan het ritme wordt bepaald door de beurs, maar het algemene kader van het kapitalisme is onveranderlijk. Het kapitalisme werd ’tot natuur gemaakt’ en dat is waarschijnlijk de belangrijkste prestatie van het neoliberalisme. Het post-fascisme is een illusoir alternatief voor het neoliberalisme, net zoals het fascisme zichzelf vaak afschilderde als ‘antikapitalistisch’; maar het verschil is dat de heersende klassen vandaag de dag niet kiezen voor dit onechte alternatief. Hun instellingen zijn niet zo diep geschokt dat ze een dergelijke optie aanvaarden.

Hetzelfde kan worden gezegd van zijn expansionisme. Het Italiaanse fascisme wilde nieuwe koloniën veroveren; nazi-Duitsland wilde heel continentaal Europa veroveren. Het huidige post-fascisme is heel xenofoob en racistisch, maar zijn xenofobie en racisme zijn defensief. Ze zeggen: we moeten ons beschermen tegen de dreiging die uitgaat van de ‘invasie’ van niet-witte en niet-Europese immigranten. We gaan Ethiopië niet veroveren; we gaan ons beschermen tegen Ethiopische immigratie. De vergelijking tussen de agressie van Poetin in Oekraïne en de fascistische of nazi-veroveringen in Europa gaat niet op, omdat Poetin met zijn expansionisme het Russische Rijk in Midden-Europa wil herstellen door een land te herintegreren dat het Russische nationalisme altijd als een eigen vitale ruimte heeft beschouwd, die cultureel tot de Russische geschiedenis behoort. Maar de Oekraïense oorlog is, als we een contrafeitelijke vergelijking mogen maken, alsof de Duitse invasie van Polen in september 1939 in twee weken was gestopt en de Wehrmacht de bezetting van Warschau moest opgeven.

Ik ben het ermee eens dat Hitler veel succesvoller was dan Poetin.

De aard van de uitbreiding is niet hetzelfde. De nazi-agressie tegen Polen was imperialistisch en expansionistisch; de Russische agressie tegen Oekraïne is revanchistisch en ‘defensief’, vooral gezien Kyivs doel om toe te treden tot de NAVO. Er zijn ook enkele relevante demografische verschillen. In de jaren dertig had nazi-Duitsland, net als Rusland nu, een aanzienlijk verlies van grondgebied en bevolking geleden, maar de bevolking groeide dramatisch. In Italië groeide de bevolking ondanks een structurele emigratie die de economie verzwakte. Als Poetin nu een illusoir nationalistisch antwoord op de ineenstorting van 1990 belichaamt, dan is dat ook omdat zijn defensief expansionisme niet wordt ondersteund door een krachtige demografische dynamiek. Rusland gaat achteruit en worstelt om zijn status als supermacht te behouden. Natuurlijk heeft het enkele voordelen: kernwapens enzovoort. Maar economisch en demografisch gezien is zijn geradicaliseerde nationalisme defensief.

Maar laat me een laatste overweging over het neoliberalisme toevoegen. Het neoliberalisme is niet alleen een reeks economische beleidsmaatregelen: vrije markt, deregulering, wereldeconomie. Het is ook een antropologisch model, een levenswijze. Het is een filosofie en een levensstijl gebaseerd op concurrentie, individualisme en een bepaalde opvatting over menselijke relaties. In de eenentwintigste eeuw is dit antropologische denkkader op wereldschaal doorgedrongen. Dat betekent dat alle postfascistische bewegingen geworteld zijn in die antropologische achtergrond. Dat verklaart waarom er zoveel belangrijke veranderingen zijn ten opzichte van het klassieke fascisme.

Ten eerste zijn er krachtige post-fascistische bewegingen die door vrouwen worden geleid. Dat zou in de jaren dertig ondenkbaar zijn geweest. Ten tweede moeten de bewegingen bepaalde vormen van individualisme, individuele rechten en vrijheden aanvaarden. Hun islamofobie, bijvoorbeeld, wordt soms geformuleerd als een verdediging van westerse waarden tegen islamitisch obscurantisme. Zo verzet het postfascisme zich weliswaar tegen het neoliberalisme, maar is het tegelijkertijd geworteld in de sociale structuur ervan.

U hebt gezegd dat een van de primaire emoties van het post-fascisme de verdedigingslinie is.

In feite werd de hele oorlog in Rusland door de officiële propaganda voorgesteld als een verdediging, niet alleen tegen de NAVO, maar ook tegen valse waarden, met name de infiltratie van LHBT en genderpolitiek. In die zin kan je zeggen dat in dit soort regimes de grenzen tussen internationale politiek en binnenlandse politiek vervagen. We zien echter ook dat de neoliberale mentaliteit waarover u zojuist sprak, alle verklaringen van de internationale situatie domineert. Natuurlijk is Poetin in zijn politieke verbeelding heel erg bezig met de rol van Rusland in de mondiale arena. Toch leggen Poetin en andere Russische functionarissen uit dat internationale betrekkingen een soort markt zijn waar je concurrentie hebt, waar hetzelfde denkkader van eigenbelang de positie van staten bepaalt, waar de multipolaire wereld die ze aanprijzen in plaats van de Amerikaanse hegemonie de echte vrije markt tegen monopolievorming is. Ze zien de wereld als het monopolie van de VS, dat moet worden uitgedaagd door echte, eerlijke en vrije concurrentie van meerdere sterke spelers. Hoe ziet u deze verhoudingen?

Ik ben niet goed uitgerust om deze vraag bevredigend te beantwoorden. Natuurlijk verdient het volhardende en bewonderenswaardige verzet van Oekraïne tegen de Russische invasie steun, zowel politiek als militair. Ik ben het niet eens met de stromingen in Westers links die de Russische agressie veroordelen en tegelijkertijd weigeren wapens naar Kyiv te sturen. Dat lijkt me een hypocriete houding. Het Oekraïense verzet voert een nationale bevrijdingsoorlog die sterk pluriform en heterogeen is. Zoals alle verzetsbewegingen in Europa tijdens de Tweede Wereldoorlog omvat het rechtse en linkse stromingen, nationalistische en kosmopolitische gevoeligheden, autoritaire en democratische tendensen.

Tussen 1943 en 1945 omvatte het Italiaanse verzet een breed spectrum van krachten, gaande van de communisten (de overheersende tendens) tot de monarchisten (een kleine minderheid) en via sociaaldemocraten, liberalen en katholieken. In Frankrijk had het verzet twee zielen ‒ De Gaulle en de communisten ‒ met daarnaast strijdende katholieken, trotskisten en een constellatie van kleine (maar heel doeltreffende) organisaties van antifascistische immigranten uit Midden-Europa, Italië, Spanje, Turks Armenië, enzovoort. Deze diversiteit is onvermijdelijk in een nationale verzetsbeweging.

Dit gezegd zijnde, ben ik vrij pessimistisch over de uitkomst van dit conflict. Als Poetin wint, wat onwaarschijnlijk maar niet onmogelijk is (vooral in geval van betrokkenheid van China aan zijn kant), zal dat tragische gevolgen hebben, niet alleen voor Rusland en Oekraïne, maar ook op wereldschaal. Fascistische en autoritaire tendensen zullen in Rusland worden versterkt; post-fascistische tendensen in Europa en internationaal zullen evenzeer worden versterkt. Aan de andere kant zou een Russische nederlaag, die wenselijk is, niet alleen de bevestiging van een vrij en onafhankelijk Oekraïne betekenen, maar heel waarschijnlijk ook een uitbreiding van de NAVO en de Amerikaanse hegemonie, wat veel minder aantrekkelijk is.

De oorlog in Oekraïne wordt vaak afgeschilderd als een verstrengeling van conflicten: een Russische invasie die een onaanvaardbare agressie is; een zelfverdedigingsoorlog van Oekraïne die gesteund wil worden; en een westerse indirecte militaire interventie die de VS wil omvormen tot een NAVO proxy-oorlog. Tien jaar geleden was er een burgeroorlog in Oekraïne, die een aantal premissen voor het huidige conflict heeft gecreëerd. Dit is een heel complexe situatie, waarin links genuanceerd moet zijn. Terwijl we in Rusland moeten strijden tegen Poetin en in Oekraïne tegen de Russische invasie, kunnen we in de VS en de EU-landen geen steun verlenen aan een uitbreiding van de NAVO of een verhoging van onze militaire budgetten.

Deze situatie is niet geheel nieuw. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vochten de verzetsbewegingen en de geallieerde legers samen tegen de As-mogendheden, maar hun samenwerking was beperkt en ze hadden niet dezelfde einddoelen. Dat werd duidelijk in Griekenland, waar de ineenstorting van de Duitse bezetting het land in een burgeroorlog stortte, waarin het Britse leger hielp het communistische verzet te onderdrukken. Tito en Eisenhower vochten samen tegen Hitler, maar hun doelstellingen waren niet dezelfde. Nu zitten we in deze werveling van tegenstrijdige tendensen: enerzijds moeten we het Oekraïense verzet steunen, evenals de dissidente stemmen in Rusland; anderzijds moeten we kunnen zeggen dat een neoliberale orde niet het enige alternatief is voor het post-fascisme. Links moet kunnen spreken met niet-westerse landen die deze invasie niet hebben veroordeeld. Westers links moet bewijzen dat het mogelijk is tegen de neoliberale orde te strijden zonder vriend van Poetin te zijn.

Mijn laatste vraag gaat over antifascisme. U schreef dat het antifascisme als traditie en zienswijze de laatste jaren verloren is gegaan en u gelooft dat het herstel van de antifascistische traditie het enige juiste antwoord zou kunnen zijn op de opkomst van het fascisme. Dat betekent echter ook dat de antifascistische traditie opnieuw moet worden uitgevonden, ze kan niet dezelfde beweging zijn als in het midden van de twintigste eeuw. Natuurlijk zijn er veel moeilijkheden met deze traditie. Zo werd de Russische inval in Oekraïne door de officiële Russische propaganda ook bestempeld als antifascistisch (tegen de Oekraïense ‘nazi’s’). Natuurlijk werd het idee van antifascisme van verschillende kanten gedevalueerd. Hoe kan deze heruitvinding van het antifascisme eruitzien?

Nogmaals, het is moeilijk deze vraag te beantwoorden. Ik beschouw het post-fascisme als een wereldwijd fenomeen, maar ik weet niet zeker of we kunnen spreken van een wereldwijd antifascisme. Dat hangt af van de omstandigheden. Natuurlijk kunnen we zeggen dat fascisme overal en altijd slecht is, maar antifascisme heeft niet overal en altijd dezelfde betekenis en politieke mogelijkheden. Ik weet niet hoe antifascisme nu kan worden opgevat in Rusland, India of de Filippijnen. Verschillende landen hebben verschillende historische trajecten en antifascisme kan niet overal op dezelfde manier worden begrepen en gemobiliseerd. In West-Europa betekent antifascisme een specifieke historische herinnering. In Italië, Frankrijk, Duitsland, Spanje of Portugal, in landen die het fascisme hebben meegemaakt, met gedeelde collectieve herinneringen, is het onmogelijk de democratie te verdedigen zonder een antifascistische erfenis op te eisen.

In India bijvoorbeeld is de relatie tussen de onafhankelijkheidsstrijd en het antifascisme veel complexer. Tijdens de Tweede Wereldoorlog betekende antifascistisch zijn dat men, althans voor enige tijd, afzag van de onafhankelijkheidsstrijd. In Rusland onderschrijft Poetin een demagogische retoriek door de invasie van Oekraïne af te schilderen als de laatste fase van de Grote Patriottische Oorlog. Natuurlijk is het voor Russische democraten en dissidenten van cruciaal belang om deze leugenachtige propaganda te ontmaskeren en de ware betekenis van het antifascisme te herstellen.

In Oekraïne liggen de zaken ingewikkelder omdat de strijd tegen de Russische onderdrukking ouder is dan het antifascisme en niet altijd antifascistisch was. De geschiedenis van het Oekraïense nationalisme bevat een fascistische en rechtse component die niet mag worden vergeten. Tegelijkertijd is de herinnering aan het antifascisme die aan een ‒ even epische en heroïsche als tragische ‒ anti-nazi-oorlog die de Oekraïners vochten als onderdeel van de USSR. Daarom betekent antifascistisch zijn het opeisen van een traditie die niet algemeen aanvaard is in de Oekraïense geschiedenis. Het betekent het verdedigen van een bepaalde politieke identiteit binnen een pluriforme verzetsbeweging. Deze dingen zijn ongelooflijk ingewikkeld. Grofweg zouden we kunnen zeggen dat antifascisme een vrij en onafhankelijk Oekraïne betekent dat niet tegenover, maar juist verbonden is met een democratisch Rusland. Helaas zal dat niet morgen gebeuren.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Posle. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.