De Portugese premier, Antonio Costa, heeft onlangs verkiezingen afgedwongen, met als doel zich te ontdoen van zijn  afhankelijkheid in het parlement van de linkse partijen. Brais Fernández sprak met Jorge Costa, leider en parlementslid van het Bloco de Esquerda (BE), over de positie van links in deze situatie.

De laatste jaren werd Portugal alleen geregeerd door de Socialistische Partij (PS). Omdat ze echter nooit over een absolute meerderheid beschikte, was de partij genoodzaakt akkoorden te sluiten met links, in wat in de volksmond ‘geringonça’ (krakkemikkig ding) werd genoemd. Een ervaring vol spanningen en conflicten, die uitliep op een breuk toen de Socialistische Partij weigerde het met het Bloco de Esquerda en de Communistische Partij (PCP) eens te worden over de begroting.

Dat heeft het land naar nieuwe verkiezingen geleid in een ingewikkelde situatie, gekenmerkt door de pandemie en de opkomst van extreemrechts. We spreken met Jorge Costa, leider en parlementslid van het Portugese Bloco de Esquerda, over de electorale situatie, de bijzonderheden van de Portugese politieke situatie, de rol van partijen en sociale bewegingen en de opkomst van nieuw extreemrechts in een land dat tot nu toe in de marge van dit wereldwijde verschijnsel heeft gestaan.

Brais Fernández: Na jaren van bestuur door de Socialistische Partij stevent Portugal af op nieuwe verkiezingen: wat is er gebeurd? Vertel ons iets over de algemene politieke, maatschappelijke en economische situatie voor mensen die de Portugese politiek niet dagelijks volgen.

De verkiezingen van 2015, na de tussenkomst van de trojka (ECB, EU en IMF), hadden een uitslag die een nieuwe situatie creëerde. Hoewel de rechtse coalitie de meeste stemmen kreeg, bleef ze in een minderheid in het parlement. Het Bloco de Esquerda (Linkse Blok) en de Communistische Partij verklaarden zich toen bereid een rechtse regering te verhinderen en de basis te zoeken voor politieke akkoorden met de PS ‘in het vooruitzicht van een gedoogakkoord’, zoals ze toen schreven. Een gedoogakkoord is anders dan een regeerakkoord, het houdt geen deelname aan de uitvoerende macht in, maar een reeks programmatische overeenkomsten  in ruil voor het gedogen van een minderheidsregering.

In deze overeenkomsten werden maatregelen en tijdschema’s vastgesteld voor inkomensherstel – 35-urenlonen voor overheidspersoneel, verhoging van het minimumloon, verlichting van de belasting op arbeid, ontdooiing en herstel van de laagste pensioenen – en het blokkeren van  verdere privatiseringen. De stabilisering van dit kader heeft links tijdens de afgelopen periode in staat gesteld enkele bijkomende vorderingen te maken op belangrijke gebieden, zoals de regularisatie van precaire overheidswerknemers, de sociale bescherming van ‘zelfstandigen’, de verlaging van het collegegeld, een nieuwe progressievere basiswet voor de gezondheidszorg en het proces van decriminalisering van sterven onder begeleiding, dit laatste proces is nog aan de gang.

Dit politieke kader, door rechts minachtend ‘geringonça’ gedoopt (dingetje) (een bijnaam die later door de voorstanders van het akkoord zelf werd overgenomen), creëerde een nieuwe sfeer van sociale opluchting en de wil om te protesteren, met name onder de overheidswerknemers en de precaire sectoren die op het publieke toneel opdoken. In deze periode ontstonden ook nieuwe massabewegingen, met de grootste feministische en antiracistische demonstraties ooit in Portugal, alsook belangrijke mobilisaties van jongeren voor klimaatrechtvaardigheid, die deel uitmaakten van de wereldwijde beweging die later door de pandemie zou worden onderbroken.

De beperkingen van dit gedoogakkoord werden al snel duidelijk: de Socialistische Partij gehoorzaamde aan orders uit Brussel bij besluiten zoals de toepassing van de resolutieregels voor banken in het geval van de Banco Espírito Santo, de beperking van de overheidsinvesteringen tot een buitengewoon laag niveau of het uitblijven van een reactie gericht op het herstel van overheidsdiensten die door de bezuinigingen van de trojka waren getroffen. De arbeidswetten hielden de tegenslagen van de periode waarin rechts verder ging dan de opleggingen van het memorandum van overeenstemming met de trojka, in stand.

Ondanks deze hardnekkige blokkades heeft het inkomensherstel, in combinatie met het aantrekken van het  toerisme en een dalende rente op schulden dankzij het beleid van de Europese Centrale Bank (ECB), een snel herstel van de groei en de werkgelegenheid mogelijk gemaakt, wat leidde tot een stijging van de Socialistische Partij in de peilingen.

Vanaf 2018/19 begonnen de stappen van de SP in de richting van een politieke confrontatie die haar, aan de vooravond van de verkiezingen, in staat zou stellen op te roepen tot het behalen van een absolute meerderheid, duidelijk te worden. De voorzitter van de partij, Carlos César, ging zelfs zover dat hij de linkse krachten een ‘belemmering’ noemde voor een goede regering door de socialisten. Maar die oproep is mislukt. In oktober 2019 handhaafden de linkse partijen in wezen hun positie (Bloco 9,5% met hetzelfde aantal afgevaardigden, PCP 6,3%) en er werden 108 afgevaardigden van de SP gekozen, waarmee ze de rechtse partijen voorbijstreefden, maar nog zeven zetels tekort kwamen voor een absolute meerderheid. Onmiddellijk begonnen nieuwe onderhandelingen, maar nu zonder de  noodzaak’ waarin de SP in 2015 onderhandelde.

Terwijl de PCP slechts bereid was tot eenmalige onderhandelingen zonder de basis van een politiek akkoord, stelde het Bloco de Esquerda voor om over een dergelijk akkoord te onderhandelen, maar op één voorwaarde: de afschaffing van de door de trojka in de arbeidswetgeving aangebrachte verslechteringen (vermindering van de betaling voor  overwerk, vermindering van het aantal vakantiedagen, vermindering van de berekeningsgrondslag van de ontslagvergoeding van 30 naar 12 dagen per gewerkt jaar en andere maatregelen).

De dag na de vergadering met het Bloco had António Costa een ontmoeting met de werkgeversorganisaties. Het is ook belangrijk op te merken dat de nieuwe regering geen akkoord heeft kunnen bereiken over de hervorming van de arbeidswet. De minderheidsregering navigeerde op zicht, van begroting naar begroting, waarbij ze steeds openlijker haar chantage met een politieke crisis en vervroegde verkiezingen uitsprak en een tegenstrijdige houding ten opzichte van de linkse partijen aannam: vijandigheid tegenover het Bloco, neerbuigendheid en pogingen tot ondergeschikking van de PCP.

Wat zijn concreet de eisen die het Bloco de Esquerda en de Communistische Partij op tafel hebben gelegd?

Enkele weken na de verkiezingen van 2019 werd de begroting voor 2020 door de onthouding van de afgevaardigden van Bloco en PCP (en de drie verkozen afgevaardigden van de partij voor de dieren PAN) alsnog aangenomen dankzij een aanzienlijke versterking van de investeringen in de gezondheidszorg. Maar het Bloco heeft tegen de begroting voor 2021 gestemd, na onderhandelingen waarin we ons opnieuw hebben geconcentreerd op de afschaffing van de arbeidsrechtelijke regels van de trojka en ander structureel sociaal beleid.

Op basis van de lessen van de pandemie hebben we ook voorstellen gedaan om de buitengewone uitkeringen voor noodhulp te wijzigen en een nieuwe sociale uitkering voor armoedebestrijding uit te werken die het bestaande budget ruimer zou maken en  zonder willekeurige uitsluitingen.

Geconfronteerd met de kwetsbaarheid die de pandemie in de nationale gezondheidsdienst (SNS) aan het licht heeft gebracht, heeft het Bloco een vergoedingsregeling voorgesteld voor de exclusieve inzet van gezondheidswerkers om de vermenging tussen de openbare en de particuliere sector tegen te gaan en de profissionals (met name artsen en verpleegkundigen) die momenteel door particuliere ziekenhuizen worden weggezogen door betere aanbiedingen in de SNS aan te trekken en te behouden.

De regering weigerde dit alles te doen en de begroting voor 2021 werd slechts goedgekeurd met onthoudingen van de PCP (waarvan het belangrijkste wapenfeit was de garantie dat aan werknemers met buitengewoon ontslag 100% van het basisloon wordt uitbetaald) en de PAN. In dit stadium bleven de communisten verdedigen dat over arbeidswetten, die geen strikt budgettaire aangelegenheden zijn, door de regering met de vakbonden moest worden onderhandeld.

De PCP veranderde dit standpunt tijdens de onderhandelingen over de begroting voor 2022, toen de partij in de onderhandelingen begon uit te gaan van de terugtrekking van de trojka uit de arbeidswetten – zoals de Bloco al sterk deed, sinds het voorstel voor het akkoord na de verkiezingen van 2019 – en ook van de versnelling van de verhoging van het minimumloon. En dat was voor hen genoeg om tegen te stemmen.

Geconfronteerd met de verwerping van de begroting haastte António Costa, die altijd van de onderhandelingen met links afwilde, zich om nog tijdens het begrotingsdebat nieuwe verkiezingen uit te schrijven om te proberen een absolute meerderheid te verkrijgen.

De PS heeft zich electoraal versterkt, maar volgens de peilingen niet genoeg om een absolute meerderheid te behalen. Waarom heeft ze besloten verkiezingen af te dwingen? Hoe karakteriseren jullie haar beleid en haar regering?

De komende verkiezingen worden een referendum voor de premier. Costa zal een zware overlevingstest moeten doorstaan als hij er niet in slaagt een absolute meerderheid te behalen nadat hij vervroegde verkiezingen heeft uitgelokt. Zijn gok, zonder welke hij ver van een meerderheid verwijderd is, is de afstraffing van de linkse partijen, door de verwerping van de begrotingen en de mislukking van de rechtervleugel, die nu verstrikt is in interne leiderschapsgeschillen en onder druk staat van uiterstrechts. Daarom geven veel gematigde kiezers, hoewel ze ontevreden zijn, wellicht de voorkeur aan continuïteit boven verandering. Al deze berekeningen moeten nog bewezen worden…

Zoals ik al eerder zei, is een kenmerk van de PS-regering haar ondergeschiktheid aan de Europese canon. Zelfs in een uitzonderlijke situatie, waarin de regels van het begrotingsverdrag worden opgeschort, behoort Portugal tot de laatste van de ontwikkelde landen wat betreft overheidsinvesteringen in antwoord op de crisis. En dat terwijl er budgettaire ruimte is voor verdere vooruitgang. Deze aanpak blokkeert ook alle maatregelen die ongunstig zijn voor het grootkapitaal, of het nu gaat om de onroerendgoedsector, de rentabiliteit van de elektriciteitsbedrijven of de particuliere gezondheidszorg.

Ik denk dat de Portugese ervaring duidelijk maakt hoe gecompliceerd de relatie met socialistische partijen in Europa is. Enerzijds zijn het sociaal-liberale of progressieve neo-liberale partijen. Anderzijds, in een context van opkomst van extreemrechts of van consolidatie van traditioneel rechts, lijken ze een optie voor een groot deel van links, ondanks het feit dat ze nog steeds in een historische crisis verkeren. Wat voor relatie stelt u voor met de PS?

De relatie van het Bloco de Esquerda met de PS is altijd gekenmerkt geweest door intense politieke conflicten. De Socialistische Partij is, net als de PSD, de voornaamste protagonist van het model van conservatieve modernisering dat de aanhoudende achterstand van het land verklaart, van de privatisering van strategische sectoren van de economie tot het uitvaardigen en consolideren van maatregelen om de werknemers in de productie te muilkorven. In de loop van twee decennia heeft dit conflict plaatsgemaakt voor belangrijke overeenstemmingen (decriminalisering van drugsgebruik, LHBT-rechten), maar op belangrijke gebieden van het sociaal en financieel beleid is het conflict blijven bestaan.

Als het Bloco in 2015 ten onrechte had gedacht dat er voldoende programmatische voorwaarden en vertrouwen waren om ministers voor een coalitieregering te leveren, zou zo’n regering het slechts een paar weken hebben volgenhouden: in december 2015, slechts twee maanden na de verkiezingen, verkocht de Socialistische Partij een staatsbank, Banif, aan de grote Spaanse bank Santander, met een verlies van 3 miljard euro voor de Portugese staat. Geen enkele linkse minister zou daarmee kunnen instemmen.

De ervaring met de ‘geringonça’ (de overeenkomsten in 2015 en 2019) is in het internationale debat soms behandeld alsof het om een ‘model’ ging. Voor ons is het geen model dat klaar is om te worden toegepast, aangezien het het resultaat is van zeer bijzondere nationale omstandigheden. Het was een minderheidsregering van een centristische partij, geen linkse regering. Haar parlementaire basis was het resultaat van belangrijke compromissen over politieke veranderingen: het einde van de bezuinigingen en het herstel van de inkomens van de mensen. Dit platform raakte vervolgens uitgeput en de Socialistische Partij weigerde in te gaan op de eis van links dat haar steun aan de regering gepaard zou gaan met het herstel van verloren arbeidsrechten (van essentieel belang om de aanhoudende stagnatie van de gemiddelde lonen te corrigeren) en het scheppen van voorwaarden voor de continuïteit van de SNS (die door particuliere roofzucht is gedegradeerd).

Anderzijds leek Portugal een van de laatste landen in Europa te zijn zonder een noemenswaardig extreemrechts, maar het Chega-fenomeen is nu doorgebroken, iets wat verrassend kan lijken in een land waarvan de grondwet het resultaat is van de omverwerping van een dictatuur door een alliantie tussen sectoren van het leger en de volksklasse.

In de huidige reorganisatie van Portugees rechts komen twee nieuwe polen naar voren, de ene extreemrechts en de andere ultraliberaal, die hetzelfde economische programma delen, gebaseerd op belastingvoordelen voor de rijken en de privatisering van openbare diensten. De radicalisering van de rechtervleugel als geheel, als gevolg van het beleid van de trojka, vijandig tegenover de sociale staat en, in het geval van de Chega-partij, openlijk racistisch, is een proces met een internationale dimensie. Het mandaat van Trump in de Verenigde Staten heeft cultuur en middelen gebracht in de stroom die deze radicalisering aanwakkert. Het was vooral deze internationale dynamiek die aan de basis lag van de lancering van Chega.

Onder deze impuls begonnen een handvol militanten uit extreemrechtse groeperingen en anderen die ontevreden waren over de PSD (die de partij verlieten na het einde van het mandaat van oud-premier Passos Coelho) met de oprichting van de nieuwe partij. Conservatieve segmenten van de traditionele partijen (PSD en CDS) meenden dat de tijd gekomen was voor een ultraliberaal en ultrareactionair programma en slaagden erin voldoende politieke aanhang rond zich te verzamelen om in korte tijd een duidelijke territoriale aanwezigheid te bereiken en het electoraat van de ter ziele gegane CDS op te slokken, waarbij ze in de gemeenten relevante electorale resultaten behaalden. Een deel van Chega’s electoraat bevindt zich in de kansarme periferie en komt voort uit niet-stemmers, maar een ander deel is een oud ultraconservatief of Salazistisch electoraat dat zich jarenlang heeft verscholen onder de banieren van traditioneel rechts. We zullen zien hoe het beroep van de PSD op de nuttige stem zal standhouden, maar het is een politieke kracht die zijn eigen ruimte al heeft veroverd.

De overgrote meerderheid van de Portugese kiezers heeft geen directe herinnering aan de dictatuur en de oorlog, die bijna een halve eeuw geleden eindigde. Chega heeft een zeer masculien en al wat ouder electoraat, hoewel de nostalgische kant van haar discours veel minder geaccepteerd wordt dan dat van bijvoorbeeld de Spaanse partij Vox. Het is een rechtse partij van agressief machismo, die gebruik maakt van spanningen in de periferie, haat tegen Roma en moslims en in het algemeen tegen de armen, die ze ‘subsidievreters’ noemen.

Bij de jongeren is de groei van het Liberaal Initiatief belangrijker geweest, een rechtse partij met een brutaal individualistische en ‘meritocratische‘ retoriek, libertair in zijn gewoonten en anticommunistisch, ook afkomstig uit segmenten van de PSD en de CDS. De partij is in 2019 voor het eerst in het parlement gekozen en heeft slechts één parlementslid, maar heeft groeiperspectieven.

Het Bloco confronteert het versplinterde rechts op basis van zijn gemeenschappelijke erfenis – de politiek van de trojka – en zijn privatiseringswoede, waarvan  door de pandemie duidelijk is geworden dat het  een bedreiging vormt voor het welzijn van de meerderheid van de bevolking, toen de rol van de staat in de gezondheidszorg, het onderwijs en het behoud van de werkgelegenheid de propaganda van rechts tot zwijgen bracht.

Wat de strijd tegen Chega betreft, heeft het Bloco niet alleen de banden van de partij met zeer ongewenste sectoren van de economische elite en met de meest fanatieke en gevaarlijke corona-ontkenners aan de kaak gesteld, maar ook de kwesties van migratie en vluchtelingen, racisme en historische herinnering op de agenda gehouden, die we weigeren te laten verslappen onder de druk van een opkomend en gewelddadig ‘gezond verstand’. De opkomst van een nieuwe zwarte beweging, zeer jeugdig en geïnspireerd door het Amerikaanse Black Lives Matter, waarmee het Bloco zeer nauwe banden onderhoudt, is belangrijk.

Hoe staan de sociaaldemocratische partij, de PSD, (de naam van de belangrijkste centrum-rechtse partij in Portugal) en de rest van de rechtervleugel tegenover de verkiezingen?

Momenteel maakt rechts een periode van versplintering door, met het geschil over het leiderschap van de PSD, het verdwijnen van de CDS, de opkomst van een nieuwe ultraliberale partij en de opkomst van Chega, geleid door een overloper van de PSD en die in Vox de partij ziet waaruit ze haar meest directe inspiratie put. Zo is rechts er sinds de interventie van de trojka niet in geslaagd de drempel van een derde van de stemmen te overschrijden.

De machtsaspiraties van rechts blijven dus onwaarschijnlijk en de opkomst van Chega maakt deze context nog erger omdat, hoe definitief de verzekeringen van de rechtse leiders ook zijn dat racisten geen deel zullen uitmaken van hun regeringen, een deel van het ‘centrum’-electoraat, dat schommelt tussen de PS en de PSD, vreest dat een stem voor traditioneel rechts uiteindelijk extreemrechts in de besluitvormingssfeer zal brengen. Voorlopig zijn de electorale vooruitzichten voor rechts gering.

Portugal is een uitzonderlijk geval waar twee linkse stromingen, de ene meer sovjetgezind (PCP) en de andere meer verbonden met de radicale tradities van na 1968 (BE), in staat zijn zich te consolideren te midden van het neoliberalisme. Wat zijn de relaties tussen beide?

De betrekkingen tussen het Bloco en de PCP zijn afstandelijk. De PCP heeft een zeer ‘kampistische‘ kijk op de wereldsituatie, waardoor de partij regimes verdedigt die variëren van de Chinese CP tot het Poetinisme, van de Syrische Al Assad dynastie tot het in ongenade gevallen deel van de Angolese oligarchie. Op het gebied van rechten en vrijheden zijn er verschillen: de PCP is tegen euthanasie of de legalisering van cannabis, verwerpt de pariteit van mannen en vrouwen op kieslijsten, ontkent het bestaan van een probleem van structureel racisme in het land en heeft pas laat een breed programma over LHBT-kwesties aangenomen.

Ondanks deze verschillen waren we het bij de overgrote meerderheid van de parlementaire stemmingen van economische of sociale aard eens. Dit had in de afgelopen jaren de mogelijkheid van politieke coördinatie kunnen doen ontstaan, maar helaas heeft de PCP steeds geweigerd, niet alleen tripartiete vergaderingen met de PS tijdens de periode van de akkoorden, maar zelfs vormen van regelmatige bilaterale coördinatie die gezamenlijke inspanningen en agenda’s voor onderhandeling en beweging mogelijk zouden maken. Anderzijds zijn de vakbondsleiders van de PCP de afgelopen jaren druk bezig geweest militanten die banden hadden met het Bloco en andere vakbondsstromingen van hun verantwoordelijkheden uit te sluiten, waarbij ze zo ver gaan dat ze geweigerd hebben debatten te voeren die door de minderheden in de leiding van de CGTP waren voorgesteld.

Wat zijn de vooruitzichten op het gebied van maatschappelijke strijd? Welke strijd en welke sectoren lopen momenteel voorop bij de heropbouw van een tegenkamp in Portugal, waardoor links opnieuw een alternatief kan vormen voor rechts, maar ook voor het sociaal-liberalisme?

De pandemie had een zeer grote invloed op sociale bewegingen en strijd. Opeenvolgende lockdowns en sociaal isolement leidden tot een wijdverbreide demobilisatie en het afsnijden van de banden tussen activisten.

Er is geisoleerde strijd geweest in de gezondheidszorg, de overheidsdiensten en in kwetsbare beroepen zoals beveiliging en schoonmaak. Met name in de overheidsdiensten werden verschillende geplande stakingen in de aanloop naar de verkiezingen afgeblazen. Het is nog te vroeg om de diepte van het effect van de pandemie op de verergering van een lange cyclus van leegloop van de vakbeweging en zwakke sociale conflicten te beoordelen, wat moeilijke vragen oproept voor een strijdbaar links dat afhankelijk is van de organisatie van confrontaties door in acties voorstellen te doen op parlementair en maatschappelijk niveau gebaseerd op steun van een meerderheid in de samenleving.

De laatste maanden zijn er tekenen van herstel in de beweging voor klimaatrechtvaardigheid en in de strijd tegen racisme en van mensen van Afro-afkomst (die de grootste demonstratie tijdens de pandemie opleverde, in het kader van de wereldwijde protesten tegen de moord op George Floyd op 6 juni 2020), maar de feministische beweging is er nog niet in geslaagd om de opwaartse cyclus te hervatten die ze had in de periode net vóór de komst van covid, met ongekende straatmanifestaties.

Ten slotte heeft het debat over de Europese kwestie een nieuwe relevantie gekregen in de pandemie. Hoe beoordeelt u de situatie op Europees niveau?

De pandemische crisis verdiept de verschillen tussen de staten van de eenheidsmunt. De middelen voor economisch herstel komen te laat, zijn ontoereikend en leiden voor het grootste deel tot nieuwe schulden. Toegegeven, het Duitse taboe op schuldherschikking is gedeeltelijk doorbroken. Maar terwijl de Duitse economie profiteert van massale overheidssteun, onderwerpen de regeringen van de landen met de grootste schuldenlast zich vrijwillig aan een budgettaire wurggreep omdat ze verwachten dat de nu toegestane tekorten in de nabije toekomst tot bezuinigingsmaatregelen zullen leiden. Het taboe op rechtstreekse financiering van staten door de ECB is niet doorbroken, evenmin als de begrotingsregels die, crisis na crisis, contraproductief zijn gebleken. Met deze regels kunnen de nu gemobiliseerde financiële middelen zelfs de al bestaande verschillen in de Unie nog vergroten, zoals blijkt uit de verschillen tussen de nationale crisisbestrijdingsplannen.

Geen enkel wederopbouwprogramma gaat ver genoeg als het geen herstructurering van de staatsschulden omvat (met name de schulden bij de Europese Centrale Bank) en geen breuk met neoliberale verdragen die de openbare diensten en de overheidsinvesteringen aanvallen.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Jacobin América Latina. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.