Op het moment dat de restaurants, bars en pizzeria’s opnieuw openen en de Confindustria, de Italiaanse patroonsfederatie, en het patronaat van FCA (het vroegere Fiat) nog cynischer dan gewoonlijk en ondanks de harde tijden het recht opeisen miljardenwinsten te maken en meer belastingcadeaus eisen, waait er ook een nieuwe wind, al is het nog zachtjes, van de kant van de werkende klasse.

Over deze gezondheidscrisis en wereldwijde economische crisis werd al dikwijls gezegd dat ze alle structurele problemen blootlegt die de samenlevingen van het ontwikkelde kapitalisme de laatste jaren kenden: drastische herstructurering van de openbare diensten met sterke vermindering van de middelen (bedden, banen, kwaliteit van de zorg, enz.), toenemende onzekerheid van de arbeidsomstandigheden en van de rechten, verharding van het repressieve beleid en het immigratiebeleid. Het is net rond deze thema’s – en dit al in deze eerste dagen van “heropening” van het land – dat de wil om opnieuw in actie te gaan van enkele van de sectoren van de bevolking die het hardst getroffen werden door de crisis die ontstond door het coronavirus, zelfs al is het symbolisch, tot uiting komt.

Mobilisaties van de landarbeiders

De eerste van deze sectoren, waarin veel mensen zonder papieren werken en de wanhoop het grootst is, is die van de landarbeiders in het zuiden, waar miljoenen mannen en vrouwen van buiten de dorpen in onmenselijke omstandigheden werken. Ze worden onderbetaald en lopen continu het risico uitgewezen te worden uit Italië, zeker na de decreten rond immigratie van Salvini (de leider van de extreemrechtse Liga), die de huidige regering nooit heeft willen intrekken of aanpassen.

In deze maanden van Covid-19 is het overduidelijk geworden dat de intensive en sterk geïndustrialiseerde Italiaanse landbouw maar recht kan blijven dankzij de arbeid van deze uitgebuite mensen en dat zonder hen de situatie zeer problematisch zou worden. In een poging dit probleem op te lossen heeft de regering een decreet afgekondigd dat in werkelijkheid niets oplost, en de landarbeiders zijn op 21 mei in staking gegaan voor, onder andere, de definitieve regularisering van hun aanwezigheid in Italië en lonen die naam waardig.

In Foggia, een van de belangrijkste landbouwcentra in het zuiden, hebben zij gedemonstreerd tegen de “tijdelijke” regularisering die de regering wilde toestaan en voor de erkenning van al hun rechten en van hun waardigheid. Op het zelfde moment vonden in een twintigtal andere steden (waaronder Turijn, Brescia, Crémone, Piacenza, Rimini, Livorno, Rome, Caserte, Reggio Calabria) samenkomsten plaats waarbij groentekistjes werden geplaatst voor de prefecturen, als symbool voor de onzichtbare arbeid.

Acties in de gezondheidszorg en het onderwijs

Enkele dagen later kwamen de werknemers uit de gezondheidszorg op straat. Zij beslisten een nationale actiedag te houden op 27 mei. Ondanks alle geblaat in de media over de “helden” van de strijd tegen het coronavirus, blijven alle problemen van de Italiaanse volksgezondheidszorg verder bestaan. En de regering heeft ook geen enkele intentie om haar besparingsbeleid stop te zetten noch om over te gaan tot de massale aanwervingen die noodzakelijk zijn, ondanks haar mooie woorden en beloften van enkele weken geleden.

Op zaterdag 23 me kwamen dan weer in bijna twintig steden leerkrachten, ouders en leerlingen in beweging, na een oproep van het platform “Prioriteit aan de school.” De media stelden de dag voor alsof het enkel een mobilisatie betrof voor het heropenen van de scholen “in alle veiligheid” in september en tegen het afstandsleren. Maar in de realiteit waren de eisen veel breder: voor de onmiddellijke regularisering van precaire arbeidskrachten tot eisen voor kwaliteitsvol publiek onderwijs, onderwijs dat al jaren geraakt wordt door bezuinigingen, omfloerste privatiseringen, precaire arbeidsomstandigheden en lage lonen. Kortom, met begint de rekening te vereffenen.

Ook al is het niet makkelijk om, na al wat er gebeurd is en na alle verboden, opnieuw “in het echt” te mobiliseren, toch hebben deze eerste strijdbewegingen een redelijk groot belang. Ze kregen ook best wat media-aandacht. Maar er is nog iets dat de aandacht verdient: het zijn allemaal mobilisaties waarvoor opgeroepen werd door strijdbare basisvakbonden, Cobas en USB, met de steun van de meest kritische sectoren van de CGIL. De grote vakbondsfederaties zijn de grote afwezigen op deze acties.