Met de machtsgreep met artikel 49.3 op 16 maart hebben Macron en zijn regering een nieuwe impuls van volksmobilisatie in al zijn vormen uitgelokt: hernieuwbare stakingen, blokkades, demonstraties en zelfs de beweging van universiteitsstudenten en middelbare scholieren.

Aan de sociale crisis is nu vooral een echte politieke crisis toegevoegd, een regimecrisis, waaraan Macron zeker niet zal kunnen ontsnappen, want het is zijn legitimiteit, zijn aanspraak om het land de komende vier jaar te blijven leiden die op het spel staat. De wettigheid van zijn formele institutionele legitimiteit komt steeds meer in tegenspraak met een volkslegitimiteit die totaal ontbreekt.

Tien dagen lang doen de autoriteiten alsof ze deze realiteit negeren, alsof ze de boosheid en woede van miljoenen vrouwen en mannen in dit land negeren. Zoals een jonge demonstrant zei: ‘Tot nu toe gaf hij niets om ons, nu geeft hij zelfs niets om de democratie.’

Sinds 16 maart zijn er elke avond in honderden steden, vaak in kleine plaatsen, spontane demonstraties, met of zonder de aanwezigheid van de vakbonden, demonstraties van woede tegen artikel 49.3 en tegen de minachting van Macron voor het volk.

Na de machtsgreep met artikel 49.3 was de verwerping door de Nationale Assemblee op 20 maart van een motie van afkeuring die zou hebben geleid tot de verwerping van de wet en het aftreden van de regering (de motie kreeg 278 stemmen, 9 stemmen te weinig voor een absolute meerderheid, iets wat sinds 1992 niet meer was voorgekomen) een verder bewijs van het isolement van de president en zijn parlementaire minderheid, en een extra reden voor volkswoede. Van de 61 afgevaardigden van de rechtse partij Les Républicains (LR) stemden er 19 voor de motie van afkeuring, ver boven alle voorspellingen.

Dit isolement belette Emmanuel Macron niet om op 22 maart om 1 uur op TF1 en France 2 (de twee belangrijkste tv-zenders) 24 uur vóór de nieuwe nationale actiedag te spreken met een houding van een president die zeker is van zichzelf en ongevoelig voor de woede van de straat. Een spectaculaire oefening in aristocratische minachting, in een poging om zich solide voor te doen aan zijn aarzelende kiezers door zich ondanks alles standvastig en vastberaden te tonen ‒ een oefening waarin hij er alleen in slaagde de volksklasse nog meer van zich te vervreemden. Want nogmaals, zei hij dat zijn hervorming gerechtvaardigd was, dat hij gekozen was om ze door te voeren en dat ze bovendien net democratisch was aangenomen door het Parlement, waardoor de sociale acties irrelevant werden.

Deze zogenaamde democratische legitimiteit was de afgelopen weken ongetwijfeld de meest irritante factor. Het systeem van politieke vertegenwoordiging, gebaseerd op periodieke verkiezingen van afgevaardigden, staat ver af van echte volkssoevereiniteit, waarbij de keuzes op democratische wijze door de betrokken bevolkingen worden gemaakt. Maar de Franse Vijfde Republiek is op zich het systeem in Europa dat alle mogelijke gebreken van vertegenwoordiging opeenstapelt.

Frankrijk heeft een echt presidentieel systeem, waarbij één enkele, bij algemeen kiesrecht verkozen persoon, de meeste uitvoerende bevoegdheden heeft, zowel wat het buitenlands als het binnenlands beleid betreft, terwijl de regering slechts zijn kabinet is en de eerste minister slechts een ondergeschikte rol heeft, behalve in geval van ‘samenwoning’. (Deze mogelijkheid ‒ een president en een premier van verschillende politieke kleur ‒ is a priori en behoudens ongelukken uitgesloten sinds de overgang naar de presidentiële termijn van vijf jaar, waarbij de parlementsverkiezingen snel op de presidentsverkiezingen volgen).

Als tweede beperking van de democratische rechten zijn er in Frankrijk twee kamers: de Senaat en de Assemblée. De Senaat, ‘een vergadering van notabelen’ wordt niet gekozen door middel van rechtstreekse verkiezingen, maar door 160.000 ‘grote kiezers’.

Het derde nadeel is dat de Nationale Vergadering niet wordt verkozen via evenredige vertegenwoordiging, maar via uninominale stemming in twee ronden, wat niet de realiteit van de politieke stromingen weerspiegelt en de vertegenwoordiging beperkt. Het kiesstelsel van Frankrijk, ‘vaderland van de mensenrechten’, vinkt dus alle vakjes aan van een belediging van de fundamentele democratische rechten.

Afgezien van deze algemene overwegingen, benadrukte de verkiezingen van 2022 al deze tekortkomingen die inherent zijn aan de Vijfde Republiek.

Macron won slechts één op de vijf kiezers (20,07 procent). De presidentsverkiezingen vonden plaats in twee ronden, in de tweede ronde won hij, tegenover Marine Le Pen, 38,55 procent van het electoraat. De extra stemmen kwamen van kiezers, meestal van links, die alleen op hem stemden om extreemrechts tegen te houden. De enige echte legitimiteit van zijn programma bedraagt dus 20 procent! Bij de daaropvolgende parlementsverkiezingen behaalden de kandidaten van zijn alliantie in de eerste ronde 11,97 procent van de stemmen. Deze twee cijfers, 20,07 procent en 11,97 procent, zijn de laagste in de geschiedenis van de Vijfde Republiek.

Na dit alles hebben de afgevaardigden van de alliantie rond Macron slechts 250 zetels behaald, terwijl de meerderheid 289 is. In elk parlementair systeem zou een dergelijke situatie een min of meer lange discussie hebben vereist om met één of meerdere partijen een coalitieakkoord te vormen rond een programma. Die situatie is gebruikelijk in de meeste Europese- en andere landen.

Macron had in 2017 314 zetels weten te bemachtigen door een eerste overwinning op de Parti Socialiste (PS) (die 216 zetels had verloren) en op de LR (die 92 zetels had verloren). Hij dacht in 2022….. dezelfde truc te kunnen uithalen, hoofdzakelijk met LR. Omdat hij zijn mislukking niet wilde accepteren en geen echte alliantie voorstelde, deed en doet hij liever alsof hij in de meerderheid was en een paar LR-afgevaardigden kan oppikken om daadwerkelijk een meerderheid te vormen. Maar Macron heeft de zwakste sociale basis, de zwakste electorale basis in de geschiedenis van de Vijfde Republiek.

We moeten ons dit alles realiseren om de opgekropte woede te begrijpen, de woede over het feit dat alle kunstgrepen om een asociale wet door te drukken met politiek geweld worden aangewend.

De methoden die zijn gebruikt om een hervorming door te drukken die door de overgrote meerderheid van de bevolking is afgewezen, hebben de afwijzing van een ondemocratisch systeem en een president die zich in feite zijn legitimiteit heeft toegeëigend, nog versterkt. Macron is de eerste president die probeert een pensioenhervorming door te voeren zonder parlementaire meerderheid. En hij is ook de eerste die probeert zijn hervorming erdoor te smokkelen door middel van een PLRFSS (een wetsvoorstel tot wijziging van de financiering van de sociale zekerheid) dat het gebruik van artikel 47.1 mogelijk maakt, waardoor de debatten in het parlement tot 20 dagen en de hele procedure tot 50 dagen worden beperkt. En hij is ook de eerste die een wet aanneemt die de voorwaarden voor toegang tot het pensioen ingrijpend wijzigt door gebruik te maken van het beroemde artikel 49.3. dat het mogelijk maakt een minderheidswet zonder stemming aan te nemen.

Macron wilde dus de instellingen manipuleren en de afgevaardigden dwingen om een project in te voeren dat slechts door een minderheid in de Nationale Vergadering en een extreme minderheid in het land wordt gesteund. Het geweld van deze manoeuvres heeft bij de bevolking massale boosheid en woede opgewekt. Meer dan 1.200 spontane demonstraties vonden plaats in het hele land in de dagen na het gebruik van artikel 49.3. met als kern van deze mobilisaties de woede tegen een autoritaire regering, doof voor de grootste mobilisatie sinds 1995 en die zich bedient van een discours waardig aan de Newspeak van George Orwell : ‘een noodzakelijke en legitieme hervorming’, ‘een democratisch proces’, ‘een wet waar het Franse volk op wachtte’.

Het politieke isolement van Macron houdt hem des te meer in een staat van immobiliteit, met week na week de hoop dat dit alles voorbij zal gaan, dat de rivier van volkswoede zich in zijn bedding zal terugtrekken… Tot nu toe is hij daar niet in geslaagd, en heeft hij zelf het vuur aangewakkerd.

We zien de combinatie van antidemocratische instellingen en een slecht gekozen president die zijn wil wil opleggen met institutionele kunstgrepen, de combinatie van een hervorming die sociaal onrechtvaardig is voor de arbeidersklasse en groeiende inflatie, vooral op het gebied van voedsel en energie, die de woede versterken.

Het enige wat de regering nog rest is het argument van de openbare orde. De demonstraties maken niet langer deel uit van het politieke debat, een situatie waarop de regering zou moeten reageren door rekening te houden met de sociale en politieke krachten die zich ermee bezighouden, maar alleen de openbare orde en het wapen van politie-onderdrukking is het enige politieke antwoord geworden, met de poging de beweging te smoren met wapenstokken, traangas en LBD’s [niet-dodelijk verdedigingswapen met stopkogels].

Macron en Darmanin, de minister van Binnenlandse Zaken, presenteren zich nu als de verdedigers van de openbare orde, tegenover een burgeroorlog onder leiding van extreem-linkse oproerkraaiers. De laatste dagen, na het gebruik van artikel 49.3 en de verwerping van de motie van afkeuring, is er een golf van politiegeweld, willekeurige arrestaties en verboden op de demonstraties waartoe door brede vakbondscoördinaties is opgeroepen.

Het doel is duidelijk de beweging te breken. De Unie van Magistraten, de Unie van Advocaten van Frankrijk en de Liga voor de Mensenrechten hebben gewaarschuwd tegen het gebruik van deze methoden door de politie om de voortgang van de demonstraties te belemmeren en de demonstranten te intimideren. Ze hebben geprotesteerd tegen het politiegeweld, met name tegen de misbruiken van de BRAV-M (motorbrigades voor de repressie van gewelddadige acties) in Parijs, een trieste herhaling van de motorbrigades die Raymond Marcellin in de nasleep van mei 68 had opgericht en die verantwoordelijk waren voor de dood van Malik Oussekine in 1986.

Demonstranten raken verminkt door politiegeweld: in Rouen verloor een ziekenhuismedewerker een vinger en in Parijs verloor een vakbonds-activist van Sud Rail een oog, na het afschieten van granaten.

Een dergelijke houding van de regering, van criminalisering van de beweging, wordt doorgevoerd terwijl de dag van de mobilisatie op donderdag 23 maart in veel steden de grootste demonstraties sinds het begin van de beweging kende, met nationaal 3,5 miljoen mensen volgens de vakbonden, 1,08 miljoen volgens de politie, een aantal gelijk aan de grote actiedag van 19 januari, met een nog grotere vastberadenheid en vechtlust. Vooral in middelgrote steden vonden indrukwekkende demonstraties plaats: 40.000 in Nantes, 30.000 in Brest, 20.000 in Avignon, naast de 800.000 aanwezigen in Parijs. Op deze datum zijn ook jongeren van middelbare scholen en universiteiten in beweging gekomen: meer dan 80 universiteiten en 400 middelbare scholen zijn geblokkeerd en de studentenvakbond UNEF heeft bij de demonstratie in Parijs 150.000 jongeren geteld. Jongeren zijn het eerste doelwit van politiegeweld, met als doel de verspreiding van stakingen en blokkades in de kiem te smoren.

Macron wist in zijn televisietoespraak ook de woede op te wekken van de vakbondsleiders, in de eerste plaats de CFDT en de CGT. In een rechtstreekse aanval op Laurent Berger, de leider van de CFDT, aarzelde Macron niet om te bevestigen dat hij nooit een voorstel over de financiering van de pensioenen had ingediend.

Als reactie daarop voegden Berger en Martinez hem harde opmerkingen toe: ‘minachting, leugens en ontkenning’, allemaal ongebruikelijke termen voor vakbondsleiders. Vooral gezien het feit dat Macron de vakbondsleiders uitdrukkelijk had gevraagd om naar hem toe te komen en de uitvoering van de wet tegen de pensioenen te aanvaarden.

De branden in Parijs en in verschillende steden en de botsingen met de politie vonden meestal plaats in nachtelijke demonstraties waarbij jonge mensen bijeenkwamen die niet gewend waren aan demonstraties en nog minder aan botsingen. Om in deze demonstraties alleen de acties van de zwarte blokken en extreem links te zien is duidelijk een politieke berekening, maar heeft niets met de werkelijkheid te maken.

Naast straatmobilisaties, blokkades en de komst van jongeren in de beweging, gaan de stakingsbewegingen door: op 23 maart was het percentage stakers onder spoorwegpersoneel en leraren (50 procent in staking) en in de energiesector sterk gestegen en de hernieuwbare stakingen gingen door bij de spoorwegen, olieraffinaderijen, havens en dokken, afvalinzameling en -opslag.

De botsing met de regering vond deze zaterdag ook plaats bij de grote demonstratie tegen de megabassins in Sainte Soline, waar 30.000 mensen op afkwamen en die geconfronteerd werd met gewelddadig politieoptreden, waarbij meer dan 200 mensen gewond raakten.

Aan het einde van deze fase van de beweging gaat de krachtmeting door met tegenstrijdige elementen. Sommige stakende sectoren, met name de afvalsector en de raffinaderijen en de talrijke demonstraties in de steden houden het politieke klimaat van confrontatie met de regering in stand. Ook de blokkades van middelbare scholen en universiteiten kunnen de komende dagen voor een nieuw klimaat zorgen. Tegelijkertijd zijn er geen nieuwe stakingsbewegingen in belangrijke sectoren.

Macron en zijn regering zijn nog steeds vastgelopen en niet in staat om de bladzijde van dit conflict om te slaan, ondanks hun houding. Bovendien zoeken ze naar een uitweg wat betreft hun parlementaire basis, op zoek naar ‘uitbreiding van de meerderheid’, dat wil zeggen, in feite het creëren van een meerderheid, zonder een politiek akkoord met de Republikeinen, maar op zoek naar de crisis van deze partij, die verscheurd is tussen steun aan- en verzet tegen Macron.

De coördinatie tussen de vakbonden blijft bestaan, met de eis om de wet in te trekken en een nieuwe stakingsoproep voor dinsdag 28 maart. Maar tegelijkertijd brengt ze zelf al de mogelijkheid naar voren om deel te nemen aan het lange proces van het initiatief voor een referendum, gelanceerd door de gekozen vertegenwoordigers van links.

Dit perspectief nu bevorderen komt natuurlijk niet overeen met het versterken van de krachtsverhouding in stakingen en op straat. Iedereen voelt dat de regering verzwakt en geïsoleerd is, dat de situatie van de arbeidersklasse, geconfronteerd met de stijgende kosten van levensonderhoud en de pensioenhervorming, een krachtsverhouding kan creëren die Macron kan dwingen zijn hervorming terug te draaien. De afgelasting van het bezoek van de Britse koning Charles III was in feite een klap in het gezicht van de regering, die daarmee aantoonde niet in staat te zijn de mobilisatie van het volk te beteugelen.

Wat in de huidige situatie echter ontbreekt, is de opbouw op nationaal niveau en in de steden van een gemeenschappelijk sociaal en politiek front, dat een antikapitalistisch alternatief verdedigt van sociale en financiële keuzes ten gunste van de arbeidersklasse, met een andere verdeling van de rijkdom, een front dat steunt op de sociale dynamiek om zich in de huidige situatie als directe politieke actor te profileren. Hoewel de beweging geen structuren van zelforganisatie of massale algemene vergaderingen van stakers heeft ontwikkeld, zorgen tienduizenden activisten van de sociale en politieke beweging in honderden steden voor de voortzetting van de beweging ‘voor terugtrekking nu’, door middel van stakingen en blokkades, terwijl ze vertrouwen op het bestaan van een nationale vakbondscoördinatie.

Zij zijn degenen die deze beweging dragen, zij zijn degenen die haar hebben opgebouwd en die haar tot op de dag van vandaag doen voortduren. Het handhaven van de mobilisatie in eenheid en radicaliteit zal opnieuw de uitdaging van de komende dagen zijn.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op International Viewpoint. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.