De afgelopen jaren was de vrouwenstaking in Chili een drijvende kracht in de bredere strijd voor waardigheid en gelijkheid in de samenleving. Nu het land zich opmaakt om zijn grondwet te herschrijven, willen feministische activisten het proces in de richting van een diepgaande sociale transformatie sturen.

Karina Nohales en Alondra Carrillo zijn twee van de prominente leden van het Chileense Coordinadora Feminista 8 de Marzo, CF8M (Feministisch 8 maart coördinatiecomité). De groep, die midden in de krachtige feministische golf van Latijns-Amerika werd opgericht, speelt een vooraanstaande rol in de Chileense linkse beweging, vooral nadat de opstanden in oktober 2019 Chili op zijn grondvesten deden trillen.

Namens CF8M hebben Karina en Alondra – en een groot deel van Chileens links – zich kritisch uitgelaten over het ‘Akkoord voor Sociale Vrede en de Nieuwe Grondwet’ dat in november vorig jaar werd ondertekend, in de nasleep van de opstanden van het jaar daarvoor. Hoewel het akkoord formeel het proces op gang bracht dat zal leiden tot het opstellen van een nieuwe grondwet, werd het door sommigen beschouwd als een achterhoedegevecht van president Sebastián Piñera en de Chileense politieke klasse om de straatbewegingen te sussen, de bestaande technocratische partijstructuur in stand te houden en amnestie te verlenen voor mensenrechtenschendingen die tijdens de opstanden zijn begaan.

Zelfs met deze twijfels, hebben de resultaten van de volksraadpleging in oktober 2020 sociale bewegingen zoals het CF8M in het hart van het grondwettelijk proces getrokken. De eerste conclusie van de stemming op 25 oktober was dat het Chileense volk – en misschien nog wel belangrijker, een groot deel van de arbeiders – voorstander was van het schrappen van de huidige grondwet, die dateert uit de tijd van de dictatuur van Pinochet. Niet alleen was meer dan 80% van de stemmers – bij een recordopkomst – voorstander van het opstellen van een nieuwe grondwet, ze gaven er ook de voorkeur aan dat het document zou worden opgesteld door een constitutionele conventie die zou bestaan uit rechtstreeks verkozen burgers en activisten van sociale bewegingen. Deze onverwachte wending van de gebeurtenissen bracht de eens zo sceptische sociale bewegingen ertoe het grondwettelijk proces te omarmen als een vitale arena van sociale verandering.

Karina en Alondra zijn nu kandidaten voor de Constituerende Vergadering, het orgaan dat verantwoordelijk is voor het herschrijven van de Chileense grondwet. Claudia Korol sprak met hen over het moeilijke constitutionele proces waarin de sociale en politieke eisen van het Chileense volk tot uitdrukking zullen moeten komen in het institutionele kader van het land.

Claudia Korol: Welke politieke ervaringen hebben geleid tot jullie kandidatuur voor de grondwetgevende vergadering?

Karina Nohales: Ik ben een van de woordvoerders van de Coordinadora Feminista 8 de Marzo. Mijn politieke ontwikkeling wordt gekenmerkt door twee momenten. Het ene heeft te maken met het basiswerk dat ik heb gedaan in de wijk waar ik vandaan kom, Puente Alto – een grote wijk aan de rand van Santiago. Jarenlang was ik betrokken bij campagnes rond arbeid en sociale zekerheid, wat ertoe leidde dat ik op verschillende terreinen actief werd en uiteindelijk deelnam aan de No Más AFP-campagne – een sociale beweging tegen het geprivatiseerde pensioenstelsel van Chili.

Met de komst van de golf van door feministen geleide universiteitsbezettingen in mei 2018, grepen vrouwen die actief waren in No Más AFP de kans om zich te richten op het probleem van werk en sociale zekerheid vanuit het oogpunt van vrouwelijke werknemers. Vanaf daar begonnen we een reeks bijeenkomsten te organiseren die specifiek gericht waren op feminisme, arbeid en sociale zekerheid. In die periode ontstond ook de Coordinadora Feminista 8 de Marzo, en ik was een van de oprichters van het Comité van Vrouwelijke Arbeiders en Vakbondsmensen binnen het coördinatiecomité.

Hoe was jouw weg naar het feminisme, Alondra?

Alondra Carrillo: Ik ben negenentwintig jaar oud en ik ben ook lid van de Coordinadora Feminista 8 de Marzo en momenteel een van hun kandidaten voor de lijst van territoriale assemblees en sociale organisaties in het 12e district. Ik behoor tot de generatie Chilenen die politiek actief werd tijdens de studentendemonstraties die begonnen in 2006, toen ik nog op de middelbare school zat: de Pinguïnrevolutie.

Later, tijdens de studentenprotesten in 2011, was ik studentenleider in mijn universiteitsafdeling en was ik actief rond de vraag naar gratis, niet-seksistisch openbaar onderwijs. Ik ben nu al enkele jaren een linkse feministische activiste. Sinds 2018 is mijn belangrijkste feministische werk de oprichting en uitbreiding van de Coordinadora Feminista 8 de Marzo, waarvoor ik tussen 2018 en 2020 woordvoerder was tijdens het proces van het organiseren van de Feministische Algemene Staking in Chili.

Karina, is er een geschiedenis van feministische arbeidersstrijd in Chili?

Aan het begin van de twintigste eeuw was er wel enig feministisch activisme, hoewel die feministische kameraden zichzelf anders noemden. Hun activiteit was van grote invloed op hoe mensen dachten over georganiseerde arbeid. Om onduidelijke redenen zijn de herinnering aan en de erfenis van dat activisme grotendeels verdwenen. De periode in kwestie viel samen met een fase van stagnatie binnen de Chileense Communistische Partij, die de grote historische gevechten van de arbeidersklasse in dit land leidde.

In een recent verleden, tijdens de strijd tegen de dictatuur, waren feministische activiteiten van belang in de strijd voor democratie, hoewel ze buiten specifieke figuren niet algemeen erkend werden. Op dit moment eist feministisch organiseren een plaats op binnen de vakbondsgelederen, maar ik heb het gevoel dat het moeilijk is om van een feministische vakbeweging in Chili te spreken. Dat is een van de dingen die de Coordinadora Feminista 8 de Marzo nastreeft, omdat we streven naar een feministische organisatie van vrouwelijke arbeiders op nationaal – plurinationaal, zoals wij zeggen – niveau, die niet alleen vrouwen uit de vakbeweging samenbrengt – die numeriek gezien vrij zwak is in dit land – maar uit alle werksectoren waar de organisatievormen niet netjes passen in de moderne vakbondsstructuur.

Alondra, je had het over de Pinguïnrevolutie. Welke ruimte was er voor feminisme in de strijd tijdens de Pinguïnrevolutie?

Tijdens de Pinguïnrevolutie begon ik voor het eerst vergaderingen bij te wonen en ontmoette ik kameraden van andere sociale bewegingen. Ik kom uit La Florida, een wijk naast Puente Alto. Daar leerde ik verschillende vormen kennen van wat wij ‘marktonderwijs’ [georganiseerd door de markt] noemen: onderfinanciering, concurrentie, segregatie, de verduistering van schoolsubsidies. Het was mijn eerste beeld van de impact die economische en politieke organisatie op ons leven kan hebben, en het was ook mijn eerste ervaring met effectieve democratie. Ik denk dat dit het vermelden waard is, omdat het in Chili de georganiseerde middelbare scholieren zijn geweest die openingen hebben gecreëerd voor veel van de meest bepalende momenten in de nationale politiek.

Net als in 2006 waren het in 2019 de middelbare scholieren die de rest opriepen om in opstand te komen, om te zien hoe ver we voor verandering kunnen gaan door samen op te trekken. Ik heb dit persoonlijk ervaren in de vergaderingen op mijn school en in de coördinatie tussen onder andere studentenorganisaties.

In die tijd was het feminisme, althans in de zin van een georganiseerde of zichtbare beweging, niet dat  wat mij het meest beïnvloedde. Mijn eerste kennismaking met georganiseerd, activistisch feminisme kwam pas veel later, toen ik op de universiteit zat, met de studentenacties in 2011. Die vonden plaats op middelbare scholen, maar ook op universiteiten en instellingen voor hoger onderwijs en daar hoorde ik voor het eerst de leuze  ‘niet-seksistisch openbaar onderwijs’. Het was ook de plek waar ik de kans kreeg om het linkse feminisme te ervaren via mijn kameraden die in 2012 een organisatie genaamd La Alzada oprichtten.

Wat waren de centrale elementen die samen het potentieel voor de revolte van 2019 genereerden? Hoe hebben jullie dat als feministen ervaren?

Alondra: Samen met Javi Manzi (een andere woordvoerder van CF8M) hebben we het idee ontwikkeld van wat wij ‘het destituerende verlangen’ noemen, wat zoiets betekent als het verlangen om ‘nee’ te zeggen en om dat collectief te doen: niet meer. We hebben betoogd dat deze oefening in ‘nee’ zeggen tegen wat we niet willen, in het collectief aan de kaak stellen van die werkelijkheid, een oefening is die feministische politiek mogelijk maakt. Zoals sommige feministen, waaronder Sara Ahmed, al aangaven, is ‘nee’ zeggen voor feministen een politiek project en we moeten het herhaaldelijk zeggen.

Het ‘destituerende hart van de opstand’, zoals Raquel Gutiérrez het heeft genoemd, werd mede mogelijk gemaakt door de feministische politieke activiteiten die aan de opstand voorafgingen. Die hebben zich sinds 2016 ontwikkeld en hebben sinds 2018 een georganiseerd en massaal karakter gekregen met de bewuste en weloverwogen opbouw van de Feministische Algemene Staking en met het collectieve besluit dat het feminisme zich moet ontpoppen als een veranderende kracht en een tegenkracht tegen alle politieke en economische sectoren die verantwoordelijk zijn voor de precarisering van het leven. De afwijzing van de bestaande orde door het feminisme plaatst het leven van vrouwen en genderminderheden als een politieke kwestie op de voorgrond en ook in die zin legde het de basis voor de politieke en sociale revolte.

Karina: In januari 2020 kwamen we bijeen op de Plurinationale Ontmoeting van Mensen in Strijd om na te denken over de rol van het feminisme in de opstand. Meer dan drieduizend vrouwen en mensen uit genderminderheden namen eraan deel. We waren het erover eens dat de opstand een voorgeschiedenis had. Het was geen spontane gebeurtenis die niemand zag aankomen; er waren veel decennialange gevechten aan voorafgegaan in verschillende sociale sectoren: de strijd om huisvesting, de sociale strijd en de strijd voor het milieu, de studentenstrijd. Wat het feminisme heeft ingebracht is het vermogen om iets te benoemen dat we allemaal gemeen hebben.

In 2018 hebben we die gemeenschappelijke conditie van strijd aangeduid met een overkoepelend concept: ‘de precariteit van het leven’. We demonstreerden onder die leuze: ‘Vrouwelijke arbeiders de straat op tegen de precarisering van het leven.’ Toen zeiden we tegen onszelf: de precariteit van het leven is niet alleen een verschijnsel dat verergerd wordt door het extreme neoliberalisme; er zijn mensen die het actief bevorderen. We stelden een lijst op van mensen en instellingen die we verantwoordelijk achtten voor het in stand houden van het beleid van precariteit en we verklaarden ons autonoom ten opzichte van die sectoren: in openlijk conflict met hen.

Toen de opstand uitbrak, kwamen veel van de kwesties die aan de orde werden gesteld rechtstreeks voort uit de taal die we hadden gebruikt en die we hadden proberen te verspreiden, toen het feminisme een massabeweging werd. Met de leus ‘normaliteit is het probleem’ riepen we op tot de ontwrichting van de normaliteit. Dat was de strekking van de oproep voor de eerste Feministische Algemene Staking in 2019.

Vervolgens was er de leus van de opstand: ‘het is geen 30 pesos, het is 30 jaar’. Dat betekende dat het niet alleen ging om het verzet tegen de rechtse partijen; bijna alle partijen van het hele politieke spectrum in Chili hebben de democratische overgang van dichtbij meegemaakt, en ze waren allemaal verantwoordelijk.

Op 15 november 2019, bijna een maand na het begin van de opstand, werd het ‘Akkoord voor Sociale Vrede en een Nieuwe Grondwet’ ondertekend. Het akkoord gaf de aanzet tot het grondwettelijk proces, maar, zoals de naam al aangeeft, zorgde het ook voor een rustpauze in de activiteiten. Toch gingen enkele dagen na het akkoord de voorstellingen van Las Tesis ‘Un Violador en Tu Camino’ (Je komt een verkrachter tegen) in première en het lied ging de hele wereld over.

We noemden dit ‘een opstand binnen de opstand’ vanwege de prominente rol die het feminisme in het proces ging spelen. De voorstelling van Las Tesis stelde een zeer interessante vraag over hoe het geweld waarvan ons historisch is verteld dat het privé is, in werkelijkheid wordt gepleegd door publieke instellingen en door de patriarchale staat.

Welke rol heeft de generatiefactor gespeeld in de opstand?

Karina: De belangrijkste gebeurtenis die de opstand in Santiago in gang zette, was dat middelbare scholieren in de metro over de draaideuren sprongen. In die zin was het de jeugd die de revolte ontketende, maar al snel werd het een intergenerationele revolte. We willen benadrukken hoe intergenerationeel het was, want wat de opstand nationaal maakte, was niet het ontduiken van de ritprijzen. Dat was wat de revolte in Santiago deed ontploffen, maar elders was het echt het besluit van president Sebastián Piñera om in de nacht van 18 oktober 2019 de uitzonderingstoestand uit te roepen en het leger in verschillende steden en regio’s in te zetten. Het was op dat moment dat alle regio’s van het land in opstand kwamen, waarmee de onvervulde belofte van de democratische overgang nieuw leven werd ingeblazen: dit nooit meer.

In de decennia na het einde van de dictatuur hebben de militairen nooit ingegrepen om sociale onrust de kop in te drukken. Dit was de eerste keer dat ze op deze manier werden ingezet en dat deed mensen van alle leeftijden opstaan en opletten, omdat het trauma van de dictatuur plotseling duidelijk werd gemaakt. Het was iets dat het land als geheel eenvoudigweg besloot niet te tolereren. Vervolgens werd de opstand een nationaal fenomeen en in een paar dagen werd het hele land gemilitariseerd.

Hoe is de plurinationale dimensie van de opstand tot uiting gekomen?

Alondra: Dat is een ingewikkelde kwestie en er zijn andere mensen die er met meer gezag over kunnen spreken. In het begin van de opstand was er een moment waarop de dominante leus was: ‘Chili ontwaakt’, alsof we lang hadden geslapen en nu plotseling tot bewustzijn waren gekomen.

Ik denk dat mensen een verband beginnen te leggen tussen de vormen van onderdrukking, criminalisering en vervolging die we onlangs in de opstanden hebben gezien en de wreedheid waarmee inheemse volken al driehonderd jaar te maken hebben, in het bijzonder de Mapuche die nog steeds actief verzet bieden tegen de Chileense staat en de roofzuchtige industrieën. Velen van hen die in de opstand actief werden, ondervonden aan den lijve een vorm van geweld die hen voorheen vreemd leek.

Een ander belangrijk precedent voor de opstand was de moord op Camilo Catrillanca, een jonge Mapuche die in de rug werd geschoten door de Comandos Jungla, een speciale politiemacht die belast is met de ‘handhaving van de vrede’ in Mapuche-gebied. De regering rechtvaardigde zijn moord door te beweren dat er een confrontatie was geweest, waarvan we later hoorden dat die nooit heeft plaatsgevonden. Het was een koelbloedige moord van achteren, en, echt, we hebben het hier over de marteling van een kind. In de drie dagen van rouw na de moord hebben de Mapuche in Wallmapu, maar ook in Santiago en andere delen van het land, demonstraties en straatprotesten gehouden.

Na de eerste dagen met demonstraties in 2019 werden de twee Mapuche-vlaggen – de Wenufoye en de Wünelfe – op straat zichtbaar. En na de staatsgreep in Bolivia begonnen we ook de Wiphala-vlag van de inheemse Andesbevolking in demonstraties te zien. In termen van het opbouwen van een symbolisch kader ter ondersteuning van de opstand, is het erg interessant dat deze historisch op de achtergrond gebleven symbolen nu op de voorgrond traden.

Als we het hebben over de reactie van de staat op de opstand, moeten we het hebben over het huidige constitutionele proces, waarin volgens sommigen het radicale potentieel van de opstand mogelijk kan ontsporen. Hoe werden deze kwesties binnen feministische groepen besproken?

Alondra: Het Akkoord voor Sociale Vrede en een Nieuwe Grondwet werd door bijna alle sociale bewegingen en feministische groepen verworpen. Sindsdien is de discussie nog steeds gaande. Een belangrijk debat vond plaats tijdens de tweede Plurinationale Vergadering van Zij die Strijden, waar in principe drie onverzoenlijke standpunten naar voren kwamen rond verschillen in tactiek zodra het Akkoord voor Sociale Vrede van kracht zou worden (over hoe te reageren op het beleid van repressie en het grondwettelijk proces dat door het akkoord in het leven wordt geroepen).

Een van de eerste stappen in het grondwettelijk proces was de volksraadpleging over de vraag of de opstelling van een nieuwe grondwet moest worden goedgekeurd of verworpen. De Chileense burgers stemden ook over het redactiemechanisme, over de vraag of het een grondwettelijke conventie of een gemengde grondwettelijke conventie zou zijn (de eerste volledig gekozen door de burgerbevolking, de tweede samengesteld uit verkozen personen en zittende politici).

Daar ontstonden de eerste meningsverschillen over de vraag of aan de volksraadpleging zelf moest worden deelgenomen en of men zich moest verenigen met de politieke krachten die een standpunt wilden innemen over de inhoud van de stemming (met name of men de door links gesteunde campagne ‘voor een volksraadpleging en voor een constitutionele conventie’ moest steunen), dan wel of men zich helemaal tegen de volksraadpleging moest verzetten. Het derde standpunt was niet alleen af te zien van de volksraadpleging, maar ook van het daaropvolgende verkiezingsproces.

Geconfronteerd met de onmogelijkheid om tot een gemeenschappelijke tactiek te komen, besloten we op de Plurinationale Vergadering van Zij die Strijden ons te verenigen rond twee thema’s. Ten eerste dat we strijden voor een vrij, soeverein, feministisch, plurinationaal en constituerend proces vanuit de bevolking – om het Akkoord voor Sociale Vrede tot zijn radicale grenzen door te drijven. Ten tweede dat we, los van een bepaald tactisch initiatief, ons feministische programma verdedigen tegen de precarisering van het leven.

Later in het jaar moesten we echter de realiteit van de pandemie onder ogen zien. Dat betekende dat we geen standpunt wilden innemen over het volksreferendum, de institutionele agenda en de grondwetgevende vergadering, maar ons in plaats daarvan moesten richten op de militarisering van het land, die al gaande is vanaf 18 maart 2020 tot nu toe. Daarnaast moesten we ons organiseren rond patriarchale gewelddadigheden in de context van quarantaine en voedselonzekerheid, wat een groot probleem is geworden in Chili.

In oktober 2020, toen het tijd werd om voor of tegen een nieuwe grondwet te stemmen, werd het duidelijk dat we een meer eensgezind standpunt moesten innemen rond het grondwettelijk proces. Toch waren er twee tegenstrijdige standpunten: het standpunt dat Karina en ik innamen – samen met de meerderheid van de volks- en feministische sectoren – over de noodzaak om de volksraadpleging te gebruiken om uiting te geven aan de overweldigende wil van het volk en een einde te maken aan de grondwet van Pinochet. Wij vonden het nodig een lijn te trekken waaruit bleek dat het verzet tegen het referendum een minderheidsstandpunt was dat beperkt was tot extreemrechtse sectoren en te benadrukken dat de wil van het volk tot uitdrukking was gebracht in de opstanden. Het andere standpunt, dat wij niet deelden, was dat de volksraadpleging en de grondwetgevende agenda een poging waren om het volk te misleiden en dat deelname aan dit proces die misleiding in de hand werkte.

Wij zijn het nooit met dat standpunt eens geweest. Onze analyse was dat de meest conservatieve politieke en economische sectoren het akkoord niet wilden. Wij zien het als iets waar geen enkele partij gelukkig mee is, maar dat betekent alleen maar dat we ons midden in een politiek geschil bevinden waarin sociale organisaties en volkssectoren niet aan de zijlijn kunnen blijven staan. Er is een programmatisch debat aan de gang en we kunnen onze stem niet aan anderen delegeren.

De linkse politieke partijen die het Akkoord voor Sociale Vrede met Piñera hebben ondertekend, zijn aan een kritisch onderzoek onderworpen. In hoeverre gaat het bij het grondwettelijk proces niet alleen om de wil van het volk, maar om een strategie van de traditionele partijen om de controle over te nemen en de meer radicale aspecten van de opstand te temmen?

Karina: De regering heeft tijdens de opstand aan geloofwaardigheid ingeboet. Elke keer dat Piñera sprak, gooide dat alleen maar meer olie op het vuur. Het politieke debat verschoof daarna van de regering-Piñera naar het parlement en de meeste partijen met parlementaire vertegenwoordiging, van rechts tot links, namen de leiding over de situatie. Zij kregen de opdracht een uitweg uit de benarde situatie te vinden. Hun oplossing was het Akkoord voor Sociale Vrede, waarin niet alleen de straffeloosheid werd vastgelegd, maar ook de repressieve wetten, die een maand later werden ingevoerd, actief werden bevorderd.

Op 15 november werd het akkoord ondertekend en in december werd een reeks repressieve maatregelen bekrachtigd door bijna alle parlementaire coalities. Deze wetten zijn momenteel van kracht en treffen vooral de politieke gevangenen die tijdens de opstanden werden gearresteerd. Maar het akkoord is een vreemd beest: er was ook een bereidheid van de politieke klasse, die voorheen nooit van plan was geweest de grondwet van Pinochet te wijzigen, om dat toch te doen. Wat zij voorstelden was natuurlijk een formule die een streng gecontroleerde grondwetgevende vergadering zou betekenen.

Door de pandemie werden alle belangrijke data van het grondwettelijk proces uitgesteld, aangezien de volksraadpleging om een nieuwe grondwet goed te keuren of te verwerpen oorspronkelijk in april 2020 zou plaatsvinden en de verkiezingen voor de afgevaardigden voor de conventie in oktober 2020 zouden worden gehouden. Tijdens dit uitstel hebben we nagedacht over de vraag of en hoe we zouden moeten deelnemen. Uiteindelijk besloten we aan het proces deel te nemen door de opstand zelf als uitgangspunt te nemen.

Het ging om de ervaringen van het Chileense volk en de arbeidersklasse tijdens de laatste dertig jaar van het post-dictatoriale neoliberalisme. De opstand kon niet worden teruggebracht tot een serie concrete eisen – het was eenvoudigweg een afwijzing van de huidige stand van zaken en in die zin is het een proces met een open einde geweest. Als er één ding is dat het feminisme ons heeft geleerd, dan is het wel het idee van een proces. De Feministische Algemene Staking is een proces, niet een eendaagse gebeurtenis. En hetzelfde kan gezegd worden van alle initiatieven die we hebben genomen.

Wat in oktober 2019 begon, is een proces dat nog steeds gaande is, ook al is het met vallen en opstaan. Het was niet zomaar een opstand – het is een middel geworden om te strijden voor een andere manier van leven. En dat is wat er, althans gedeeltelijk, op het spel staat in het grondwettelijk proces. Niet uitsluitend, maar betrokkenheid is onvermijdelijk, want waar we getuige, en hopelijk de hoofdrolspelers, van zullen zijn, is een debat: een programmatisch en ideologisch geschil over de manier waarop de bevoegdheden van de staat worden georganiseerd en hoe sociale rechten zullen worden opgevat. Dit debat zal minstens een jaar duren en het hele land zal het volgen.

Voor ons is dit het belangrijkste debat in Chili sinds de overwinning van de Unidad Popular, de laatste keer dat het volk naar de stembus ging om een programma te steunen. Zelfs de sociale bewegingen die aanvankelijk hadden gezegd, ‘nee, we zijn niet geïnteresseerd in deelname aan dit proces’, konden niet zeggen, ‘wel, het debat over de privatisering van water dat in de conventie wordt gevoerd, laat mij absoluut onverschillig en daarom zullen wij er niets over zeggen of doen’.

Het is van groot belang dat wij ons standpunt binnen het proces kenbaar kunnen maken, want te midden van de sociale en milieucrisis zou de constitutionele conventie wel eens kunnen gaan debatteren over de vraag of er een groene belasting moet komen of over een radicale verandering van het extractivistische kader waarbinnen de economie is georganiseerd. Deze debatten maken deel uit van de verhoogde politisering die in oktober is begonnen en die wij hopen te verdiepen.

Hoe worden de kandidaten gekozen? Hoe worden gemeenschappelijke programma’s ontwikkeld?

Alondra: Tijdens de plenaire vergaderingen en bijeenkomsten die door de Coordinadora Feminista 8 de Marzo werden georganiseerd, kwamen we tot de conclusie dat we onze eigen kandidaten op onafhankelijke lijsten zouden presenteren – kandidaten afkomstig uit sociale bewegingen die autonoom zijn ten opzichte van de gevestigde politieke partijen die de afgelopen dertig jaar aan het bestuur van de staat hebben deelgenomen. Met ‘onafhankelijke lijsten’ bedoelen we kandidatenlijsten die zijn samengesteld uit mensen zonder lidmaatschap van geregistreerde politieke partijen.

Dit was een tamelijk uitvoerig proces van beraadslaging, dat samenviel met ons besluit om de campagne ter goedkeuring van het grondwettelijk proces te steunen. Dat besluit vloeide voort uit onze campagne om, zoals wij zeggen, ‘over alle tourniquets van het politieke proces heen te springen’. Dat is onze slogan geworden voor het huidige politieke moment en belichaamt het idee om de institutionele kaders tot hun grenzen te verleggen.

Ook andere sociale bewegingen hebben hun eigen onafhankelijke kandidatenlijsten opgesteld. In mijn kiesdistrict (La Florida, Puente Alto, La Pintana, Pirque, San José de Maipo) waren het buurtvergaderingen die besloten degenen die wilden deelnemen op te roepen, om te bespreken of het mogelijk was een onafhankelijke kandidatenlijst op te stellen met gemeenschappelijke programmatische doelen en een terugroepbaar mandaat. Het idee is dat de kandidaten van de sociale bewegingen zouden optreden als woordvoerders van al bestaande permanente structuren, voor mobilisatie en beraadslaging – dat zij de toegangspoort tot de Constitutionele Conventie zouden zijn voor sociale bewegingen.

Karina: Het lijdt geen twijfel dat we een proces doormaken dat zijn weerga niet kent, ook al gelden voor dit proces in electoraal opzicht dezelfde wetten als voor verkiezingen in het algemeen. Het vertrouwen in de publieke instellingen en de politieke partijen is uiterst gering en de opkomst van onafhankelijke kandidaten is de enige nieuwigheid in dit proces.

In de kiesdistricten zien we drie grote kandidatenlijsten van politieke partijen en zes lijsten van onafhankelijken.

Onze keuze om alleen onafhankelijke kandidaten te verkiezen, weerspiegelt niet noodzakelijk een algemene antipartij-houding. Dat beschrijft beter de houding van extreemrechts. Het is gecompliceerd omdat het huidige systeem onafhankelijke kandidaten in een electoraal nadelige positie plaatst ten opzichte van de partijen. Men is de opkomst van onafhankelijke kandidaten gaan zien als iets goeds op zich, los van politieke partijen, maar er worden al rechtse lijsten samengesteld. Zij zijn ook onafhankelijk, samengesteld uit niet gebonden personen, beroemdheden en mensen die er baat bij hebben zich als onafhankelijk voor te doen.

Wij hebben moeten verduidelijken dat we volgens de wet weliswaar als ‘onafhankelijk’ worden aangemerkt, maar dat we niet apolitiek zijn en ook geen niet-aangesloten individuen zijn (sommige rechtse kandidaten hebben daarentegen van het etiket ‘onafhankelijk’ hun campagneslogan gemaakt); wij zijn politieke activisten van sociale bewegingen die collectief ontwikkelde programma’s en een collectief mandaat vertegenwoordigen. Mochten we de grondwettelijke conventie bereiken, dan zullen we het niet alleen doen – we hebben een project. Het kan tot verdeeldheid leiden tijdens het verkiezingsproces, maar zo zien we de politiek die wij bedrijven.

Wat is de dynamiek geweest tussen de regionale vergaderingen en de processen van het establishment en is er een mogelijkheid dat deze wisselwerking niet slechts een coöptatie is van het revolutionaire programma?

Alondra: Om je vraag te beantwoorden, denk ik dat we een andere moeten beantwoorden: wat zijn deze regionale vergaderingen? Het zijn opkomende sectoren van een nieuwe subjectiviteit van de arbeidersklasse – nieuw in de zin dat ze het product zijn van het neoliberalisme van de afgelopen veertig jaar. In termen van wat dit strategisch betekent, hebben we twee relevante manieren voorgesteld om over deze relatie na te denken: de ene is dat we een onderscheid proberen te maken tussen het gewone bestuur van de staat – verkiezingen voor de regering, hetzij lokaal, nationaal, of voor het congres – en de geschillen rond dit uitzonderlijke moment waarvan de politieke betekenis wordt afgeleid uit de programmatische debatten die gaande zijn en waarvan vele de normatieve grondslagen waarop de staat is georganiseerd, ter discussie stellen.

Dit onderscheid ligt ten grondslag aan onze beslissing om deel te nemen aan het constitutionele proces en een politieke barrière op te werpen tussen de politiek die wij voorstaan en andere vormen van politieke coöptatie die zich alleen bezighouden met de vraag welke personen de staat besturen. De staat is, en zal dat waarschijnlijk ook blijven, een staat die als functie heeft het neoliberale kapitalistische leven in Chili permanent te reproduceren.

Aan de andere kant is er een tweede overweging die essentieel is voor ons begrip van het proces: onze strategie is niet het bereiken van ‘een betere grondwet’. Waar het hier om gaat is niet hoe goed of slecht de grondwet uiteindelijk zal zijn, want die zal zeker niet bijzonder goed zijn. Gezien de manier waarop de krachten achter dit proces zijn gevormd – onder omstandigheden van militarisering, straffeloosheid en politieke gevangenschap – is het onwaarschijnlijk dat we ons door de grondwet vertegenwoordigd zullen voelen.

Het zou betreurenswaardig zijn als we ons doel zouden zien als het legitimeren van een nieuwe Magna Carta, een nieuw sociaal contract voor de organisatie van het leven. In plaats daarvan erkennen we dat dit proces een moment van massale politisering is, dat van fundamenteel belang zal zijn voor de toekomst. Dat komt omdat we een langetermijnproces voor de boeg hebben waarin we bij elke stap moeten samenwerken. We verbinden ons ertoe een lange weg af te leggen en het samen te doen. Deze ervaringen zullen bepalend zijn voor ons als klasse.

Karina: Wat de relatie met het establishment en de opstand betreft, was het enigszins onvermijdelijk dat de dingen zijn gelopen zoals ze zijn gelopen. We bevinden ons in een zeer bijzondere politieke context, die te maken heeft met de opstand en de pandemie. Feit is dat er in oktober een volksreferendum is gehouden en dat er dit jaar vijf verkiezingen zullen plaatsvinden: de afgevaardigden voor de constitutionele conventie zullen worden gekozen, er zullen gemeenteraadsverkiezingen zijn, er worden regionale gouverneurs gekozen en er worden parlements- en presidentsverkiezingen gehouden. Het hele institutionele kader wordt vernieuwd. In een politieke context die wordt gekenmerkt door deze vijf verkiezingen, plus de volksraadpleging, was een zekere verschuiving van de politieke activiteit in de richting van de gevestigde orde onvermijdelijk.

Hoe zal dit alles aflopen? Dat is een interessante vraag. Stemmen is vrijwillig in Chili en de laatste decennia is de trend om niet te gaan stemmen steeds sterker geworden. Bij de laatste presidents- en parlementsverkiezingen hebben we een onthoudingspercentage van ongeveer 60% gezien. Maar die trend werd doorbroken bij de volksraadpleging, want hoewel de onthouding hoog bleef, nam ongeveer 50 procent van de geregistreerde kiezers deel. Niet alleen werd de trend van de afgelopen dertig jaar doorbroken, maar de verkiezingsdeelname nam vooral toe onder jongeren en in de volkssectoren, terwijl de deelname van de welgestelde sectoren licht daalde. Dat is ongekend.

Een andere potentieel interessante ontwikkeling is dat, hoewel het deelnemersveld van mogelijke presidentskandidaten nog niet is vastgesteld, er al aanwijzingen zijn dat van degenen die hebben verklaard dat ze zich kandidaat zullen stellen, Daniel Jadue, lid van de Communistische Partij, de peilingen lijkt aan te voeren. Dit is tamelijk ongekend, want afgezien van de mening die je over hem of over die specifieke partij kan hebben, kunnen we zeggen dat sinds 1989 geen enkel lid van de Communistische Partij ooit een significant percentage van de stemmen als presidentskandidaat heeft behaald.

Het is ook ongekend omdat – zoals we door de opstand hebben geleerd – Chili niet de neoliberale oase bleek te zijn die het geacht werd te zijn en, afgezien van zijn machthebbers, ook niet rechts is. Het land is in opstand gekomen tegen de inzet van het leger, heeft met geweld besloten een einde te maken aan de grondwet van Pinochet en nu leidt iemand van de communistische partij de peilingen. Dit is de situatie waarin we ons nu bevinden, en dat is heel interessant.

Karina Nohales is arbeidsrechtadvocate, lid van het Chileense Coordinadora Feminista 8 de Marzo, CF8M en kandidaat voor de grondwetgevende vergadering in Chili. Ze is ook redacteur van Jacobin América Latina.

Alondra Carrillo is lid van het Chileense Coordinadora Feminista 8 de Marzo, CF8M en kandidaat voor de grondwetgevende vergadering in Chili.

Claudia Korol is een Argentijnse journaliste, feministe en lid van het radicale onderwijsproject Pañuelos en Rebeldía. Zij is lid van de adviesraad van Jacobin América Latina.

Bree Busk is lid van het Chileense Coordinadora Feminista 8 de Marzo, CF8M en vertaalde het interview in het Engels.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Jacobin. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.