De Marokkaanse journalisten Omar Radi en Soulaiman Raissouni worden al maandenlang vastgehouden in de Oukacha gevangenis in Casablanca. Ze gingen in hongerstaking, die Radi na drie weken om gezondheidsredenen heeft opgeschort, terwijl Raissouni na meer dan 55 dagen nog steeds in hongerstaking is.

Soulaiman Raissouni, 49 jaar, wordt erkend als een van de beste columnisten van het koninkrijk en een uitstekend onderzoeksjournalist. Hij is de oprichter van Al-Aoual en werkte ook voor verschillende kranten voordat hij werd benoemd tot redacteur van de onafhankelijke krant Akhbar Al-Yaoum nadat redacteur Taoufik Bouachrine was gearresteerd en veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf.

Het is zijn kritische, zelfs bijtende manier van schrijven die hem de toorn van de Marokkaanse autoriteiten heeft opgeleverd, met name van de inlichtingendiensten, die niet hebben geaarzeld een campagne van laster en intimidatie tegen hem te organiseren, waarbij ze een aantal beruchte artikelen hebben gepubliceerd in de media die hen ten dienste staan. Soulaiman Raissouni werd gearresteerd wegens verkrachting zonder dat er tegen hem een klacht was ingediend bij de politie of de rechtbank. Hij is op 22 mei 2020 in staat van beschuldiging gesteld en in voorlopige hechtenis genomen en zijn proces, dat pas op 9 februari 2021 is begonnen, is al twee keer uitgesteld.

De wraak van de machthebbers is ook gericht tegen zijn jonge collega Omar Radi, 34 jaar, die bij zijn terugkeer van een reis naar Algerije werd gearresteerd wegens minachting van het gerecht. Acht maanden eerder had hij in een tweet de zware straffen aan de kaak gesteld die aan Rif-activisten werden opgelegd na de opstand in deze noordelijke Marokkaanse regio in 2016 en 2017.

Dankzij acties in Marokko en internationaal werd hij zes dagen later vrijgelaten, waarna hij in maart 2020 werd berecht en veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. Dit betekent niet dat hij vrijuit gaat, want hij is nu het doelwit van een lastercampagne volgens dezelfde methoden die tegen Raissouni zijn gebruikt: via bepaalde media die dicht bij de inlichtingendiensten staan, wordt hij er ditmaal van beschuldigd voor het buitenland te spioneren.

Zijn mobiele telefoon werd gehackt met Pegasus-software, ontwikkeld door het Israëlische bedrijf NSO. De officier van justitie van het hof van beroep van Casablanca heeft op 25 juni een onderzoek geopend naar ‘de vermeende betrokkenheid van de journalist bij een zaak van het verkrijgen van buitenlandse fondsen in verband met de inlichtingendiensten’. Tussen 25 juni en 29 juli 2020 heeft Omar Radi tien dagvaardingen van het centraal bureau voor gerechtelijk onderzoek (BNPJ) bijgewoond.

De tenlasteleggingen zijn omvangrijk en hij wordt ook beschuldigd van openbare dronkenschap, registratie van een persoon tegen zijn wil en verkrachting. Op 29 juli werd hij aangeklaagd, gevangen gezet en in eenzame opsluiting geplaatst wegens het in gevaar brengen van de binnenlandse en buitenlandse veiligheid van de staat en wegens verkrachting en onzedelijk gedrag.

De eerste aanklacht heeft betrekking op een bedrag van 2.000 euro dat hij zou hebben ontvangen voor onderzoek over twee Marokkaanse bedrijven en een onderzoeksbeurs om onderzoek te doen naar het inpikken van landbouwgrond in Marokko. Dit werk was een bron van inkomsten voor Radi, die zijn beroep niet langer kon uitoefenen: zijn perskaart werd niet verlengd en de directies van landelijke dagbladen werden onder druk gezet om hem te ontslaan of niet in dienst te nemen.

Allemaal in het vizier

Helaas staat het geval van deze twee journalisten niet op zichzelf. Het geldt ook voor  Maâti Monjib, een leraar-onderzoeker, journalist en oprichter van verschillende instellingen ter bevordering van de vrijheid van meningsuiting en onderzoeksjournalistiek, hij en zijn familie worden sinds 2013 onophoudelijk lastiggevallen. Hij werd voor het eerst in 2015 samen met zes andere journalisten aangeklaagd wegens het ondermijnen van de staatsveiligheid en werd op 27 januari 2021 veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf en een boete van 15.000 dirham (1.392 euro), zonder dat hij of zijn advocaten waren gedagvaard en terwijl hij in de gevangenis zat, ditmaal op grond van een nieuwe aanklacht wegens het witwassen van geld. Na een hongerstaking van 20 dagen werd hij voorlopig vrijgelaten met een verbod om het land te verlaten.

Vermeldenswaard is ook Hajar Raissouni, journaliste bij Akhbar El-Yaoum, die op 30 augustus 2019 werd gearresteerd. Ze werd een maand later, op 30 september, veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf wegens abortus en buitenechtelijke seks en op 16 oktober 2019 dankzij gratie door de koning vrijgelaten, na de enorme verontwaardiging die haar arrestatie en veroordeling hadden veroorzaakt.

Na de opstand in de Rif in 2016-2017 kwamen verschillende journalisten in de Rif in aanraking met de rechter vanwege hun journalistieke verslaggeving van de protesten, die werd beschouwd als ‘aanzetten tot het plegen van een strafbaar feit’ of een bedreiging van de staatsveiligheid. Hamid El-Mahdaoui, Mohammed Asrihi, Jawad Essabiri, Houcein El-Idrissi, Abdelali Haddou en Rabie Al-Ablak hebben bij elkaar opgeteld tientallen jaren in de gevangenis doorgebracht.

Hicham Mansouri zat in 2015-2016 een gevangenisstraf van tien maanden uit wegens overspel en is sindsdien in ballingschap gegaan. Hij werd in januari 2021 samen met Maâti Monjib, Hicham Kribhi en Samad Aït Aïcha bij verstek veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf en een boete van 10.000 dirham (1.000 euro) wegens ondermijning van de staatsveiligheid, terwijl vier andere journalisten in dezelfde zaak – Hisham Almiraat, Mohamed Essabr, Rachid Tarik en Maria Moukrim – lichtere straffen kregen.

Deze methoden zijn niet nieuw. Ali Anouzla, directeur van de nieuwssite Lakome, werd op 17 september 2013 gearresteerd wegens ‘materiële bijstand en instemming met terrorisme’, omdat hij een link had gepubliceerd naar een artikel in de Spaanse krant El País dat toegang gaf tot een video die werd toegeschreven aan de groep Al Qaida in de islamitische Maghreb (AQIM). Na massale solidariteitsacties werd hij op borgtocht vrijgelaten. Tot op de dag van vandaag is er nog geen vonnis uitgesproken.

Constanten en variabelen van het repressieve systeem

Afgezien van de gevallen van de Rif-journalisten en Ali Anouzla, worden journalisten niet vervolgd voor hun journalistieke activiteiten of geschriften, maar voor ernstige politieke misdrijven (ondermijning van de staatsveiligheid, spionage), of gewone misdrijven (witwassen van geld, seksuele misdrijven…) in een poging om hen in diskrediet te brengen en elke behoefte aan solidariteit te ontmoedigen.

Marokkaanse feministen hebben gereageerd door in een verklaring het instrumentaliseren van de strijd van vrouwen tegen geweld met het doel journalisten te onderdrukken aan de kaak te stellen en de gewone wetsovertredingen waarvoor journalisten worden beschuldigd, overtuigen niemand: Omar Radi en Soulaiman Raissouni hebben de steun gekregen van meer dan 200 Marokkaanse journalisten.

In 2016 hervormde Marokko zijn perswetgeving en verbood gevangenisstraffen voor persmisdrijven. Nu is het dus zaak voorwendselen te vinden om deze nieuwe regels te omzeilen. Het regime – dat niet is veranderd – moet nu manieren vinden om zijn doelen in de strijd tegen de persvrijheid te bereiken.

De vervolging van Omar Radi houdt verband met het onderzoek dat hij deed naar landroof in Marokko. Tijdens een reis naar Algerije sprak hij er in het openbaar over op een conferentie en op de televisie. Bij zijn terugkeer werd hij gearresteerd. Het is bekend dat landbouwgrond het voorwerp is van intense hebzucht van de kant van nationale en buitenlandse investeerders en landroof heeft de accumulatie van gigantische vermogens mogelijk gemaakt, zelfs in de hoogste machtssferen, terwijl de kleine boerenbevolking verdwijnt of probeert te overleven in immense armoede. Hem beschuldigen van het aan de kaak stelllen hiervan zou duidelijk een opiniedelict zijn geweest en zou tot een openbaar debat over dit onderwerp hebben geleid. Het was beter om hem te presenteren als een spion en een verkrachter.

Een sleutel om het te begrijpen

Maâti Monjib biedt ons een sleutel tot het probleem. In zijn boek La monarchie marocaine et la lutte pour le pouvoir (L’Harmattan, 1992) analyseert hij de alliantie tussen de monarchie en de nationale beweging tijdens het Frans-Spaanse protectoraat om de onafhankelijkheid van het land te verkrijgen. En hij beschrijft hoe, toen dit doel eenmaal was bereikt, de twee partners heftig botsten over wie de teugels van het land zou overnemen.

De Onafhankelijkheidspartij (Al-Istiqlal) droomde van een monarchie die de continuïteit en de legitimiteit van de nieuwe autoriteiten zou verzekeren, maar niet zou regeren. De monarchie daarentegen was van plan de teugels van het land in handen te nemen. De strijd was bitter en de moord op Mehdi Ben Barka in 1965 betekende de overwinning van de monarchie, die voortaan alle haar ter beschikking staande middelen zou aanwenden tegen eenieder die haar macht ter discussie stelt.

Daarna is ze doorgegaan met het manipuleren, coöpteren, verdelen en onderdrukken van de politieke beweging en van de vakbeweging. De controle over het land zou absoluut zijn geweest indien het leger niet tweemaal had geprobeerd de koning af te zetten, in 1971 en 1972. Maar die pogingen faalden, 21 militairen werden doodgeschoten en de 58 anderen stierven langzaam in de gevangenis van Tazmamart, in het zuiden van het land.(1)Lees over dit onderwerp Ahmed Marzouki, Tazmamart cellule 10, Tarik editions, 2000. De operatie ‘De Groene Mars’ en de herovering van de Sahrawi-gebieden die in 1975 door Spanje waren verlaten, legden definitief de absolute macht van de monarchie vast.

Twee decennia later probeerde Hassan II zijn zoon een toonbaarder land na te laten. Hij bevrijdde de gevangenen die nog in leven waren in Tazmamart, haalde linkse gevangenen uit de gevangenissen (terwijl die zich vulden met islamisten) en stond het verschijnen toe van nieuwe perstitels, niet verbonden met de regering of met partijen, maar met de zakenwereld en afhankelijk van reclame. Een modernere pers, die de taal lichter heeft gemaakt en onderwerpen is gaan behandelen die in het land ongehoord waren, zoals het vermogen van de koning, de situatie in de Sahara, seksualiteit, financiële schandalen, corruptie, enzovoort. Geleidelijk aan begon de vrijgevochten toon van sommige titels te irriteren en verscheidene kranten werden gedwongen te sluiten, financieel verstikt, nadat ze met enorm hoge boetes waren beboet of hun advertenties onder druk van de autoriteiten waren ingetrokken.

Herstel na de opstand

Toen begon de digitale pers op te komen. Het aantal titels in het Arabisch, Frans en Amazigh vermenigvuldigde zich en in het hele land verscheen een lokale en regionale pers die nooit eerder had bestaan. Met de opstanden van 2011, die een paar maanden lang een groot deel van de Arabische wereld in beroering brachten, bloeide een nieuwe vrijheid van toon en meningsuiting op, zowel in de straten als in de pers. Maar de pauze was van korte duur. Met de hulp van bijna alle politieke partijen slaagde de monarchie erin de macht te heroveren door een verkiezingsprogramma voor te stellen dat de populaire en grotendeels spontane beweging, waarvan het terrein de straat was en niet de stembus, marginaliseerde.

Desondanks kostte het verscheidene maanden en een steeds agressievere repressie om de straten vrij te maken van demonstranten. En sindsdien is er weer een loden deken over Marokko neergedaald. De weinige overblijvende onafhankelijke en kritische organisaties (Marokkaanse Vereniging voor Mensenrechten, Marokkaanse Vereniging voor Onderzoeksjournalistiek, Attac, Freedom now Morocco, Racines) worden lastiggevallen. Culturele activiteiten  door jongeren worden onderdrukt, net als de indrukwekkende sociale opstanden in de Rif (oktober 2016-zomer 2017) en vervolgens in de mijnstad Jerada (december 2017-januari 2018) en andere protesten in verschillende delen van het land.

Onafhankelijke journalisten hebben deze sociale bewegingen beschreven en in hun context geplaatst, vergezeld van intense activiteit door bloggers en op YouTube en Facebook. Dat maakt het moeilijk te verbergen wat er diep in Marokko gebeurt. In een poging om deze verslaggevers het zwijgen op te leggen en bang te maken, belanden velen in de gevangenis. De autoriteiten hebben ook hun eigen mediakanalen opgezet, die worden gebruikt voor staatspropaganda, het verspreiden van vals nieuws, het belasteren van collega’s in de onafhankelijke pers en zelfs het voorbereiden van rechtszaken tegen hen. De samenwerking tussen deze media, de veiligheidsdiensten en de rechterlijke macht is overduidelijk. Autocratischer dan ooit verzandt de Makhzen (de regering) in een vergeefse poging om ideeën en gedachten te controleren.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Orient XXI. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.

Voetnoten

Voetnoten
1 Lees over dit onderwerp Ahmed Marzouki, Tazmamart cellule 10, Tarik editions, 2000.