Islamofobie, verbonden met vormen van anti-Arabisch racisme en koloniale en imperialistische geschiedenissen, bestond al vóór 2000, maar nam na de aanslagen van 11 september 2001 door de jihadistische organisatie Al-Qaida enorm toe in Westerse landen. Er was een nieuwe vijand gevonden en in Europa, Noord-Amerika en Australië, maar ook elders, zoals in India, Rusland en China, werden wetten aangenomen die moslims discrimineerden.

In de nasleep van 9/11 bestempelden Westerse staten moslims als een gevaarlijke ‘ander’. De zogenaamde ‘oorlog tegen het terrorisme’ hielp de VS en hun bondgenoten om imperialistische oorlogen in Afghanistan, Irak en de bredere regio van het Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENA) te rechtvaardigen onder het mom van de strijd tegen het terrorisme.

In eigen land, zowel in Europa als in de Verenigde Staten, waren het nieuwe beleid en de nieuwe maatregelen op het gebied van terrorismebestrijding grotendeels gericht op moslims – die werden behandeld als legitieme objecten van verdenking – en andere niet-witte bevolkingsgroepen. Voortbouwend op dit ‘anders zijn’ en ‘gevaarlijk’ hebben autoriteiten wetten en middelen uitgebreid om moslims in de gaten te houden, hun bewegingen te controleren en er voortdurend op toe te zien dat ze zich houden aan de zogenaamde ‘Westerse Waarden’, of in Frankrijk ‘Republikeinse Waarden’.

Islamofobie is de afgelopen tien jaar in de VS en Europese landen blijven toenemen, waarbij regeringen de opkomst van een nieuwe jihadistische organisatie, ‘Islamitische Staat’ (IS), en de komst van miljoenen vluchtelingen uit de MENA-regio hebben aangegrepen om hun racistische en repressieve beleid te verdiepen. Deze vluchtelingen zijn natuurlijk op de vlucht voor de dodelijke onderdrukking door autoritaire en despotische regimes, zoals in Syrië, voor de opkomst van IS in Syrië en Irak, en voor buitenlandse interventies.

In landen van de Europese Unie (EU) wonen 20 miljoen moslims. Een toenemend aantal extreem-rechtse en fascistoïde politieke partijen op het hele continent hebben moslims en andere  bevolkingsgroepen van kleur tot zondebok gemaakt. Rassemblement National (voorheen bekend als het Front National), de United Kingdom Independence Party (UKIP), de English Defense League (EDL), Spanje’s Vox en de Oostenrijkse Vrijheidspartij FPÖ zijn enkele van de politieke partijen die een gemeenschappelijk discours en streven om Europa te bevrijden van zijn ‘moslimprobleem’ delen.

Deze extreemrechtse politieke bewegingen zijn echter niet degenen die het racistische en buitensluitende beleid tegen de moslimbevolking hebben uitgevoerd. Het zijn de sociaal-liberale en rechtse regeringen die dat hebben gedaan. Opeenvolgende centrumrechtse politieke leiders hebben zich bijvoorbeeld herhaaldelijk uitgesproken tegen ‘islamistisch terrorisme’ (de Duitse bondskanselier Angela Merkel) en de onverenigbaarheid met de Europese waarden van het zogenaamde ‘islamitisch separatisme’ (de Franse president Emmanuel Macron). Dit artikel zal ingaan op de groeiende islamofobe politieke sfeer en het toenemende geweld tegen moslims in Europa, die ook dienden om meer in het algemeen de democratische rechten van bredere sectoren van de samenleving, met name linkse groepen en activisten, aan te vallen.

Voortzetting van racisme

Islamofobie gaat niet om  iemands religiositeit. Het is een vorm van racisme tegen individuen en bevolkingsgroepen die als moslims worden beschouwd of gezien, of hij of zij nu praktiserend gelovig is of atheïst, maar wel een moslimnaam draagt.

Racisme is niet een opvatting die zich op psychologisch en individueel niveau situeert, maar een relatie van overheersing: geracialiseerde groepen worden niet alleen als volstrekt andere burgers waargenomen en beschouwd, maar ook op een bepaalde manier behandeld. Dit verschil, dat eerder moet worden gekarakteriseerd als ongelijke behandeling, vertaalt zich heel concreet in ontzegging of op zijn minst ongelijkheid van rechten en kansen – bijvoorbeeld wanneer men als moslim, Arabier of zwarte een baan of huisvesting wil vinden, of voor moslimvrouwen het recht om een hoofddoek te dragen op een openbare school.

Na de Tweede Wereldoorlog kwam er een einde aan serieuze pogingen om mensen naar ‘ras’ in te delen, maar racisme nam andere vormen aan. De conservatieve ‘revolutie’ van de jaren tachtig versterkte de officiële retoriek om middels ‘culturalistische’ verklaringen discriminerend en racistisch beleid te bevorderen. Dat ging gepaard met de uitvoering van neoliberaal beleid. Het hield ook verband met de opkomst van Samuel Huntington’s concept van de ‘botsing van beschavingen’.

Het neoliberale beleid in Westerse landen leidde tot toenemende onzekerheid en een grootschalige verarming van de arbeidersbevolking. Terwijl vakbonden en verzet van onderop de kop werden ingedrukt, nam concurrentie tussen werkende mensen toe. In arbeiderskringen waren het vooral vrouwen, jongeren en bevolkingsgroepen met een migranten- en/of minderheidsachtergrond die de gevolgen van dit neoliberale beleid moesten dragen.

Onder deze omstandigheden konden ongelijkheden in de samenleving niet langer worden ontkend – maar hun oorzaken werden nu gezocht in ‘culturele factoren’ die zogenaamd specifiek waren voor een persoon of een minderheidsgroep. Ongelijkheden werden dus verklaard door de cultuur van een groep die als homogeen werd beschouwd.

In Frankrijk, bijvoorbeeld, werden Arabische/Moslim bevolkingsgroepen (of zij die als zodanig werden beschouwd) er van beschuldigd ‘onvoldoende geïntegreerd’ te zijn. Hun culturen en/of religies werden gezien als ‘onverenigbaar’ met ‘de Franse cultuur’.

In Groot-Brittannië was een soortgelijke dynamiek aan de gang. De ‘oorlog tegen het terrorisme’ in de jaren 2000 was gebaseerd op een ouder idee dat moslims ‘zichzelf afzonderen’ en de ‘Britse waarden’ niet aanvaarden. Dit werd in feite een hoeksteen van de Prevent-strategie (zie hieronder), die werknemers in de publieke sector aanzet om moslims te bespioneren op tekenen van radicalisering en ‘niet-gewelddadig extremisme.'(1)Deze plicht werd wettelijk bindend gemaakt door de Counter Terrorism and Security Act 2015 van  de Tories. Maar ze werd voor het eerst ingevoerd door de Labourregering van Tony Blair in de nasleep van de bomaanslagen van 7 juli 2005 in Londen.

Ongelijkheden in de samenleving worden niet langer begrepen of gezien als veroorzaakt door het sociale, politieke en economische beleid van de staat. Het doel is de legitimiteit van de klachten en eisen die ongelijkheden in een bepaalde samenleving aan de kaak stellen, te diskwalificeren.

De ontwikkeling van racistische discriminatie op alle gebieden van het maatschappelijk leven leidt tot een drievoudig proces van precarisering, gettovorming en etnisering van minderheids- en/of migrantenbevolkingen.

Aanvallen op democratische en sociale rechten

De zogenaamde ‘oorlog tegen het terrorisme’ betekende de rechtvaardiging van twee grootschalige oorlogen, de bezetting van Afghanistan en Irak en andere militaire interventies in landen met een moslimmeerderheid, terwijl ook de criminalisering en het uitsluitingsbeleid tegen moslims toenamen.

In de afgelopen twee decennia heeft het verbod op vormen van sluiering door moslims in verschillende openbare ruimten zich uitgebreid van het hijab-verbod op Franse scholen en beperkingen voor leraren in sommige delen van Duitsland tot een regelrecht verbod op de gezicht bedekkende nikab in openbare ruimten in Denemarken, België, Frankrijk en meer recentelijk in Zwitserland.

Dit gaat gepaard  met toenemend geweld tegen moslims, moskeeën en hun symbolen. Dit toont aan hoe anti-moslimgevoelens veel verder zijn doorgedrongen dan slechts beperkte delen van de samenleving en bredere sectoren hebben bereikt.

In een in 2012 gepubliceerd rapport met de titel Choice and prejudice: discrimination against Muslims in Europe (Keuze en vooroordeel: discriminatie van moslims in Europa), maakte Amnesty International zich zorgen over het islamofobe klimaat. Veel Europese landen (Frankrijk, Zwitserland, Oostenrijk, enzovoort) werden op de vingers getikt voor hun praktijken, praktijken die politieke partijen stilletjes aanmoedigen in hun streven naar electorale succes, aldus het rapport.

De redacteur van het rapport beschrijft bijvoorbeeld hoe ‘moslimvrouwen banen worden ontzegd en jonge meisjes worden belet naar school te gaan, alleen omdat ze traditionele kleding dragen zoals hoofddoeken… Mannen kunnen worden ontslagen omdat ze baarden dragen die met de islam worden geassocieerd.’ Moslims in Groot-Brittannië krijgen over het algemeen 13-21 procent minder betaald dan anderen met gelijke kwalificaties, terwijl moslim werkzoekenden drie keer minder werden uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek.

Dit heeft zich over het hele continent uitgebreid. In Frankrijk waren tal van wetten in de afgelopen twee decennia direct of indirect gericht tegen de Arabische/moslimbevolking, te beginnen met het verbod op de hijab op scholen in 2004 en de nikab-gezichtssluier in alle openbare ruimten in 2011. De boerkini (zwemkleding voor conservatieve moslimvrouwen) werd in 2016 verboden.

Het Collectief tegen Islamofobie in Frankrijk beschuldigde de Franse staat en overheidsinstanties er herhaaldelijk van door hun optreden deel te nemen aan de verspreiding van islamofobie. De uitvoering van de noodtoestand en meer in het algemeen het sinds 2015 gevoerde antiterrorismebeleid hebben volgens het Collectief geleid tot ‘het ontstaan van een veiligheidsislamofobie.’

De Franse president Macron kondigde op 12 oktober 2020 een ‘anti-separatisme’ wet aan, die op 16 februari 2021 werd aangenomen door de Nationale Vergadering. De bespreking en goedkeuring van de wet waren het voorwendsel voor allerlei racistische verklaringen van een meerderheid van afgevaardigden van rechts en uiterst rechts. Helaas hebben ook enkele linkse partijen zich hierbij aangesloten.

(De ingrijpende ‘anti-separatisme’ wet, die nu in behandeling is bij de Franse Senaat en scherp is bekritiseerd door Amnesty International, legt voorschriften op aan religieuze organisaties en stelt de staat in staat wegens vermeend extremisme predikers te weerhouden van spreken – redactie).

Ondertussen beschuldigden de regeringsmedia en de mainstream media organisaties en individuen die tegen deze wet zijn van ‘links islamisme’. Zo werd getracht elke vorm van solidariteit van links met de moslimbevolking te delegitimeren.

In de nieuwe Franse ‘anti-separatisme’ wet voorzien 51 artikelen in meer veiligheidsinstrumenten. Om subsidies van de staat te ontvangen, zullen verenigingen een ‘republikeins engagementscontract inzake de eerbiediging van de beginselen en waarden van de republiek’ moeten ondertekenen. Dit gaat gepaard met een uitbreiding van de gronden voor het ontbinden van verenigingen die ‘de openbare orde bedreigen’, zo verbood en ontbond de regering in de afgelopen maanden bepaalde moslimverenigingen, zoals het Collectief tegen Islamofobie in Frankrijk, dat tot taak heeft hulp te bieden aan slachtoffers van islamofobie.

Tegelijkertijd wordt de zogenaamde ‘religieuze neutraliteit’ die van ambtenaren wordt geëist, uitgebreid tot werknemers in de particuliere sector die met een openbare dienstverleningstaak zijn belast, met alle verplichtingen die daarbij horen, in het bijzonder het hoofddoekverbod. Er komt meer controle op moskeeën, een verplichting om uit het buitenland ontvangen giften aan te geven, een wijziging van de status van islamitische erediensten van de wet van 1901 in een meer restrictieve ‘wet tot scheiding van kerk en staat‘ van 1905 en meer controle op alle activiteiten van hun culturele verenigingen.

Meer in het algemeen gaat het er bij deze nieuwe wet om moslims en hun organisaties het zwijgen op te leggen en hen te intimideren door hen verantwoordelijk te stellen voor de discriminatie die ze aan de kaak stellen.

Ook in het Verenigd Koninkrijk heeft de Britse regering moslims gestigmatiseerd door middel van diverse zogenaamde ‘veiligheidsmaatregelen’, zoals het veiligheidsprogramma ‘Prevent’, dat in 2005 van start is gegaan. Dit programma, dat in 2011 door de Conservatieven opnieuw is opgezet maar in 2007 voor het eerst door Tony Blair’s New Labor werd gelanceerd, heeft tot doel ’terrorisme en extremisme te bestrijden’.

Het programma stelt de Britse autoriteiten in staat om iedereen die het niet eens is met het regeringsbeleid en de acties van de Britse staat, zoals oppositie tegen de oorlogen in Irak en Afghanistan, het bombarderen van Libië of steun aan de Palestijnse zaak en ‘Britse kernwaarden’ onder toezicht te stellen.

Vooral moslimleerlingen waren het doelwit van deze campagne. Het Prevent-programma vroeg leraren ook om tekenen van ‘radicalisering’ van jonge moslims aan de kaak te stellen…

Volgens een in 2017 gepubliceerde studie bevestigde de overgrote meerderheid van leraren en schoolmedewerkers hun bezorgdheid over de stigmatisering van moslimleerlingen in de strategie van het ‘Prevent’-programma. Het programma ondermijnt pogingen van scholen om inclusief te zijn en is niet effectief tegen religieus extremisme.

Narzanin Massoumi legde uit: ‘Een Pakistaanse burger loopt 150 keer meer kans om aangehouden en gefouilleerd te worden op grond van Schedule 7 van de Terrorismewet – een draconisch stuk wetgeving dat het mogelijk maakt om mensen in havens aan te houden zonder ‘redelijke verdenking’ – dan als je wit bent.’

De wet staat agenten toe mensen zonder verdenking aan te houden en hen tot negen uur vast te houden op vliegvelden, in havens en op internationale treinstations. Sinds de wet in 2001 van kracht werd, zijn echter slechts 100 mensen aangeklaagd en 44 veroordeeld.

Zowel in Frankrijk als in Groot-Brittannië heeft de opkomst van het islamofobe beleid ook een belangrijke rol gespeeld in een proces van controle en beperking van de politieke rechten van iedereen – niet alleen van moslims. In Frankrijk waren de zogenaamde ‘antiterroristische’ en ‘veiligheidswetten’ gericht tegen linkse en ecologische activisten en groeperingen. Op 28 november 2020 vonden in Frankrijk massale demonstraties plaats tegen ‘de algemene veiligheidswet’, waarbij verschillende democratische en progressieve krachten – van journalistenorganisaties tot radicaal links – verenigd waren om te protesteren tegen de straffeloosheid van de politie en de uitbreiding van de surveillancebevoegdheid.

Meer in het algemeen waren deze demonstraties een strijd voor zelfverdediging tegen het staatsapparaat en tegen een beleid dat vrijheden ontzegt. Die behoren tot de belangrijkste instrumenten van de heersende klasse in deze periode van wereldwijde crisis.

Evenzo hield het ‘Prevent’ veiligheidsprogramma in Engeland niet op met aanvallen tegen moslims, maar richtte het zich later ook tegen links – ecologen, linkse groepen, pro-Palestijnse bewegingen enzovoort. Zo worden bijvoorbeeld marxistische lesteksten als potentieel radicaliserend bestempeld en mogen schoolleraren geen antikapitalistisch materiaal meer gebruiken.

Demoniseren van moslims

De mainstream media en het beleid van regeringen hebben bijgedragen tot de demonisering van moslims. Talrijke studies hebben aangetoond dat negatieve verhalen over moslims in de media de bevolking meer geneigd maakt om regeringsbeleid te steunen dat nadelig is voor moslims en tot een uitholling van hun rechten leidt.

In 2007 bleek uit een rapport van de Greater London Authority dat in een week van berichtgeving door de Britse media 91 procent van de verhalen over moslims negatief was. Uit een recenter onderzoek van de Muslim Council of Britain bleek vorig jaar dat er niet veel was veranderd.

Een Arab News/YouGov-peiling in 2017 wees erop dat de meerderheid van de Britten etnische profilering gericht tegen Arabieren steunde. In 2019 stelde YouGov vast dat 38 procent van de Britten van mening was dat de islam niet verenigbaar was met westerse waarden. In vergelijking met elke andere religie had een veel groter deel van de respondenten een ongunstig beeld van de islam.

Bovendien, na de opmerkingen van Boris Johnson waarin hij vrouwen in boerka’s vergeleek met ‘brievenbussen’ en ‘bankrovers’, zouden islamofobe incidenten in de daaropvolgende week met 375 procent zijn gestegen. Een intern onderzoek van de Conservatieven karakteriseerde de opmerkingen echter als ‘respectvol en tolerant’.

In 2019 bevestigde onderzoek uitgevoerd voor de Religion Monitor van de Bertelsmann Stiftung opnieuw groot wantrouwen jegens moslims in heel Europa. In Duitsland en Zwitserland verklaarde elke tweede respondent de islam als een bedreiging te beschouwen. Vierenveertig procent van de Duitsers zag bijvoorbeeld ‘een fundamentele tegenstrijdigheid tussen de islam en de Duitse cultuur en waarden.’ In Finland was dat 62 procent en in Italië 53 procent.

In Spanje en Frankrijk vond ongeveer 60 procent dat de islam onverenigbaar is met ‘het Westen’. In Oostenrijk wilde één op de drie geen moslimburen hebben. In Hongarije, dat sinds 2015 een groeiend anti-immigratie- en racistisch beleid kent, had 72 procent in 2016 volgens een enquête van het Pew Research Center een ongunstig beeld van moslims, terwijl in een enquête in 2017 64 procent van de respondenten in Hongarije het eens was met de stelling dat ‘alle verdere migratie uit moslimlanden moet worden gestopt.’

Meer in het algemeen beschrijft een nieuw rapport van Amnesty dat begin 2021 werd gepubliceerd, hoe discriminatie in het Europese antiterrorismebeleid een omgeving heeft bevorderd waarin moslims vaker het onderwerp zijn van haat zaaiende taal en aanvallen. En waarin het racistische standpunt dat de islam een ‘bedreiging’ vormt, wordt versterkt. Moslims hebben daarom te lijden onder etnische profilering en worden onevenredig vaak onderworpen aan bewaking, beperking van hun bewegingsvrijheid, arrestatie en deportatie.

Explosie van geweld

De voortdurende criminalisering en het racistische beleid tegen moslims leidde de afgelopen jaren tot een explosie van islamofobe daden, waaronder moorden en vormen van terrorisme door extreemrechtse bewegingen en/of fascistische individuen en organisaties.

Alleen al in 2018 zag Frankrijk een stijging van 52 procent van islamofobe incidenten, terwijl er in Oostenrijk een stijging was van ongeveer 74 procent, met 540 gevallen. In Duitsland steeg volgens Duitse politiestatistieken het aantal als islamofoob geclassificeerde misdrijven in 2019 met 4,4 procent tot 950 overtredingen.

Aanslagen op vluchtelingencentra en moskeeën, of pogingen daartoe, zijn sterk toegenomen, met de moord op negen mensen in Hanau in februari 2020 als het meest schokkende voorbeeld. De dader van de aanslag in Hanau bezat wat de Duitse autoriteiten hebben genoemd ‘een diep racistische geesteshouding.’

In Groot-Brittannië werden 143.920 anti-moslim of anti-islam Tweets verstuurd vanuit het Verenigd Koninkrijk – een gemiddelde van 393 per dag tussen maart 2016 en maart 2017. De dag na de zelfmoordaanslag op 22 mei 2017 in de arena van Manchester was het aantal islamofobe aanvallen vijf keer zo hoog.

Islamofobe aanvallen maken ook deel uit van een steeds agressievere en vijandigere politieke sfeer, terwijl fascistische en extreemrechtse bewegingen steeds actiever worden rond deze kwesties. In Engeland hebben twee fascistische groeperingen, Britain First en de English Defense League (EDL), ook hun islamofobe aanvallen opgevoerd.

Na een reeks pogingen tot intimidatie van moslims in hun gebedshuizen hebben leiders van Britain First een verbod gekregen om moskeeën te betreden. Anderzijds riep EDL-leider Tommy Robinson op tot de vorming van ‘milities’ om de kwestie van de islam in Groot-Brittannië te ‘regelen’.

Moslims en moskeeën zijn ook steeds vaker het doelwit geweest van Franse extreemrechtse en fascistische bewegingen en groeperingen. Terroristen van extreemrechts hebben aanslagen gerechtvaardigd als een strijd tegen een ‘mosliminvasie’. De fascist Anders Breivik die in 2011 77 personen vermoordde in Noorwegen, beweerde bijvoorbeeld te handelen om het christendom te behouden tegen het multiculturalisme en om ‘Eurabia’ af te wenden – een theorie gepopulariseerd door Bat Ye’or (de schrijfster Gisèle Littman – redactie) dat Europa gekoloniseerd zal worden door de ‘Arabische wereld.’

De lijn van beleid naar daad, van retoriek naar geweld, is zeker niet rechtstreeks. En het proces waardoor islamofobie zich over de Europese samenleving verspreidt is complex, multicausaal en eindeloos vertakkend.

Feminisme of Femo-Nationalisme?

Evenzo is er sprake van een instrumentalisering van vrouwenrechten om de moslimbevolking aan te vallen, die algemeen als meer patriarchaal wordt beschouwd, waarbij moslims als een bedreiging voor vrouwenrechten worden beschouwd. Er heeft zich een vorm van ‘femo-nationalisme’ ontwikkeld. Zoals de academica Sara Farris uitlegt, is dit een ‘instrumentalisering’ van migrantenvrouwen in Europa door rechtse nationalisten – en neoliberalen.(2)Sara Faris, In the Name of Women’s Rights, The Rise of Femonationalism, 2017

Extreem rechts en rechts hebben een deel van het feministische discours overgenomen, niet om vrouwen effectief te verdedigen – ze blijven conservatieve en reactionaire standpunten innemen met betrekking tot vrouwenrechten en LHBTIQ-rechten (3)We zien bijvoorbeeld hun verdediging van het traditionele gezinsmodel en tegen het homohuwelijk, hun bereidheid om abortusrechten te beperken en steun voor neoliberaal beleid, enzovoort. – maar om een barrière op te werpen tussen ‘Ons,’ de veronderstelde egalitaire en geëmancipeerde westerse samenleving, en ‘Hen,’ een onderdrukkende en bedreigende islam.

Zo werd bijvoorbeeld het verbod op boerka in verschillende landen in Europa ingevoerd met het zogenaamde doel om te strijden voor vrouwenrechten en gelijkheid. Het resultaat van deze verboden waren echter nieuwe stigmatiseringscampagnes tegen de moslimbevolking.

Andere stemmen die beweren ‘links en feministisch’ te zijn, steunen dit initiatief in naam van de gelijkheid en verklaren dat ‘de volledige sluier niets anders is dan een mobiele gevangenis voor vrouwen’. Hun paternalistische argument – ‘wij hebben nooit het feit dat bepaalde individuen de discriminatie waarvan zij het slachtoffer zijn accepteren of zelfs aanhangen als een reden beschouwd om de strijd tegen diezelfde discriminatie te staken’ – ontkent het recht van vrouwen die de boerka dragen en negeert dat dit initiatief de discriminatie waaraan zij al blootstaan alleen maar zal versterken.

Meer in het algemeen hebben enkele prominente feministen, weliswaar een minderheid (bijvoorbeeld de bekende feministische intellectueel Elizabeth Badinter) wetten gesteund zoals het verbod op sluiers en boerkini’s in Frankrijk en dit heeft anti-islam standpunten versterkt – in naam van de rechten van de vrouw.

Het is inderdaad een echte valstrik voor de feministische beweging. Het breekt de solidariteit tussen vrouwen, door aan de ene kant moslimvrouwen, met of zonder hoofddoek, neer te zetten als onderdanige slachtoffers en nooit als actoren van hun eigen emancipatie, tenzij ze aantonen dat ze de ‘westerse waarden’ aanhangen. Aan de andere kant wordt de westerse samenleving, dus ook het westerse feminisme, in staat geacht te beslissen over de normen van gendergelijkheid en de wegen naar bevrijding.

Door vrouwen die een boerka of hoofddoek dragen af te keuren, namens hen te spreken en hen automatisch onderdrukt te verklaren zonder hen het woord te geven of zelfs maar naar hen te luisteren staat deze aanpak haaks op elk idee van zelfbepaalde actie van vrouwen.

Bovendien is het gebruik van het repressieve staatsapparaat nooit een middel tot emancipatie. Moslimvrouwen, die al voldoende gediscrimineerd worden en onderworpen zijn aan stereotypen die een aanzienlijke invloed hebben op de verwezenlijking van hun rechten, hebben er geen behoefte aan dat over hun rechten en activiteiten wordt beslist.

De kwestie van de sluier en de boerka gaat alleen vrouwen aan; ze moeten zelf en in volledige onafhankelijkheid beslissen of ze die al dan niet dragen. Het met geweld opleggen of verwijderen van de sluier en de boerka – door een staat en/of een individu – is een reactionaire daad die ingaat tegen elke steun voor de autonomie van de vrouw.

De structurele problemen van seksisme en racisme kunnen niet worden aangepakt door te kiezen voor stigmatiseren door een groep die zelf wordt gediscrimineerd. Alleen een antiracistische en antikapitalistische feministische beweging kan deze problemen aanpakken.

Conclusie

De voortdurend groeiende islamofobie in Europa in de afgelopen twee decennia is niet beperkt tot een reactie op terroristische aanslagen van Islamitische Staat of uitsluitend te wijten aan propaganda van extreemrechtse groeperingen, zoals de mainstream media en regeringen beweren, maar is bovenal het gevolg van het toenemende autoritaire en racistische beleid van Europese regeringen.

Het islamofobe en racistische beleid van de heersende klassen heeft tot doel een nationalistische beeldvorming te consolideren door de etno-raciale meerderheidsgroep uit te nodigen zich te verenigen tegen de  bedreiging die zou uitgaan van moslims en meer in het algemeen van niet-witte bevolkingsgroepen.

Ondertussen verdiepen verschillende Europese regeringen hun neoliberale en nationalistische agenda’s, terwijl de meeste liberale en sociaalliberale partijen zich daar niet tegen hebben verzet, integendeel.

Bovendien is het belangrijk te begrijpen hoe islamofobie een bredere sociale rol speelt. Dit beleid normaliseert aanvallen van de heersende klassen en de uitbreiding van de staatscontrole, niet alleen gericht tegen moslimbevolkingen die als gevaarlijk worden gekarakteriseerd, maar tegen iedereen ter linkerzijde die het heersende systeem uitdaagt.

Daarom is de strijd tegen islamofobie en tegen alle vormen van racisme ook een manier om de rechten te verdedigen van allen die zich inzetten om dit ongelijke autoritaire systeem uit te dagen. Laten we in dit perspectief niet vergeten dat jihadistische en andere organisaties zich ook gedeeltelijk voeden met het racistische, asociale en imperialistische beleid van westerse regeringen.

Tegelijkertijd is er sprake van groeiend verzet van moslim-, zwarte en niet-witte bevolkingsgroepen en delen van links tegen het racistische en veiligheidsbeleid van diverse regeringen. De moord op George Floyd door een politieagent in Minneapolis in het voorjaar van 2020 ontketende een golf van antiracistische acties en demonstraties, historisch in zijn omvang en duur maar vooral door zijn wereldwijde dimensie.

Bijna alle westerse landen zagen demonstraties. In Parijs trokken tienduizenden mensen na de oproep van het Adama-comité naar de rechtbank om ‘waarheid en gerechtigheid’ te eisen. De betogingen veroordeelden het racisme van de staat, de sociaaleconomische discriminatie en het politiegeweld.

Marxisten moeten islamofobie bevechten, samen met alle vormen van racisme. Evenzo moeten we de vrijheid van godsdienst verdedigen, net zoals het recht van onderdrukte groepen op zelfbeschikking. In zijn Kritiek op het programma van Gotha stelde Karl Marx dat we staatsinmenging in zaken van geloof en eredienst moeten verwerpen.

De strijd van de arbeiders alleen zal niet voldoende zijn om de arbeidersklasse te verenigen. Socialisten moeten in deze strijd ook opkomen voor de bevrijding van alle onderdrukten. Dat betekent dat rechten moeten worden geëist voor vrouwen, religieuze minderheden, LHBTIQ-gemeenschappen en onderdrukte raciale en etnische groepen. Elk compromis betreffende dergelijke eisen zal het links moeilijker maken de arbeidersklasse te verenigen en te streven naar  de radicale transformatie van de samenleving.

Links moet  begrijpen hoe naast de kapitalistische dynamiek, gender-kwesties, discriminatie op grond van religie en/of ‘ras’ de structuur en dynamiek van onze samenlevingen, onze werkplekken en de ontwikkeling van ons bewustzijn beïnvloeden. Het gaat er niet om of klassenkwesties vóór gender/ras/religie komen of omgekeerd, maar hoe deze elementen samenkomen in kapitalistische productie- en machtsverhoudingen en resulteren in een complexe werkelijkheid.

Discriminatie op grond van afkomst, sekse, economische, culturele en ideologische onderdrukking mag niet worden onderschat.

Het negeren  van deze verbanden zal een negatieve invloed hebben op de harde strijd om de arbeidersklasse te verenigen, ongeacht de achtergrond van werkende mensen, en zal het politieke project voor een radicale transformatie van de samenleving belemmeren.

Alle vormen van uitbuiting en onderdrukking moeten door marxisten worden bestreden. Zoals Marx verklaarde: ‘Arbeid in witte huid kan zich niet emanciperen waar zwarte huid gebrandmerkt is.’

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Against the Current. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.

Voetnoten

Voetnoten
1 Deze plicht werd wettelijk bindend gemaakt door de Counter Terrorism and Security Act 2015 van  de Tories. Maar ze werd voor het eerst ingevoerd door de Labourregering van Tony Blair in de nasleep van de bomaanslagen van 7 juli 2005 in Londen.
2 Sara Faris, In the Name of Women’s Rights, The Rise of Femonationalism, 2017
3 We zien bijvoorbeeld hun verdediging van het traditionele gezinsmodel en tegen het homohuwelijk, hun bereidheid om abortusrechten te beperken en steun voor neoliberaal beleid, enzovoort.