Iran-deskundige Peyman Jafari ziet in de escalerende situatie rondom Iran parallellen met de aanloop naar de Irak-oorlog. Om het vijand-denken te doorbreken moeten we volgens Jafari bouwen aan solidariteit tussen bevolkingen hier en daar. Diederik Olders van De Tribune, het tijdschrift van de Nederlandse SP, sprak met hem.
Je hebt het als Iran-deskundige zeker druk dezer dagen?
Ik ben een paar dagen in Nederland bij familie en vrienden op bezoek, voor mijn werk op de Princeton Universiteit woon ik in de VS nu. En precies op dat moment dreigen de spanningen tussen de VS en Iran te escaleren. Dan weten de media me te vinden, ja.
Wij dus ook. Hoe kom je aan je kennis over de situatie in Iran?
Ik volg veel verschillende nieuwsbronnen uit Iran zelf. Natuurlijk is het nieuws uit Iran beperkt. Maar er zijn veel verschillende kranten, tv-stations en radiostations die er op heel verschillende manieren in staan. Een website die heel dicht bij de Revolutionaire Garde staat, de Iraanse NOS, het studenten-nieuwsagentschap en nog veel meer. Daarnaast spreek ik vrienden en kennissen in Iran waarvan ik weet dat zij goede bronnen hebben.
Je was bij de ROOD-bijeenkomst Don’t Iraq Iran deze zomer. Daar heb je gewaarschuwd voor verdere escalatie. Wat vind je van de manier waarop de situatie besproken wordt in Nederland?
Ontzettend naïef. Deze waarschuwingen klinken al jaren, door vele deskundigen. Toen de VS uit het nucleaire akkoord met Iran stapte – in mei 2018 – opende dat de poort naar escalatie richting oorlog. Op die waarschuwingen werd sceptisch gereageerd. Intussen zijn we in de situatie beland dat met de moord op de generaal van de Revolutionaire Garde Qassem Soleimani een oorlog echt denkbaar is geworden. Ik vind dat het nu best veel lijkt op de aanloop naar de Irak-oorlog. Ook toen waarschuwden veel mensen dat oorlog en economische sancties de situatie alleen maar verergeren. En als je dat in die tijd zei, dan werd je weggezet als een heimelijke aanhanger van Saddam Hoessein. Toen en nu worden in Nederland te gemakkelijk de woorden uit Washington herhaald. Zelfs door onze eigen minister.
Voor de duidelijkheid: Soleimani was geen lieverdje, toch?
Nee, absoluut niet. Soleimani stuurde eind jaren negentig een brandbrief naar de Iraanse leiders, waarin hij zei dat hij niet blij was met de hervormingsgezinde president en dreigde dat zijn Revolutionaire Garde in actie zou komen als ze niks aan de president zouden doen. De Revolutionaire Garde is een leger náást het Iraanse leger – je zou het elitetroepen kunnen noemen – dat veel ideologischer is en de Islamitische republiek wil beschermen tegen bedreigingen vanbuiten én binnen Iran.
Zo sloegen Soleimani’s troepen de studentenopstanden neer. Vanaf 2003 heeft hij in buurland Irak milities gesteund, die tegen IS hebben gevochten. Daardoor is hij in Iran ook heel populair geworden. Maar die milities hebben ook heel veel kwalijke dingen gedaan. Ze liquideren mensen en zijn corrupt. Nog kwalijker was Soleimani’s steun aan de Syrische dictator Assad. Vanaf 2011 heeft hij Assad geholpen om in het zadel te blijven en dat is echt ten koste gegaan van tienduizenden gewone burgers in Syrië.
Waarom is die bemoeienis in de regio in het belang van Iran?
Het mainstream verhaal is dat Iran een groot Perzisch rijk wil stichten in het Midden- Oosten. Maar zo plaats je de acties van Iran in een geopolitiek vacuüm; alsof er niks aan vooraf is gegaan. Het is natuurlijk ook deels een reactie op wat anderen doen. De invasie van Irak in 2003 is heel beslissend geweest. Vanaf dat moment dacht de top van de Revolutionaire Garde: ons land wordt nu omsingeld; in Irak, in Afghanistan, in de Perzische Golf zitten nu overal Amerikanen. In Washington klonken dreigende woorden. Everybody wants to go to Bagdad, real men want to go to Tehran, was de grap onder conservatieve politici: iedereen wil naar Bagdad, echte mannen willen naar Teheran. De Republikeinse senator John McCain zong tijdens een speech grappend: “Bomb bomb bomb, bomb bomb Iran”, op de melodie van Barbara Ann van de Beach Boys.
Ik vertel dat om duidelijk te maken dat het gevoel van dreigend gevaar in Iran heel sterk was. Toen de verzetsgroepen opkwamen in Irak, maakte Soleimani daar handig gebruik van. Hij sloot allianties om de Amerikanen te ondermijnen. Dus ja, hij heeft geholpen om Amerikaanse soldaten om te brengen. Tegelijk moet je de vraag stellen: waarom waren die soldaten daar?
In Irak is men ook boos over de aanslag op Soleimani. Hoe kan dat?
In de tijd van de Iran-Irak-oorlog waren er al Irakezen naar Iran gevlucht. Dat waren meestal sjiitische moslims, door Saddam onderdrukt maar wel zo’n 60 procent van de Iraakse bevolking. In Iran is dat 95 procent. Veel van die mensen zijn later teruggegaan. Na de oorlog zijn de relaties tussen Iran en Irak eigenlijk best goed geworden. Ze zijn buren, er is veel onderlinge handel. Miljoenen Iraniërs gaan op pelgrimstocht naar heilige plaatsen in Irak en andersom. Maar Iran heeft zich ook flink bemoeid met Irak – bijvoorbeeld invloed uitgeoefend op wie er in de regering zit. Dat heeft kwaad bloed gezet bij veel Irakezen. De protesten de afgelopen maanden in Irak waren protesten tegen zowel de Iraanse als de Amerikaanse invloed. De Amerikaanse inval in Irak heeft ironisch genoeg destijds de Iraanse invloed in Irak vergroot. Het uitschakelen van Soleimani heeft nu weer hetzelfde effect.
Hoe sterk is de oppositie in Iran?
Iran heeft een lange geschiedenis van sociale protesten en bewegingen. Voor democratisering, voor sociale rechtvaardigheid, met een belangrijke rol voor de studentenbeweging, de vrouwenbeweging en de arbeidersbeweging. Maar ze hebben te maken met een autoritair systeem. Daardoor is het lastig om landelijk te organiseren. Er zijn dus veel lokale protesten. Maar ondanks alles lukt het ze wel om zich openlijk te organiseren. De studenten zijn zichtbaar, er is een vakbond van buschauffeurs in Teheran, er is een vakbond in het zuiden van Iran bij de rietsuikerfabriek Haft Tappeh. Ondanks het feit dat de leiders steeds gearresteerd worden, blijven die zeer actief. Ondanks de onderdrukking in Iran zijn er mensen en organisaties die hoop op sociale verbetering en meer democratie geven.
Het tragische is, dat de buitenlandse druk op Iran de mogelijkheden van deze bewegingen juist inperkt. Eind jaren negentig bijvoorbeeld kwam er onder een veranderingsgezinde president wat lucht, groeide de studentenbeweging en kwamen er wat meer mogelijkheden. De oorlog in Afghanistan, begonnen in 2001 en die in Irak twee jaar later, werd door Iraanse conservatieve machthebbers gebruikt om deze bewegingen te onderdrukken want er was buitenlandse dreiging.
Zie je dat nu weer?
Toen het nucleaire akkoord was gesloten, werd het in Iran allemaal wat opener. Maar met de Iran-politiek van Trump gaat het weer de andere kant op. Bij de protesten van de afgelopen maand zijn meer dan 300 mensen omgekomen en 7000 mensen zijn gearresteerd. Mensen eisen een einde aan corruptie, ze eisen dat ze zelf mogen kiezen of ze een hoofddoek dragen, ze willen hogere lonen.
Want bedenk wel: ook in Iran is neoliberalisme belangrijk. Heel veel contracten in Iran zijn zogenoemde witte contracten; wat wij kennen als flexibele contracten. Mensen kunnen heel gemakkelijk ontslagen worden. Na de revolutie eind jaren zeventig werd er meer gedaan voor sociale gelijkheid. Dat wordt nu allemaal afgebouwd. Met dezelfde argumenten als die we hier in het Westen horen. Niet zozeer door de economische sancties trouwens. Dit is, net als bij ons, al gaande sinds de jaren negentig. Flexibilisering, schrappen van subsidies, privatiseren – de sancties hebben daar een enorme daling in koopkracht aan toegevoegd. Sancties hebben sinds het ingaan ervan in mei 2018 geleid tot een inflatie tot boven de 50 procent!
Hoe zat het ook alweer met die sancties? Die kwamen toch alleen van de Verenigde Staten?
Het was Trump die eenzijdig het nucleaire akkoord met Iran opzegde. Dat akkoord moest voorkomen dat Iran nucleaire wapens ontwikkelde. Dat werkte ook. Maar Trump vond het een slecht akkoord en stapte eruit – en stelde direct economische sancties in. Europese landen stapten er niet uit, maar probeerden om de VS heen te werken om het akkoord te behouden. De EU en Frankrijk hebben geprobeerd om een systeem op te zetten om toch handel met Iran te kunnen drijven. Maar de VS heeft grote druk gelegd op Europese landen. Geen enkel Europees land durft het in zijn eentje aan om Iran te steunen. De EU is toch al heel verdeeld.
Wat vind je van de Europese reacties op de aanval op Soleimani?
De Britten, de NAVO en Nederland hebben Trump gesteund. Anderen hebben zich heel voorzichtig uitgedrukt. Minister Bijleveld (de Nederlandse minister van Defensie) toonde in de media begrip voor de Amerikaanse actie. Dat is een zeer eenzijdige reactie. Zoals ik al zei: natuurlijk moet je Soleimani veroordelen om wat hij deed, maar een Iraanse generaal daar ombrengen gaat tegen het internationaal recht in. De gevolgen hiervan kunnen dramatisch zijn. De internationale orde wordt in gevaar gebracht, het Midden-Oosten is al een kruitvat. Nederland had echt een sterke veroordeling van deze aanslag moeten uitspreken.
Trump dreigde nog met het bombarderen van 52 doelen, waaronder culturele doelen, als Iran wat terug zou doen.
Die 52 verwijst naar het aantal gegijzelde ambassademedewerkers ten tijde van de Iraanse revolutie in 1979. In Iran werd trouwens al de grap gemaakt: dan gaan wij 53 doelen beschieten, want dat verwijst naar het jaar 1953 waarin de Iraanse premier Mossadeq door een CIA-coup werd afgezet omdat hij de olie in Iran had genationaliseerd. Gelukkig heeft de VN zich tegen het dreigement van Trump uitgesproken; culturele doelen bombarderen is namelijk een oorlogsmisdaad.
Wat kan er gedaan worden om oorlog te voorkomen?
De-escaleren is stap één. Dat doe je door de kwalijke rol van beide partijen te erkennen. Ze beide tot de orde roepen. Naast druk op Iran zetten, moet je ook belonen als ze zich aan het nucleaire akkoord houden. De EU kan helpen om de VS-sancties te omzeilen, maar moet dan wel ruggengraat tonen tegenover de VS. Wat er ook bij hoort is dat er een einde moet komen aan steun voor dictaturen in het Midden-Oosten; en dat landen gelijke behandeling krijgen. Dus geen wapenexporten naar Saudi-Arabië, Egypte enzovoort. Volgens nog onbevestigde berichten kwam een deel van de technologie van de drones die de aanslag op Soleimani deden uit Nederland. Of dat waar is of niet – Nederland moet zijn aandeel in wapenexporten verminderen.
En op de lange termijn?
Mijn ideaal is een conferentie in het Midden-Oosten. Want iedereen is daar tegen elkaar aan het vechten. Een conferentie die tegelijk eist van Iran dat het zich niet bemoeit met omliggende landen én dat de Amerikanen hun militaire bases in het Midden-Oosten opdoeken én dat landen beloven richting een vrijer politiek systeem te bewegen én waarbij Israël belooft ook de Palestijnse mensenrechten te respecteren. Je kunt in het Midden-Oosten niet eenvoudigweg van één partij of land alles eisen. Je kunt geen vrede bereiken als je geen rekening houdt met de grieven en bezorgdheid van álle landen daar. Ik begrijp de Amerikaanse zorgen om Iran. Maar je moet niet eenzijdig begrip hebben. Het conflict is oud. Ik noemde al de coup in 1953, maar denk ook aan de steun van de VS aan Saddam tijdens de oorlog tussen Iran en Irak, waarbij de VS het oké vond dat Irak gifgas gebruikte tegen Iran.
Nu het oorlogshitsen is begonnen wordt aandacht vragen voor de zorgen van Iran al snel geframed als steun aan het Iraanse regime.
Inderdaad. Maar voor de duidelijkheid: als het aan mij ligt, verdwijnt niet morgen maar vandaag het regime in Iran. Met daarvoor in de plaats een regering en een democratisch systeem dat de beloftes waarmaakt die door de Iraanse revolutie gedaan waren. Namelijk onafhankelijkheid voor Iran, sociale gelijkheid en echte democratie. En dan wel in een seculier systeem, waarbij de religies van mensen gerespecteerd worden – dat mensen de hoofddoek niet hoeven te dragen, maar dat ze ook als ze ervoor kiezen dat wél te doen, gewoon een baan kunnen krijgen en in de politiek kunnen gaan. En dat ze dus niet, zoals vóór de revolutie, als hoofddoekdraagster met de nek worden aangekeken.
Wat kan ik als SP’er doen?
Dat vind ik eigenlijk het belangrijkste. Ga naar demonstraties die solidariteit met de mensen daar betuigen – tegen oorlog dus. In Nederland gaat het erom dat je de regering onder druk zet om te stoppen met oorlogspolitiek tegen Iran. Want dan wordt de ruimte voor oppositiegroepen in Iran groter. Het is de taak van vakbonden, milieuorganisaties en partijen als de SP om solidariteit te organiseren met de mensen die dezelfde problemen hebben als wij hier. We hebben een klimaatcrisis in de wereld en in Iran ontstaan daardoor enorme droogtes bijvoorbeeld. Maar ook de strijd tegen privatisering en flexibilisering delen we met hen. De FNV heeft actie gevoerd toen Iraanse vakbondsleiders werden opgepakt.
Nog een goed voorbeeld vind ik jullie buitenlandwoordvoerder Sadet Karabulut. Zij houdt goed in het oog wat de mensen in Iran zelf aan het doen zijn, wat hun belang is. Opkomen voor vrouwenrechten, mensenrechten en vakbondsrechten. Ik zie haar regelmatig uitleggen dat de buitenlandse druk – economische sancties, oorlogsdreiging – het juist voor die mensen moeilijker maakt. Kortom, we moeten werken aan solidariteit tussen bevolkingen. Verandering heeft daar, net als hier, veel meer effect als het van onderop komt. Afdwingen van bovenaf, via sancties bijvoorbeeld, hebben het tegenovergestelde effect.
Het Amsterdams Vredesinitiatief in samenwerking met “Niet in mijn Naam”, een organisatie van o.a. de jongeren van Rood in de SP en Stop Wapenhandel organiseren enkele dagen na dit interview een demonstratie tegen de oorlog in Amsterdam. Jij kunt er niet bij zijn want je vliegt een dag eerder weer terug naar de VS. Kom je er wel in?
Dat is een goede vraag, want de situatie aan de grens daar is zorgelijk. Iraanse Amerikanen die bijvoorbeeld op vakantie zijn geweest in Canada, zijn bij de grens aangehouden en ondervraagd. Gelukkig maakt een aantal Congresleden en mensenrechtenorganisaties zich hier heel boos over.
Goede kans dat ik ook problemen aan de grens heb. Behalve dat ik in Iran geboren ben, vind ik het mijn taak als wetenschapper om de macht aan te spreken en te zeggen wat er gezegd moet worden. Dat bevalt de machthebbers in Washington niet – hetzelfde geldt voor die in Teheran. Ik ga me er niks van aantrekken.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Spanning.