Claudio Katz werd voor Jacobin geïnterviewd door Nicolas Allen over de toestand in Argentinië. De dreigende economische crisis in Argentinië is het resultaat van extreem neoliberaal beleid zoals uitgevoerd door de militaire dictatuur, het IMF en de huidige president Mauricio Macri.

‘Argentinië op de rand van de afgrond….’ is een terugkerende mantra in de financiële pers sinds ten minste het midden van de jaren tachtig. In 2019 is het niet anders in Argentinië: met dagelijks nieuws over fabriekssluitingen en ontslagen, rentetarieven van 70% die de toch al kwetsbare industriële sector verstikken, lonen die dalen tot hun laagste niveau in decennia en een inflatie die de 50 procent per jaar benadert, trekt het schrikbeeld van een schuldencrisis weer over het verwoeste landschap van het Zuid-Amerikaanse land.

Het onheil en de somberheid van de Financial Times en andere media is nauwkeurig, zij het onoprecht. Niet zo lang geleden jubelden de spreekbuizen van de  financiële instellingen over de overwinning van de rechtse politicus Mauricio Macri in 2015, waarmee ze de komst van een marktvriendelijke regering te midden van de anti-neoliberale Roze Golf vierden.

Cambiemos – ‘Laten we veranderen’ (de naam van de politieke coalitie die Macri aan de macht bracht) – had een waarschuwing moeten zijn: in plaats van te wijzen naar een gedurfde nieuwe toekomst, heeft Macri’s politieke partij helaas de surrogaat ‘verandering’ die de neoliberale jaren negentig kenmerkte nieuw leven ingeblazen. Enorme devaluaties van de nationale munteenheid van de ene dag op de andere, ineenstorting van de nationale industrie, ongedifferentieerde deregulering van de markt, flexibilisering van de arbeidsmarkt, en misschien wel het allerbelangrijkste, effectieve subsidiëring van kapitaalvlucht door middel van astronomische schulden – je zou Argentinië in 2019 zomaar kunnen verwarren met Argentinië aan het eind van de jaren negentig.

Verschillende analisten zagen al vroeg hoe dit verhaal zou eindigen. De marxistische historicus en econoom Claudio Katz  heeft als een van hen nadrukkelijk de onderliggende structurele problemen geanalyseerd die Argentinië zo onaangepast maken aan het hedendaagse mondiale kapitalisme, als de zwakste schakel in een regio die wordt gekenmerkt door ongelijke en gecombineerde ontwikkeling. We spraken met Katz in zijn woonplaats Buenos Aires om beter te begrijpen waarom Argentinië weer op de rand van de afgrond staat.

Voordat we de huidige economische crisis in Argentinië bespreken, lijkt het me nuttig om terug te kijken. Argentinië begon de twintigste eeuw in vrij goede vorm, met een comparatief voordeel in de export, waardoor het op hetzelfde niveau kwam als Canada, Australië en andere opkomende economieën in de Eerste Wereld. In de eenentwintigste eeuw stelden  liberale economen het tegenover de buurlanden Chili en Peru. Wat is er gebeurd? Waarom is Argentinië in zijn hele geschiedenis zo onstabiel, zowel politiek als economisch?

Er zijn belangrijke kenmerken die Argentinië onderscheiden van de meeste andere landen. Weinig landen hebben economische cycli die zo hevig schommelen, of die over een lange periode zo’n hoge inflatie kennen. Er zijn ook maar weinig landen in de wereld met zo’n hoge mate van kapitaalvlucht. De cijfers achter deze trends wijzen erop dat er in Argentinië iets anders aan de hand is.

De effecten van de globalisering van de afgelopen decennia zijn vooral voor Argentinië van doorslaggevend belang geweest. Ooit, aan het begin van de twintigste eeuw, was de Argentijnse economie relatief onafhankelijk. Het exporteerde toen  graan en rundvlees over de hele wereld. Halverwege de vorige eeuw beleefde het land ook een welvarende periode van industrialisatie. Deze beide economische pijlers zijn de laatste decennia echter uitgehold.

Ten eerste omdat Argentinië haar overheersende positie op de graan- en rundvleesmarkten verloor. Toen de waarde van haar producten op de internationale markt daalden, begon Argentinië weer primaire grondstoffen zoals soja en mineralen te leveren. Dat wil zeggen, het daalde daarmee af tot de laagste trede van de wereldwijde toeleveringsketen van grondstoffen.

Wat de industrie betreft, werd Argentinië getroffen door de wereldwijde verschuiving van investeringen naar Azië. De impact was nog dramatischer dan in Europa of de Verenigde Staten, omdat haar industrie veel kwetsbaarder was.

De positie van Argentinië wordt, net als die van Brazilië, steeds zwakker op de wereldmarkt, hoewel Brazilië minder te lijden heeft vanwege haar enorme binnenlandse markt. Mexico, dat ook werd getroffen, heeft een belangrijke afzetmarkt in het Noorden. Chili, Peru en Colombia hebben geen industrie, dus het probleem heeft hen niet op dezelfde manier getroffen.

Wat de politiek betreft, wordt Argentinië gekenmerkt door een structurele instabiliteit die anders is dan in bijna ieder ander land. Die instabiliteit heeft voor een groot deel te maken met de rol van het leger in de periode na 1983. De strijdkrachten zijn tijdens de democratische transitie volledig gedemobiliseerd, zodat, in tegenstelling tot Brazilië en andere Latijns-Amerikaanse landen, de binnenlandse rol van het leger in de Argentijnse samenleving volledig te verwaarlozen is.

De Argentijnse militaire regering werd verslagen in de oorlog om de Malvinas, de Falklandoorlog. Geen enkel ander Latijns-Amerikaans land was betrokken bij een gewapend conflict zoals om de Malvinas, of heeft zo’n klinkende militaire nederlaag geleden. Daar komt nog bij dat een machtige democratische beweging zich tegen de militairen heeft verzet op een manier zoals geen enkele andere Latijns-Amerikaanse bevolking deed. Deze twee factoren beroofden het daaropvolgende regime van een belangrijke stabiliserende factor waarop andere landen – denk aan het Brazilië van Bolsonaro – nog steeds kunnen vertrouwen.

De zwakte van het leger heeft bijgedragen aan de politieke instabiliteit van het land?

Precies, de overgang kon niet leiden tot een stabiel postdictatoriaal regime. De structuren die een stabiele post-overgangsperiode hadden kunnen leiden, het leger, werden tijdens de overgang zelf ontmanteld. In Mexico of Brazilië  speelt het leger nog steeds een sleutelrol. In Argentinië is het leger irrelevant.

Sindsdien zijn de Argentijnse heersende klassen er slechts met veel moeite in geslaagd om de strijdbare sociale bewegingen in te dammen. Hun lange geschiedenis onderscheid hen van bewegingen elders in de regio. In een politieke situatie die gekenmerkt wordt door voortdurende instabiliteit, is het aan de sociale bewegingen te danken dat er nooit een geloofwaardige dreiging van  terugkeer van de dictatuur is geweest; zij fungeren als een golfbreker, een dreiging, zo je wilt, tegen het terug glijden. Maar dat niveau van sociale mobilisatie maakt het ook erg moeilijk voor de heersende klassen om het land te besturen.

Anders dan Brazilië, Chili en Mexico heeft Argentinië een van de machtigste arbeidersbewegingen ter wereld. Sinds de democratische overgang van 1983 zijn er veertig algemene stakingen geweest. Er zijn er vijf geweest tijdens Macri’s presidentschap. Frankrijk is het enige land met vergelijkbare  algemene stakingen en vakbondsorganisatie.

Een ander belangrijk element is de Argentijnse mensenrechtenbeweging, die zeer democratisch is. In Argentinië zijn de democratische rechten gewonnen door strijd – de feministische beweging, die hier zo belangrijk is, is onderdeel van die strijd. Dit was ook een van de eerste landen die het homohuwelijk legaliseerden. De democratische strijd maakt deel uit van een ononderbroken geschiedenis die teruggaat tot de Moeders van Plaza de Mayo, die tijdens de dictatuur zijn ontstaan.

Een ander uniek element in Argentinië is het belang van het openbaar onderwijs. Het is in die zin een vreemd land, omdat het een perifere natie is zoals elk ander Latijns-Amerikaans land, maar met een systeem van openbaar onderwijs dat meer lijkt op dat van een ontwikkeld land.

Er is dus een vreemde scheiding tussen de nationale geschiedenis en de nationale realiteit: het land is sociaal en economisch verscheurd, maar het heeft op politiek en cultureel vlak niet een dergelijke  achteruitgang gekend. Die ongerijmdheid is wat het land zo moeilijk te besturen maakt. De ene  regering na de andere heeft het geprobeerd en faalde. Het politieke leven in Argentinië is ongelooflijk intens en het algemene niveau van politisering blijft zeer hoog.

Ondertussen zijn de lokale heersende klassen op hun hoede, ze moeten kiezen tussen lokaal investeren of hun geld naar het buitenland verplaatsen, en ze kiezen voor kapitaalvlucht. De hoeveelheid kapitaal in het buitenland bedraagt ongeveer 75-80 procent van het BBP. Met andere woorden, er is een volledig  tweede Argentinië in het buitenland. De rijkdom die hier wordt gecreëerd, wordt onmiddellijk overgebracht naar het buitenland, waardoor we ons in de huidige situatie bevinden en het land zo instabiel is.

In theoretische termen kunnen we zeggen dat Argentinië een extreem geval is van ongelijke en gecombineerde ontwikkeling, en dit maakt de tegenstrijdigheden hier bijzonder intens.

Wat de huidige economische crisis betreft, hoe ernstig is de situatie?

Argentinië maakt een zeer ernstige crisis door die heel goed kan uitmonden in  hevige sociale onrust. Elke dag staan we op de rand van de afgrond, en het enige plan dat de regering heeft is om stand te houden tot de algemene verkiezingen in oktober.

Deze kritieke situatie zal tot en met oktober voortduren en tot ver tijdens de volgende regering aanhouden. De oorzaak is duidelijk: de algemene indruk is dat Argentinië op een gegeven moment in gebreke zal blijven bij het afbetalen van zijn schuld, zoals  nog niet zo lang geleden ook is gebeurd.

De cijfers zelf zijn alarmerend, maar niet zozeer in termen van schaalgrootte. De schuld is goed voor 100 procent van het BBP, wat niet zo zeldzaam is. Wat ongebruikelijk is, is de snelheid waarmee de overheid deze schuld heeft opgebouwd.

Toen president Macri in 2015 zijn termijn begon, bedroeg de schuldaflossing 40 procent van het BBP. Dat het percentage in slechts drie tot vier jaar tijd tot 100 procent van het BBP is gestegen , is gewoon niet normaal. De rente, die al hoog was, is gestegen naar een hoogte die de belastinginkomsten onmogelijk kunnen bijhouden.

Het onderliggende probleem is echter niet de schuld op zich, maar  het gebruik van die schuld. Als een land schulden aangaat en die gebruikt om bruggen, scholen en industrie te bouwen, dan is die schuld op de een of andere manier gerechtvaardigd. Het probleem is dat het grootste deel van de schuld is gebruikt om de kapitaalvlucht te financieren.

Wat er gebeurt, is dat de staat schulden aangaat, obligaties op de markt verkoopt en Argentijnse kapitalisten dollars opnemen en hun geld naar het buitenland verplaatsen. Argentinië is uitzonderlijk in de omvang van de rijkdom die in het buitenland wordt aangehouden, en dit is onder president Macri dramatisch versneld. Het gebruik van schulden om de kapitaalvlucht te financieren is een recept voor een nationale ineenstorting. Precies een jaar geleden zagen de banken aankomen dat Argentinië zijn schulden niet meer kon afbetalen en besloten ze om geen leningen meer te verstrekken.

Met andere woorden, Argentinië is in gebreke gebleven bij het terugbetalen van leningen?

Het was meer een fase die daaraan vooraf ging, omdat Argentinië schulden bleef opbouwen. Maar het markeerde het begin van de crisis, precies een jaar geleden, en sinds een jaar gaan we van de ene mislukte oplossing naar de andere. Daarom heeft de regering zich ontdaan van twee ministers van Financiën – eerst Federico Sturzenegger, daarna Luis Caputo. Uiteindelijk kwam het IMF opdagen. Het gaf zijn eerste reddingspakket uit, dat twee maanden duurde. De tweede reddingsoperatie had ook niet veel effect.

De realiteit dat Argentinië niet langer in staat zal zijn om zijn schuld af te lossen, manifesteert zich op twee niveaus: in een valutacrisis, waar de bevolking Amerikaanse dollars begint op te kopen in de verwachting dat de buitenlandse reserves op zullen raken.

Het tweede niveau is een bankrun. Die is nog niet volledig, hoewel er tot op zekere hoogte een dagelijkse run op de banken plaatsvindt, en de enige reactie van de regering is het verhogen van de rente om de run op de Argentijnse peso te voorkomen. Maar dit is een vicieuze cirkel. Elke keer als er een renteverhoging plaatsvindt, wekt dit het gevoel dat de overheid uiteindelijk niet in staat zal zijn om de schuld af te lossen. De reactie is dan meer bankruns, wat leidt tot hogere rentes, enzovoort. Deze maatregelen hebben vreselijke gevolgen voor de reële economie: exorbitante rentetarieven hebben het land in een recessie gestort. De recessie, die klein begon, is nu kolossaal en de industrie van het land is gesloopt. De werkloosheid en de ontslagen nemen toe.

Wat we nu hebben, is een scenario dat wordt gekenmerkt door stagflatie, dat wil zeggen, een combinatie van stagnatie en inflatie. Wanneer beide problemen tegelijkertijd optreden, wat in de klassieke economische theorie niet zou mogen gebeuren, betekent dit dat de economie verstikt raakt. De sociale kosten zijn buitengewoon hoog: salarissen en pensioenen blijven ver achter bij de inflatie, de armoede schiet omhoog, kinderen krijgen niet genoeg te eten in de kantines van scholen, in de gemeenschapskeukens, enzovoort.

De sociale crisis is acuut en er zijn verschillende mogelijke gevolgen: één daarvan is, zoals ik al zei, instorting. De ineenstorting zou in dit geval plaatsvinden in de vorm van een valutacrisis die zou veranderen in een volledige run op de banken. Dit kan wel of  niet gebeuren. Het kan voor of na de verkiezingen gebeuren.

De internationale financiële pers lijkt nog steeds de voorkeur te geven aan Cambiemos, ook al zijn ze bereid te erkennen dat de regering ‘wanbeheer’voert. Hoe zou u het noemen?

Er kan sprake zijn geweest van wanbeheer, maar deze crisis is het product van een vastberaden economisch beleid. Het heeft niets te maken met de oorzaken die lokale en buitenlandse commentatoren noemen: het is geen weerspiegeling van het Argentijnse volk, of van de laatste zeventig jaar van de Argentijnse geschiedenis; het is niet de schuld van de vorige regering, en het is niet het gevolg van een externe crisis.

De crisis is het resultaat van extreem neoliberaal beleid. Het gebeurde in de jaren zeventig tijdens de militaire dictatuur, onder leiding van de minister van Economische Zaken José Alfredo Martínez de Hoz, en opnieuw in de jaren negentig met president Menem. Het gebeurde achttien jaar geleden met de regering-Alianza, en ook nu weer met de huidige regering.

Telkens wanneer Argentinië een vrijhandelsbeleid en gedereguleerde markten ingevoert, is het resultaat hetzelfde. Daarna kan je het hebben over wanbeheer, maar in dat geval betekent wanbeheer alleen maar: doen wat men kan binnen een uiterst beperkt scala aan keuzes. Alles is  slecht economisch beleid als er een structureel probleem is dat niet kan worden aangepakt. Als een land al op de rand van de afgrond staat, bestaat er niet zoiets als goed bestuur.

Zijn er met de algemene verkiezingen in oktober tekenen die wijzen op een levensvatbaar alternatief?

Tot oktober zitten we vast en is het afwachten. Na oktober kunnen er verschillende mogelijkheden ontstaan.

Een hoogst onwaarschijnlijke mogelijkheid is dat de zittende Cambiemos-partij de verkiezingen wint. Het zou echt vreemd zijn om een regering te herverkiezen in een economisch en sociaal scenario als het huidige. Maar het zou kunnen gebeuren, en het resultaat zal zijn dat er bezuinigingen bovenop de bestaande bezuinigingen komen.

Gezien de mogelijke economische en sociale gevolgen, is een overwinning van Cambiemos een werkelijk angstaanjagend scenario. Het zou onder andere het volledig afstand doen van de natuurlijke hulpbronnen van het land, zoals de Vaca Muerta-olievelden,betekenen. Nogmaals, de diepe, structurele gevolgen van een overwinning voor Cambiemos zouden rampzalig zijn en moeten worden vermeden.

Zouden de resultaten zoiets zijn als wat Griekenland in de handen van de trojka heeft meegemaakt?

Niet echt, want in Griekenland werd de bezuiniging uitgevoerd door een linkse regering in plaats van door rechts. Het zou zijn alsof Syriza nooit aan de macht is gekomen.

Tegelijkertijd verwachten sommigen positieve resultaten, met name degenen die zich herinneren hoe Argentinië zich in 2003 na de crisis van 2001 opnieuw heeft opgebouwd. Er wordt aangenomen dat een combinatie van factoren zal leiden tot herstel.

Het probleem is dat de omstandigheden vandaag heel anders zijn. Onze positie na 2001 was veel gunstiger: de betaling van de schuld werd met vijf jaar uitgesteld, dus  was er schuldverlichting waardoor het land zich kon herstellen. De grondstoffenprijzen waren hoog en de binnenlandse markt kon zich herstellen, grotendeels omdat de ‘mega-devaluatie’ van het onmiddellijk voorafgaande tijdperk een onmiddellijk herstel van de exportsector mogelijk maakte.

Een andere mogelijkheid zou zoiets zijn als Tsipras in Griekenland, in lokale termen vertegenwoordigd door de kandidatuur voor het presidentschap van Alberto Fernandez met Cristina de Kirchner als kandidaat vicepresident. Dit alternatief lijkt op tafel te liggen.

Als we kijken naar wat er in Griekenland is gebeurd – werkloosheid, ineenstorting van de pensioenen, recessie, een volledige crisis – is dit mogelijk. De belangrijkste overeenkomst is dat Argentinië onder de duim van het IMF zit terwijl  Griekenland de trojka had. Het IMF speelt, net als de trojka, de rol van enige gesprekspartner. Dat is iets anders dan bij de vorige crisis in Argentinië: toen was de schuld verdeeld over veel particuliere kredietverstrekkers. Tegenwoordig is het alleen nog maar het IMF.

Ik zie de ‘Portugese weg’ ook niet als een levensvatbare oplossing, hoewel sommige mensen in Argentinië naar het Portugese model  kijken als een mogelijke oplossing. Ik zie het niet gebeuren omdat Portugal schuldverlichting kreeg en een mildere behandeling kreeg dan Griekenland. Na de bezuinigingen in Griekenland was er een politiek besluit van de Duitse regering om welwillender te zijn tegenover Portugal. Ik denk niet dat dit in Argentinië zal gebeuren, maar de mogelijkheid bestaat. Ik denk dat we een veel hardere behandeling van het IMF kunnen verwachten, zoals de trojka deed met Griekenland, of zoals het IMF in zijn behandeling van Oekraïne, dat in 2015 te lijden had onder extreme bezuinigingsmaatregelen.

Het valt nog te bezien of Argentinië het ‘Argentijnse model’ zal volgen: een crisis die zich uitbreidt en uitbreidt tot het moment dat het land explodeert, met als gevolg een verschuiving in de hele economische en sociale oriëntatie van het land.

Het IMF is al betrokken bij Ecuador en andere landen in de regio. Zou u zeggen dat het fonds een voorbeeld wil stellen met zijn meest weerbarstige Latijns-Amerikaanse klant?

Het makkelijke idee is dat het IMF de enige autoriteit achter de crisis is. Het Fonds heeft altijd een bevoorrechte rol gespeeld bij het beheer van internationale crises, maar de relatie van de schuldenaar was nooit rechtstreeks met het IMF. Wat over het algemeen gebeurt , is dat een land zich bij veel banken in de schulden steekt en uiteindelijk een punt bereikt waarop het niet meer kan betalen. Op dat moment verschijnt het IMF en staat garant voor toekomstige betalingen.

De huidige schuld van Argentinië aan het Fonds is echter vergelijkbaar met wat het land aan de banken verschuldigd is. Argentinië heeft van het IMF een historisch reddingspakket van 57 miljard dollar ontvangen, wat  een probleem is voor het IMF. In die zin is de crisis niet alleen een probleem voor Argentinië, maar ook voor het IMF zelf.

De manier waarop dit zich ontwikkeld heeft, was ongebruikelijk: de Verenigde Staten eisten om zuiver geopolitieke redenen dat het Fonds een lening aan Argentinië zou geven – met het oog op Venezuela proberen de Verenigde Staten een belangrijke bondgenoot in de zuidelijke regio te steunen. Dit was tegen de eigen wens van het Fonds in, omdat ze wisten dat ze leningen verstrekten aan een klant die ze nooit zal terugbetalen.

Als Argentinië insolvent wordt (niet kan betalen), zal het voor het eerst in de geschiedenis niet bij de banken zijn, maar direct bij het Fonds. Internationale financiële analisten maken zich dan ook zorgen over de gevolgen die Argentinië zou kunnen hebben voor het IMF. Dit alles betekent dat het Fonds een harde opstelling zal kiezen ten opzichte van Argentinië. In de praktijk betekent dat niet dat verdere terugbetalingseisen worden gesteld, maar een reeks uitstellen van betalingen in ruil voor verdere bezuinigingen.

Het Internationaal Monetair Fonds heeft momenteel een eigen vertegenwoordiger bij de Argentijnse Centrale Bank. De directeur van het IMF, Christine Lagarde is in wezen de minister van Economische Zaken.

Wat nu vooral verontrustend is, is de naïviteit die je ter plaatse tegenkomt ten opzichte van het IMF. Men lijkt te denken dat de regering de enige schuldige is en dat het IMF hier is om een helpende hand te bieden.

Zelfs de oppositie verbonden aan Kirchner heeft het imago van het IMF omarmd alsof het een welwillende instelling is, zoals een oude vriend. De oppositie wil graag een ontmoeting met vertegenwoordigers van het Fonds en de boodschap afgeven:  ‘wij zijn bereid te onderhandelen’.

Het is alarmerend om de oppositie zich naar Washington te zien haasten, in plaats van het bewustzijn te verhogen en sociale mobilisaties aan te moedigen. In tegenstelling tot andere periodes is het grootste deel van de oppositie niet in opstand gekomen tegen het IMF. In mei-juni 2018 waren er enkele pogingen in die richting, maar die inspanningen werden onder het tapijt geveegd. Dat is zorgwekkend, want vroeg of laat zal het Fonds terugkomen en zeggen: ‘Goed, nu is het tijd voor een hervorming van arbeids- en pensioenwetten,’ wat de prioriteit van het IMF is. Het IMF wil een hervorming van de arbeidswet opleggen zoals in Brazilië, en een pensioenhervorming zoals die in Griekenland.

Nu meer dan ooit, moeten we twee voorbeelden onthouden: Griekenland en Ecuador. In Ecuador voerde Lenín Moreno samen met Rafael Correa campagne met de slogan ‘Ik ben de anti-rechtse kandidaat’. Hij versloeg als progressieve kandidaat rechts en paste vervolgens dezelfde bezuinigingsmaatregelen toe als Macri. Het is ontmoedigend om een rechts economisch beleid te zien dat wordt omarmd door zogenaamde progressieven. Een meer conservatieve sector rond Kirchner begint met deze tendens mee te gaan.

Opvallend ook omdat de politieke aanwezigheid van de Kirchners juist toenam vanwege hun verzet tegen het IMF. Is er geen discussie over de legitimiteit van de schuld?

Alleen binnen links. In tegenstelling tot de met  Kirchner verbonden oppositie heeft links een aantal voorstellen. Het eerste: onze prioriteiten op orde krijgen. Zijn we meer bezig met de betaling van rente of met het welzijn van de bevolking? Moeten we scholen bouwen, onze kinderen voeden, gepensioneerden helpen met het betalen van medicijnen of het IMF betalen?

Veel mensen denken dat we beide kunnen doen. Hier moeten we idealisme vermijden: als we beide kunnen doen, dan zou dat geweldig zijn, maar we moeten uitgaan van het slechtst mogelijke scenario, te beginnen met onze eigen geschiedenis met het IMF. Zou het IMF een andere reeks voorwaarden accepteren? Dat lijkt onwaarschijnlijk.

Om ons voor te bereiden op het ergste scenario, moeten we gebruik maken van massamobilisaties en het bewustzijn van de mensen ontwikkelen. Als we dat niet doen, zal het IMF ons niet veel keuzes laten.

De tweede stap is het uitvoeren van een controle van de schuld. Waar betalen we voor? Alle schulden die de regering Macri heeft opgebouwd, zijn naar de financiering van kapitaalvlucht gegaan. We betalen de rente op geld dat het land is binnengekomen en vervolgens door Argentijnse kapitalisten in offshore belastingparadijzen is geplaatst.

De mensen worden gedwongen te betalen voor een regeling waar de kapitalisten verantwoordelijk voor zijn. Dat is ontoelaatbaar. De eerste stap is dus het uitvoeren van een schuldcontrole: een onderzoek naar waar die schuld uit bestond, waar die schuld voor werd gebruikt, wie het geld kreeg, enzovoort. Laat degenen die van deze financiële transacties hebben geprofiteerd, de uitgaven dekken. Dat is het doel van een schuldonderzoek.

Ten derde moeten we, ongeacht wat er in Argentinië gebeurt, controle uitoefenen op de munt. In oktober zal er geen enkele Amerikaanse dollar meer over zijn in de Centrale Bank. Argentinië ligt begraven onder een hoop schulden en heeft geen reserves om die terug te betalen, omdat ze naar het buitenland zijn gebracht. In dergelijke omstandigheden is het van vitaal belang om de controle over onze munt en de banken over te nemen.

Zonder deze drie maatregelen – het prioriteren van betalingen, een schuldaudit, controle van de valuta en het financiële systeem – zal het erg moeilijk zijn om uit de crisis te komen. Links stelt deze ideeën voor in een steeds conservatiever wordend politiek klimaat, waar maar weinig mensen bereid zijn te luisteren.

We moeten aandringen op een soevereine schuldafwikkeling, die ons in staat zal stellen om op onze eigen voorwaarden te betalen en niet op de voorwaarden die door het Fonds zijn vastgesteld.

U noemde eerder de kandidatuur van Fernández – de verkiezingsformule van Cristina Fernández de Kirchner als vicepresident en Alberto Fernández als president. De reacties variëren van feestelijk – Cristina lijkt een formule te hebben gevonden die Macri kan verslaan – tot meer  scepsis over de verschuiving naar rechts van de politiek van Kirchner. Hoe moeten de linkse partijen, in de ruime zin van het woord, de ‘Fernández-kandidatuur beoordelen?

Zoals ik al zei, zijn de linkse partijen en hun kandidaten – het FIT (Linkse Arbeidersfront) en anderen – de enige politieke krachten die een serieus, duidelijk omlijnd programma voorstellen om tegen het IMF in te gaan en de crisis te overwinnen. Ze zullen meer dan ooit hun stem moeten laten horen tijdens de verkiezingscampagne, die zal worden gedomineerd door vage beloften, en ze zullen in het Congres leden moeten hebben voor wie de trouw aan de zaak van het volk voorop staat.

Dit gezegd hebbende, worstelt Argentijns links met sektarisme en heeft het moeite om bij verkiezingen een gemeenschappelijk front te vormen. Dat sektarisme verhindert de linkse partijen om zich met andere politieke sectoren en sociale bewegingen bezig te houden, wat de huidige conjunctuur vraagt: een serieuze betrokkenheid bij de hernieuwde hoop dat de kandidatuur van Fernández bij de volksklasse wekt.

Links is zich er natuurlijk van bewust dat het niet voldoende is om alleen een geldig programma te hebben. Het probleem zit in hun diagnose: ze schrijven hun tekortkomingen toe aan een gebrek aan sociale mobilisatie, terwijl het echte probleem politiek van aard is. De opkomst van de Fernández-formule wordt gedreven door een afwijzing van Macri en de gunstige herinnering aan de politiek van Kirchner. In tegenstelling tot de crisis van 2001, toen de leidende slogan ‘Que se vayan todos’ (‘Laat ze allemaal gaan’) een uitdrukking was van een totale afwijzing van de politieke klasse, is de opkomst bij verkiezingen nu extreem hoog.

Dit betekent onder andere dat links verstandig moet nadenken over  zijn standpunt over een eventuele tweede ronde tussen Macri en Fernández. Links moet stellig  zijn in zijn goedkeuring van een stem tegen rechts, wat tot gevolg zal hebben dat linkse partijen meer zichtbaarheid en gunstiger resultaten bij de parlementsverkiezingen halen. Dit was de strategie die door Braziliaanse links is aangenomen bij het benadrukken van de stem tegen Bolsonaro.

Waar zijn de sociale bewegingen in dit alles? Sommige linkse stemmen hebben de beschuldiging geuit – misschien te kwader trouw – dat sociale organisaties een instrument zijn geworden dat door de regering wordt gebruikt om het beheer van de basisdiensten ‘uit te besteden’ en om de armste sectoren effectief te pacificeren.

Nee, dat is onjuist. De sociale organisaties die nu  actief zijn onder de gemarginaliseerde gemeenschappen van het land vertegenwoordigen een van de grootste prestaties van 2001 en de periode na 2001. In die periode was er sprake van een buitengewoon hoog niveau van volksorganisatie, en die organisatie vormt nu een essentieel onderdeel van het sociale weefsel van Argentinië.

Sinds deze regering aan de macht is gekomen, zijn er grote demonstraties geweest om de sociale uitgaven en het behoud van sociale rechten te garanderen. Het niveau van bewustzijn en organisatie is hoger dan vroeger.

Het zou een ernstige vergissing zijn om, zoals sommigen doen, over de sociale bewegingen te spreken alsof ze vergelijkbaar zijn met de sterk verbureaucratiseerde Algemene Confederatie van de Arbeid (CGT). Het is dankzij de organisatie-inspanningen van sociale bewegingen dat de problemen die in de regio zo ernstig zijn – criminaliteit, sociale desintegratie – op afstand zijn gehouden. Sociale organisaties zijn verantwoordelijk voor het voorkomen van een volledige ontrafeling van het sociale weefsel, zoals we dat in Mexico en Brazilië zien.

Over sociale desintegratie gesproken, hoe zit het met extreemrechts? Is er niet een zeker risico dat de omarming van de bezuinigingen door de progressieven zou kunnen leiden tot ontgoocheling en, zoals in Brazilië is gebeurd, tot een golf van extreemrechtse tendenzen?

Niet in de onmiddellijke toekomst. Op dit punt zijn er enkele opmerkelijke verschillen tussen Argentinië en Brazilië. Volksmobilisaties in Brazilië zakten in elkaar onder de Arbeiderspartij (PT). In Argentinië is er geen vergelijkbaar demobilisatieproces geweest zoals onder de Braziliaanse president Dilma Rousseff. Onder Dilma heeft rechts de controle over de straten overgenomen van links. In Brazilië heeft Dilma het volk in de steek gelaten. Cristina heeft dat niet gedaan, ze heeft de verkiezingen verloren – het is één ding om een verkiezing te verliezen, maar iets anders om een algemeen gevoel van ontgoocheling te creëren onder de volksklasse. Cristina verliet het kantoor met het Plaza de Mayo vol met aanhangers, terwijl Dilma zonder één enkele aanhanger achter zich vertrok. Dilma had een neoliberale minister van Financiën. Cristina niet.

In Latijns-Amerika heeft degene die de straten in handen heeft, de politieke macht. De politieke macht die haar gezag over de straten kan uitoefenen, zal die macht weerspiegeld zien in de instellingen. In Argentinië is rechts weinig aanwezig op straat, in tegenstelling tot Brazilië: daar won rechts omdat het de straten won. Dat is ook de reden waarom Venezolaans rechts niet zal winnen, omdat het de straten niet kan winnen van de regering.

De andere kwestie is dat Argentijns rechts al haar kaarten op Macri heeft gezet. Macri was de gewenste rechtse regering, en nu is het vonnis in werking getreden. Er zijn nog enkele extreemrechtse formaties, zoals Alfredo Olmedo of Espert met de Libertarische Partij, maar die zijn marginaal ten opzichte van de belangrijkste politieke stromingen.

Kunt u buiten de ‘Roze Golf’ – waarvan algemeen wordt aangenomen dat die afgelopen is – bepaalde plaatsen van verzet of zelfs opkomende linkse krachten op het continent identificeren?

De decennialange progressieve cyclus was het resultaat van volksopstanden die de neoliberale regeringen overwonnen, waardoor de ‘krachtsverhoudingen’ veranderden en er een gevoel van politieke opluchting ontstond. Deze triomfen luidden een democratische heropleving in.

Al snel werd het conservatisme hersteld. De reactie heeft op verschillende punten in de regio ingang gevonden, maar de toekomstige ontwikkeling van conservatieve herstel is nog onzeker. De restauratie is niet geconsolideerd en de progressieve cyclus is niet teruggekeerd.

Te midden van deze onzekerheid denk ik dat de ontwikkelingen in drie landen doorslaggevend zullen zijn. De eerste grote test is wat er in Venezuela gaat gebeuren. Afhankelijk van hoe de situatie in Venezuela zich ontwikkelt, zal de realiteit in Latijns-Amerika een bepaalde weg volgen. Het land staat strategisch centraal – als Venezolaans rechts en de Verenigde Staten daar zegevieren, wordt Venezuela een pijler voor een duurzaam conservatief herstel. De poging tot een staatsgreep onder leiding van de nep-president Guaidó is mislukt. Voorlopig is er geen sprake van een militaire interventie. Als rechts in Venezuela verliest, zal er een opening zijn voor een heroverweging van de situatie in Venezuela.

De tweede test is Brazilië. Brazilië bevindt zich momenteel in een zeer conservatieve fase, met mogelijk fascistische componenten. Echter, in termen van de consoliderende kracht van rechts, heeft Bolsonaro op alle mogelijke manieren gefaald. Hij gedraagt zich als een hansworst, het leger wantrouwt hem, en nu, recentelijk, is er opnieuw een belangrijke sociale strijd ontstaan in de vorm van de studentenbeweging. Als Bolsonaro’s macht zou uithollen, zou dat een sterk signaal zijn van een progressieve opleving.

In Mexico, met AMLO, is het vonnis nog steeds niet uitgesproken – we moeten nog zien of er substantiële politieke veranderingen zullen plaatsvinden. Voorlopig lijkt het onwaarschijnlijk.

De derde grote test is Argentinië. Dit wordt een electorale test – het zijn twee totaal verschillende scenario’s of Macri of de oppositie de verkiezingen wint. Het is een grote test voor de verkiezingen. Macri’s herverkiezing zou de consolidatie van het conservatieve herstel betekenen, terwijl de sector rond Kirchner in potentie de herstart van de progressieve cyclus zou kunnen betekenen.

We hebben nog geen volksopstanden gezien zoals die in Argentinië, Bolivia en Venezuela aan het begin van de jaren negentig, maar ik zou zeggen dat de mogelijkheden in Latijns-Amerika open blijven.

En een laatste vraag: wat kan Argentinië , als een van de meest prominente levende exponenten van de afhankelijkheidstheorie, ons vertellen over het hedendaagse kapitalisme?

De afhankelijkheidstheorie beleeft een heropleving in Latijns-Amerika om drie redenen. De eerste is van economische aard: de aanhoudende onderontwikkeling van de regio en de ontginning van de hulpbronnen waren  centrale elementen in de analyse van de afhankelijkheidstheorie. Een land is afhankelijk omdat het onderontwikkeld is en niet in staat is zich te ontwikkelen omdat zijn rijkdom eruit wordt weggehaald. Dit was vooral de laatste tien jaar het geval in Latijns-Amerika: door de terugkeer naar de primaire grondstoffenproductie en het extractivisme, industriële achteruitgang, crises, sociale achteruitgang, enzovoort.

De dynamiek van de afhankelijkheid is de laatste tien jaar bijzonder kenmerkend geworden voor Latijns-Amerika, meer dan in andere regio’s. Ik bestudeer bijvoorbeeld het contrast tussen Latijns-Amerika en Zuid- en Zuidoost-Azië. In Latijns-Amerika is de tendens naar afhankelijkheid sterker geworden dan in andere regio’s.

De afhankelijkheidstheorie is ook belangrijk om het belang van politieke soevereiniteit te begrijpen. Latijns-Amerika heeft een gebrek aan soevereiniteit vanwege het Amerikaanse imperialisme. Latijns-Amerika is nog steeds de achtertuin van Noord-Amerika – met Trump, meer dan ooit – maar het geschil tussen de Verenigde Staten en China over de hulpbronnen van de regio is centraal komen te staan. De eigen belangen van het Amerikaanse imperialisme worden op de proef gesteld door de continentale aanwezigheid en investeringen van de Chinese regering.

Tot slot is er nog een ideologische dimensie. De afhankelijkheidstheorie als idee is terug te voeren op een heroplevende belangstelling voor het Latijns-Amerikaanse marxisme. Een halve eeuw na de Cubaanse revolutie is er een hernieuwde belangstelling voor een bepaald marxistisch gedachtegoed dat uniek is voor de regio, en de afhankelijkheidstheorie maakt deel uit van die traditie.

Deze heropleving die we zien, is niet alleen een fascinatie voor radicale ideeën in Latijns-Amerika, of voor meer heterodoxe versies van het marxisme. De opleving speelt in op de mogelijkheid om een unieke synthese van Latijns-Amerikaanse belangen en marxistische theorie te formuleren, en de afhankelijkheidstheorie is een uitdrukking van die synthese.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Jacobin. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.