Sommige lieden stellen zich voor als cultuurchristenen en je vindt ze in conservatieve en in nog rechtsere kringen. Het Algemeen Digitaal Nederlands Woordenboek beschrijft het “cultuurchristendom” als een stroming waarin het niet zozeer draait om het bestaan van een godheid of een goddelijk wezen, maar om een meer instrumentele visie op het geloof, waarin de positieve effecten van het geloof op het persoonlijke en maatschappelijke leven centraal staan.” Die “instrumentele visie” houdt in dat het christelijke geloof cultureel een groot maatschappelijk nut heeft.

Een rabiate antiklerikale godloochenaar beschouwt dat “nut” als het instrument om elk protest en verzet tegen het onrecht in de kiem te smoren. Hij of zij hebben niet helemaal ongelijk, maar als liberalen koppelen zij het onrecht niet aan de maatschappelijke structuur maar aan de ideeën: het obscurantisme van kerk, moskee of sjoel. Min of meer in overeenstemming met de Verlichting beschouwen zij de mens niet als slecht, maar als opvoedbaar. Het is niet het bewustzijn dat het zijn bepaalt, maar omgekeerd het maatschappelijk zijn dat het bewustzijn bepaalt, schreef Karl Marx.

Hij beweerde ook dat in onze zielloze wereld van het warenfetisjisme “de religieuze nood aan de ene kant de uitdrukking is van de werkelijke nood en aan de andere kant het protest tegen de werkelijke nood. De religie is de zucht van de in benauwenis verkerende creatuur, het gemoed van een harteloze wereld, zoals zij de geest van geestloze toestanden is. Zij is de opium van het volk.” Daarmee viel hij niet de godsdienst als zodanig aan, maar de instellingen die van de godsdienst misbruik maken.

De “cultuurchristenen” zien dat anders. Godsdienst is psychofarmaca, kalmerend en tegelijk geestverruimend. De mens is immers, zoals het evangelie, het ingebouwde egoïsme en de “evolutionaire psychologie” ons leren, wezenlijk slecht en zijn dierlijkheid moet getemd worden. Godsdienst helpt daarbij. Dat hoeft vandaag geen op een dogma gestoelde religie te zijn, maar een soort cultureel spiritualisme. Traditie speelt hierbij een fundamentele rol en wat is traditioneler dan ons historisch verleden doordrongen van een godsdienst waarvan de sporen nog duidelijk zichtbaar zijn, niet alleen in het landschap, maar ook in de kunsten, het onderwijs en sociale rituelen zoals huwelijk, doop en ter aarde bestelling.

Zo verheerlijkt een Vlaamse cultuurchristen die “unieke bergen” in ons Vlaamse landschap sieren: de kerken. Breek ze niet af en maak er geen dansten ten of supermarkten van. Ze herinneren ons immers aan het groots verleden waarop we trots zijn en doe ons samenhorigheidsgevoel versterken. Die samenhorigheid is specifiek gericht tegen diegenen die “anders” zijn.

In ons concreet geval moslims. Die hebben volgens de cultuurchristenen geen benul van verdraagzaamheid, democratie, vrouwenrechten enzovoort, iets waarover de christelijke cultuur wel beschikken en dat in de eeuwen der eeuwen. De oude inquisitie, de brandstappels voor de ketters, nog niet zolang geleden het verbod op dansen, film en het lezen van slechte boeken, en vandaag de vermaledijding van abortus en euthanasie, komen niet in aanmerking voor “cultuurchristenen”.

Liever dan die “cultuurchristenen” zijn mij de christenen die de werken van barmhartigheid daadwerkelijk uitoefenen en de bevrijdingstheologen die het ingebakken onrecht van ons maatschappelijk systeem betwisten. Het verzet tegen onrecht en onderdrukking is de grondslag, de categorische imperatief van een menswaardige cultuur.