De wereld die de Chinese economie in staat stelde een hoge vlucht te nemen en internationaal uit te breiden is niet meer. De Chinees-Amerikaanse spanningen lopen op tegen de achtergrond van de crisis van de commerciële (de)globalisering. Tijdens de vergadering van het Nationaal Volkscongres bevestigde Xi Jinping zijn greep op de centrale organen van de Chinese Communistische Partij, maar hij wordt geconfronteerd met een verslechterende economie. Hij ontmoette ‘zijn beste vriend’ Vladimir Poetin in Moskou en mengde zich verder in de Euraziatische crisis. Achter dit diplomatieke vertoon en een façade van eensgezindheid wordt het regime geconfronteerd met een problematische situatie, zowel intern als internationaal.

Een interview met Pierre Rousset.

Hoe ziet u het ‘huidige moment’ in China?

Pierre Rousset ‒ Er is sprake van een destabiliserende versnelling van de veranderingen die zowel intern als internationaal aan de gang zijn. Het Nationale Volkscongres heeft negen dagen vergaderd en eindigde op maandag 13 maart. Twee hoogtepunten zijn het vermelden waard: Xi Jinping werd herkozen voor een derde termijn als president van de Volksrepubliek, wat uiteraard geen verrassing is, maar hij werd unaniem herkozen, wat ongebruikelijk is. Xi laat daarmee zien dat hij bereid is de partij, het leger en de staat ongehinderd te leiden. Ten tweede heeft het Nationale Volkscongres voor het komende jaar een groeidoelstelling van 5 procent goedgekeurd. Dat is heel laag (zonder zekerheid dat het gehaald wordt) en het betekent een toename van de werkloosheid en de sociale ongelijkheid. Intern moet het regime het land, dat zich in een crisis met diepgewortelde oorzaken bevindt, weer onder controle zien te krijgen.

Op internationaal niveau zijn de signalen tegenstrijdig. De geostrategische confrontatie tussen Washington en Peking verhardt, maar voor het transnationale kapitaal moeten de zaken ongehinderd doorgaan, zoals blijkt uit het bezoek van Tim Cook, hoofd van Apple, aan Peking, waar hij met alle egards werd ontvangen. Dit bezoek is des te belangrijker omdat het bedrijf vorig jaar duur heeft betaald voor de dodelijke ‘mislukkingen’ van het covid-beleid van Xi Jinping en probeert zijn afhankelijkheid te verminderen door een deel van zijn productie te verplaatsen, maar het belang van de Chinese markt kan niet worden genegeerd, evenmin als de voordelen van het economische ecosysteem dat China aan investeerders biedt.

De oorlog van Poetin in Oekraïne en de heroriëntatie van de VS op Azië hebben het Chinese regime voor moeilijke keuzes geplaatst. Het recente bezoek van Xi Jinping aan Moskou sanctioneert een belangrijke verschuiving in zijn positionering in de wereldwijde geopolitiek van militaire conflicten en spanningen. Het stelt ons in staat een poging te doen om inventaris op te maken van de Russisch-Chinese betrekkingen en de gevolgen daarvan in met name Eurazië. Het geostrategische conflict tussen China, een opkomende macht, en de Verenigde Staten, een gevestigde macht, is een nieuwe, kritieke fase ingegaan.

China’s economische ontwikkeling en internationale opkomst waren onlosmakelijk verbonden met zijn plaats in de internationale arbeidsverdeling en de neoliberale globalisering. Die tijd is voorbij. We zijn overgegaan van de crisis van de marktglobalisering naar de onoplosbare crisis van de kapitalistische de-globalisering.

Dus laten we zeggen dat het ‘huidige moment’ van de Chinese Communistische Partij (CCP), aangezien het haar Permanent Comité van het Politiek Bureau is (onder de strakke controle van Xi) dat alles beslist, … besluiteloos is.

De wereldwijde gevolgen van deze situatie zijn helaas duidelijk, zoals de brute verergering van de klimaatcrisis of de toenemende militarisering van de wereld.

Wat leert het bezoek van Xi Jinping aan Moskou ons?

Vorig jaar werd de vraag gesteld of de inval in Oekraïne de opmaat was voor een Chinese aanval op Taiwan ‒ een echte Chinees-Russische alliantie met de opening van twee fronten in het westen en het oosten van Eurazië, die het opneemt tegen de toenmalige politiek verdeelde en militair onvoorbereide NAVO-landen. Dat was niet het geval en achteraf kan worden gezegd dat Peking om veel redenen niet in staat was het Taiwanese avontuur aan te gaan. Xi kon, maar wilde waarschijnlijk geen oorlog waarbij de Verenigde Staten frontaal betrokken zouden zijn.

Het conflict in Oekraïne heeft de Chinese politieke en economische belangen in Europa en meer in het algemeen in het Westen in gevaar gebracht. Dat is geen detail. Toch was Xi Jinping, hoezeer hij ook een ‘grote broer’ is, niet in staat het verloop van de oorlog van Poetin te beïnvloeden. Een jaar later ging hij naar Moskou en toonde hij hun grenzeloze vriendschap, ondanks de vele twistpunten en rivaliteiten die de vriendschap ontsieren. In dit ‘huidige moment’ is het allereerst een nogal spectaculair gebaar van steun voor Poetin, kort na de uitvaardiging van een arrestatiebevel tegen die laatste door het Internationaal Strafhof dat hem beschuldigt van oorlogsmisdaden wegens ‘illegale deportatie’ van Oekraïense kinderen. Wij zijn ‘de beste vrienden’ verkondigden ze gezamenlijk.

In februari 2022 zette de inval van Rusland in Oekraïne China voor het blok. Beijing heeft Moskou nooit veroordeeld voor de invasie, maar zoals alle kapitalisten nam de leiding van de CCP de tijd om de ontwikkelingen te observeren en werd bezorgd. De balans was ernstig: mislukking van de ‘speciale operatie’ tegenover het Oekraïense nationale verzet, extreme wreedheid van de bezettingstroepen (ook tegen Russisch sprekende bevolkingsgroepen), revitalisering van de NAVO die sinds het Afghaanse debacle was verlamd, terugkeer van de Verenigde Staten op het Europese toneel…

Poetin geeft zelf toe dat de (potentiële en niet onmiddellijke) druk van de NAVO niet de enige rechtvaardiging was voor de invasie: hij ontkende het bestaansrecht van het land en wilde de grenzen van het tsaristische rijk of de stalinistische USSR herstellen (een doelstelling die andere Oost-Europese landen zorgen baart). Daarmee brak hij het officiële credo van Peking inzake de eerbiediging van internationale grenzen, terwijl het herhaaldelijke gebruik van de nucleaire dreiging een van de belangrijkste taboes van de Chinese diplomatie schond…

Beijing had aanzienlijk economisch en diplomatiek geïnvesteerd in Oekraïne, Oost- en West-Europa en zo een uitgebreid netwerk van invloed opgebouwd. Een belangrijk onderdeel van zijn ‘nieuwe zijderoutes’. Het riskeerde dus veel. Xi wilde niet breken met Rusland of zijn belang verliezen. Vandaar zijn voorzichtige standpunt, ook in de VN, over de Oekraïense crisis.

Xi’s reis breekt met eerdere voorzichtigheid. Het weerspiegelt wel een belangrijke bijstelling van de prioriteiten van de Chinese Communistische Partij, ook al blijft hij uiteraard proberen de kosten van zijn steun aan Rusland in Europa te beperken (met de hulp, zo hoopt hij, van de Duitse en Franse presidenten). Na de verharding van de confrontatie met Washington liggen haar geostrategische prioriteiten nu in Azië: de Zuid-Chinese Zee en Taiwan, de Stille Oceaan… Vanuit dit oogpunt is de voortzetting van de oorlog in Oekraïne een goede zaak geworden voor het Chinese regime: het dient als een stop ‒ hoe meer wapens, financiën en troepen Washington aan het Europese front besteedt, hoe meer het de omvang van zijn herpositionering in het Indo-Pacifische gebied zal moeten beperken.

Hoe kunnen de Chinees-Russische betrekkingen worden gekwalificeerd?

Xi Jinping en Vladimir Poetin hebben een ‘gezamenlijke verklaring over de verdieping van het alomvattende strategische coördinatiepartnerschap van het nieuwe tijdperk’ ondertekend. De belangrijke woorden hier lijken me ‘alomvattend’ en ’tijdperk’ (nieuw), die een zogenaamd ‘grenzeloos’ bondgenootschap bekrachtigen. Deze formule (‘zonder grenzen’) was kort voor de invasie van Oekraïne al gebruikt en was daarna min of meer in onbruik geraakt. Nu is ze weer van kracht. Het lijkt me een teken van de formalisering van een Chinees-Russisch blok met een strategische roeping die consequenter is dan tot nu toe, maar nog altijd even ongelijkwaardig.

De Chinees-Russische relatie is heel asymmetrisch en de twee landen staan niet op gelijke voet, verre van dat. Dat is duidelijk. Tijdens zijn verblijf in Moskou gedroeg Xi zich als een welwillende keizer en Poetin als een onderdanige vazal. Ik zou dit bewijs alleen willen nuanceren door op te merken dat de CCP dit partnerschap nodig heeft. Haar nachtmerrie is om militair alleen te staan tegenover de Verenigde Staten. Ze heeft een bondgenoot nodig die op dit gebied meetelt en er is geen andere keuze dan Rusland.

Hij wil ook niet geconfronteerd worden met nieuwe vijandige regeringen aan zijn grenzen. Wat hij ook denkt van Poetin (of van Kim Jun-un in Noord-Korea), Xi kan het risico van de ineenstorting van zijn regime niet nemen. Daarom heeft hij Poetin krachtig gesteund bij zijn herverkiezing voor de presidentsverkiezingen van 2024! Dat draagt bij aan de diplomatieke geloofwaardigheid van de gastheer van het Kremlin, die dat hard nodig heeft. Xi nodigt Poetin uit voor internationale bijeenkomsten in China, waardoor hij (onder Chinese patronage) met veel staatshoofden kan spreken, zonder zich zorgen te hoeven maken over het Internationaal Strafhof.

Als er één onderwerp is waarover Xi Jinping kieskeurig is, dan is het wel militaire nucleaire macht. Toch heeft Vladimir Poetin zojuist aangekondigd dat hij ’tactische’ kernwapens in Belarus zal stationeren en daar een kernwapendepot zal bouwen… Een nieuwe provocatie aan het Westen, maar ook aan zijn vriend Xi.

Hoe zit het op economisch gebied?

De Chinese en Russische economie vullen elkaar in veel opzichten aan, waarbij China goederen of kapitaal exporteert en producten uit de Siberische ondergrond importeert, waaronder natuurlijk goedkope olie en gas, die door de vermindering van de westerse import ‘vrijgekomen’ zijn. China is nu de eerste handelspartner van Rusland, dat op zijn beurt slechts de elfde partner van Peking is (zijn uitvoer neemt echter aanzienlijk toe sinds 2022). Een voorbeeldig geval van ongelijke handel. Toch heeft Peking Rusland opnieuw nodig, met name op het gebied van energie en mineralen. Xi Jinping lijkt niet al zijn kaarten in Russische handen te willen leggen. Hij wendt zich tot Saoedi-Arabië en Iran, de olie uit het Midden-Oosten, om niet te veel afhankelijk te zijn van het Russische manna.

Om het belang van het ‘partnerschap’ met Rusland vanuit het standpunt van Peking te begrijpen, moet men rekening houden met hun nabijheid en hun geografische complementariteit. Nabijheid: deze twee landen delen een gemeenschappelijke grens, die een veilige handel mogelijk maakt, een verzekering voor het geval de internationale handel wordt verstoord door een geopolitieke (of gezondheids)crisis. Complementariteit: China ligt buiten het centrum van Eurazië. Met Rusland weegt het op het hele continent. In het westen, maar ook in het noorden. Het grenst niet aan de Arctische zeeën. Rusland, als Siberische macht, zou het in staat moeten stellen de (felle) concurrentie om het Grote Noorden aan te gaan die de klimaatverandering, de ontdooiing van de poolgebieden en hun zeeroutes aankondigen.

Het Chinees-Russische blok blijft echter tegenstrijdig. Droomt Poetin van het herstel van de grenzen van het tsarenrijk of van de stalinistische USSR? Het is de Chinese invloed die zich doet gelden in Centraal-Azië, in landen die juist deel uitmaken van dit historische gebied. Het is een regio van groot belang, zowel om zijn hulpbronnen als om zijn geografische ligging: het vormt een scharnierpunt tussen Siberië, het Midden-Oosten, Zuid-Azië en China ‒ de verplichte doorgang van economische en militaire communicatieassen. Tijdens zijn verblijf in Moskou kondigde Xi Jinping de komende organisatie aan van een topontmoeting tussen China en Centraal-Azië, waarvoor Kazachstan, Kirgizië, Oezbekistan en Tadzjikistan zijn uitgenodigd. Hier wordt Rusland gemarginaliseerd, de prijs die Moskou moet betalen voor Chinese steun. Laten we wedden dat het niet de enige prijs zal zijn. Het grootste deel van het Russische leger is in het Westen geconcentreerd en dat komt Peking heel goed uit, dat ook nog wat territoriale rekeningen te vereffenen heeft met zijn ‘beste vriend’ in Noordoost-Azië.

China, bemiddelaar in het Oekraïense conflict?

China is geen neutrale derde macht die zijn goede diensten aanbiedt om te onderhandelen over een politieke oplossing voor de Oekraïense crisis. Het verleent niet alleen beslissende steun aan Moskou, maar is ook belanghebbende in het geostrategische conflict dat zich in Eurazië rond deze oorlog afspeelt en steekt dat niet onder stoelen of banken. Het door Xi Jinping gepresenteerde 12-puntenplan strookt met deze stand van zaken. Het verdedigt het beginsel van eerbiediging van de internationale grenzen en de VN-orde, maar zegt niet dat Moskou deze heeft geschonden. In feite bevat het geen specifieke eisen aan Rusland ‒ daarom kon Poetin beweren dat hij met het plan instemde.

De officiële Chinese media geven trouw het Russische verhaal over de oorzaken van de oorlog weer: een daad van zelfverdediging tegen de NAVO. Ze publiceerden ook een lange nota van het ministerie van Buitenlandse Zaken waarin staat: Of er nu een crisis in Oekraïne is of niet, de Chinese en Russische leiders zullen uitwisselingen en bezoeken houden (…) De Verenigde Staten willen de spanning in de Straat van Taiwan opvoeren. De enige die het [Oekraïense] probleem kan oplossen is degene die het heeft gecreëerd. De sleutel tot de oplossing van de Oekraïense crisis ligt niet in de handen van China, maar in die van de Verenigde Staten en het Westen. (geciteerd door Frédéric Lemaire en Nicolas Ruisseau in Le Monde van 22 maart 2023). Er zijn overtuigender manieren om zich als bemiddelaar te presenteren…

Het 12-puntenplan heeft vooral een politieke en diplomatieke functie. In dat opzicht is het waarschijnlijk effectief. Twintig jaar geleden, in 2003, vielen de Verenigde Staten (en hun bondgenoten) Irak binnen om het regime van Saddam Hoessein omver te werpen, waarbij ze het internationaal recht schaamteloos schonden op basis van valse beschuldigingen en grove manipulatie van de mondiale publieke opinie. Irak betaalt nog steeds de prijs voor deze vuile oorlog. Daarmee heeft George W. Bush de legalistische en democratische geloofsbrieven van de Amerikaanse regering vernietigd. Moskou en Peking profiteren nu van dat verlies aan krediet.

De kwestie van een staakt-het-vuren doet zich niettemin voor…

De prijs die de Oekraïense bevolking in deze oorlog betaalt, is werkelijk schrijnend en ik ben verontrust, maar een staakt-het-vuren wordt niet van buitenaf afgekondigd. Het ontstaat als de strijdende partijen oordelen dat ze het nodig hebben. Dat is niet het geval met Poetin, die het lente-offensief voorbereidt, niet voor een wapenstilstand, als hij daarvoor natuurlijk genoeg wapens heeft (we zullen zien). Dat is evenmin het geval met Zelensky, zo lijkt het. De winterkou heeft de Oekraïense bevolking niet te pakken gekregen, ondanks de verschrikkelijke Russische bombardementen. Kyiv hoopt dat meer en betere westerse militaire hulp hem in staat zal stellen de komende maanden op verschillende belangrijke fronten het initiatief te nemen.

De grote mogendheden de hand geven in het bepalen van de voorwaarden van een wapenstilstand gaat meestal fout. Dat gebeurde in 1954 met betrekking tot Vietnam. De beloofde verkiezingen, die de Vietminh zou hebben gewonnen, gingen niet door en de Verenigde Staten namen de macht over van de Fransen, waarbij de militaire escalatie van de VS leidde tot een totale oorlog, die mijns inziens zijn weerga niet kent. De situatie in Noordoost-Azië laat ook zien waartoe een wapenstilstand kan leiden zonder dat er een duurzame vrede wordt getekend: de meest acute nucleaire crisis ter wereld.

Wat ons betreft, denk ik dat het essentieel is te luisteren naar wat de onderdelen van Oekraïens links ons vragen en alles in het werk te stellen om in internationale solidariteit dienovereenkomstig te handelen. Voorlopig is de boodschap dat een grote nederlaag moet worden toegebracht aan het Russische leger, om een perspectief op duurzame vrede te openen. Het is niet aan ons om vredesplannen op te stellen.

Hoe moet het conflict tussen de Verenigde Staten en China worden gekarakteriseerd?

Een gevestigde macht, de Verenigde Staten, wordt geconfronteerd met een nieuwe opkomende macht, China, zodanig dat deze inter-imperialistische confrontatie nu een structurerend element is van de geostrategische situatie in de wereld. Een klassiek geval, maar met een achtergrond die helemaal niet klassiek is…

Een ‘nieuwe koude oorlog’?

… Ik wilde uitleggen waarom de achtergrond van het Peking-Washington conflict niet ‘klassiek’ is ‒ en waarom de formule ‘nieuwe koude oorlog’ me misleidend lijkt. Ten tijde van de Koude Oorlog was de mate van economische onderlinge afhankelijkheid tussen de Oost-West blokken minimaal. Nu is die heel sterk. De mondiale context is radicaal anders dan een halve eeuw geleden en we kunnen niets van de huidige situatie begrijpen zonder daarmee rekening te houden. Om dat te doen is het het beste om niet dezelfde termen te gebruiken.

Voordat ik hierop terugkom, wil ik opmerken dat ten tijde van de confrontatie tussen de Oost-West ‘blokken’, de formule van ‘Koude Oorlog’ een beperkte Eurocentrische visie weerspiegelde. De oorlog in Azië was helemaal niet ‘koud’, wat leidde tot de Amerikaanse escalatie in Indochina. Ironisch genoeg wordt nu de ‘nieuwe Koude Oorlog’ aangehaald… terwijl Europa in de kern het toneel is van het meest gewelddadige militaire conflict sinds 1945. Een oorlog die wordt gevoerd met de middelen van een grote mogendheid (Rusland), in tegenstelling tot de conflicten die de Balkan verscheurden.

Het is onvermijdelijk dat mainstream media, experts en politicologen nu spreken over een nieuwe Koude Oorlog, maar dat is geen reden om dat te doen. Woorden zijn belangrijk en dragen veronderstellingen in zich die kunnen bijdragen tot het uitwissen van de werkelijkheid. De uitdrukking ‘Koude Oorlog’ heeft een sterke mentale lading die uitnodigt tot een heel gedateerde geopolitieke interpretatie. Dat is des te problematischer omdat veel linkse stromingen in naam van de strijd tegen de Verenigde Staten min of meer openlijk partij blijven kiezen voor Rusland en China, of daar zelfs achter staan. Het denkbeeld van de Koude Oorlog komt hen dus perfect uit. Zoals het, symmetrisch gezien, Joe Biden en de stromingen die pleiten voor aansluiting bij Washington in naam van de ‘westerse democratische waarden’ goed uitkomt.

Het volstaat niet om in teksten het verschil tussen de periodes of de complexiteit van de hedendaagse geostrategische situaties uit te leggen. Er moet ook een adequater vocabulaire worden gekozen.

Te weten?

Inter-imperialistisch conflict: daar gaat het om en door dit te zeggen wordt het verschil met het vroegere geopolitieke ‘model’ onmiddellijk voelbaar. De achtergrond is de erfenis van de neoliberale globalisering, dat wil zeggen een ongekende mate van integratie van de wereldmarkt waarin China een knooppunt heeft ingenomen. Peking en Washington zijn nu verwikkeld in een geostrategische confrontatie die zich uitstrekt tot alle domeinen: militair, bondgenootschappelijke systemen, economische sancties, ontwikkeling van alternatieve technologieën, controle over de bevoorrading van schaarse hulpbronnen.…

Het gaat inderdaad om het opnieuw samenstellen van ‘kampen’, maar die politieke dynamiek stuit op economische realiteiten. Deze twee landen zijn op veel manieren met elkaar verbonden en, misschien nog belangrijker, beide zijn afhankelijk van een wereldwijde organisatie van de productie die het heel moeilijk maakt om sleutelbedrijven massaal en snel te verplaatsen, vooral naar hun landen van oorsprong, in de context van een mondiale oorlogseconomie (min of meer koud, min of meer warm).

De de-industrialisatie van het Westen blijkt heel moeilijk te overwinnen. Hoewel die de-industrialisatie vooral China ten goede is gekomen, is het land niet zo zelfvoorzienend. Het voorbeeld van de halfgeleiders is symptomatisch. Halfgeleiders zijn bijna overal te vinden. Wie de hoogste kwaliteit geïntegreerde schakelingen produceert heeft een beslissend voordeel, vooral op militair gebied. De licenties voor halfgeleiders zijn over het algemeen Amerikaans, maar de fabricage vindt plaats in Azië: Taiwan, Zuid-Korea… (een beetje in Nederland)… landen die geografisch kwetsbaar zijn voor hun Chinese buurman. Beijing besteedt aanzienlijke middelen aan onderzoek op dit gebied, maar het inhalen is geen uitgemaakte zaak. Joe Biden heeft een gigantisch budget goedgekeurd voor het opzetten van een productiecentrum in de Verenigde Staten met de hulp van een Taiwanese firma, TSMC. Heel weinig bedrijven hebben de technologie en de know-how om ultra-miniatuur microchips te graveren.

Er zijn veel obstakels voor verplaatsing. Zoals we kunnen zien bij Apple ‒ India is geen substituut voor China ‒ evenals voor het produceren in de Verenigde Staten zelf… De regering Biden confronteert de bedrijven die meetellen nu met een binaire keuze: u krijgt massale steun om uw verplaatsing naar de Verenigde Staten te verzekeren op voorwaarde dat u de Chinese markt verlaat. Je kunt niet je cake hebben en hem ook nog opeten… Dit willekeurige getouwtrek illustreert dat we niet meer in het tijdperk van de ‘koude oorlog’ leven!

En wat zijn bedrijfsverplaatsingen waard als de productieketens, de zogenaamde waardeketens, geglobaliseerd blijven zoals ze nu zijn? Hun verstoring, of die nu te wijten is aan een gezondheids- of geopolitieke crisis, heeft onmiddellijke gevolgen. Een eindproduct zoals een auto bevat een heel groot aantal onderdelen uit verschillende landen. Als er één ontbreekt en niet kan worden vervangen, stopt de productie. De covid-19 crisis heeft dat aangetoond. Hetzelfde geldt voor de militaire industrie.

De keuze voor globalisering heeft het kapitaal in staat gesteld zich bijna ongehinderd op internationaal niveau uit te breiden, zijn winsten te optimaliseren, zijn overheersing te verzekeren, de productieketens dienovereenkomstig te organiseren. En nu willen de belangrijkste imperialistische staten de grenzen reactiveren, of zelfs uitbreiden. Dat is een ongekende en heel tegenstrijdige situatie.

Er zou een alternatief zijn voor de crisis van de kapitalistische de-globalisering: een beleid van regionalisering ten gunste van de bevolking en de strijd tegen de klimaatcrisis (met vooral de daaruit voortvloeiende vermindering van het vervoer). Dat alternatief moet gepopulariseerd worden, maar de sociale krachten die het kunnen afdwingen moeten nog opgebouwd worden…

De crisis van de kapitalistische de-globalisering is niet meer weg te denken. De gevolgen ervan voor China zijn groot. Dat is een van de belangrijkste redenen waarom het Chinese regime niet kan hopen de voorwaarden te herwinnen die vroeger zijn centrale positie op de wereldmarkt en zijn geopolitieke opkomst verzekerden.

Wat zijn de andere voorwaarden? 

Ik noem er hier twee.

Het was niet Xi Jinping die de binnenlandse voorwaarden voor China’s start creëerde. Eerst moest het land onafhankelijk zijn, met een opgeleide bevolking en beroepsbevolking en een eigen eerste industriële basis. Dat is de erfenis van de revolutie van 1949 (men zou geneigd zijn dat te vergeten, gezien de stuiptrekkingen waarin het maoïstische regime zonk). Het was vervolgens onder Deng Xiaoping dat de oprukkende vleugel van de Chinese bureaucratie erin slaagde een burgerlijke (tegen)revolutie te ontketenen, de vorming van een nieuwe samengestelde bourgeoisie die (met name via familienetwerken) bureaucratisch kapitaal en privé-kapitaal combineerde. Uiteindelijk was het onder Jiang Zemin en Hu Jintao dat de integratie in de wereldmarkt werd geconsolideerd. Xi Jinping toonde grote ondankbaarheid toen hij Hu Jintao tijdens het laatste CCP-congres publiekelijk vernederde.

Op internationaal niveau heeft Xi Jinping geprofiteerd van een onverwachte kans: de langdurige onmacht van de Verenigde Staten in Azië en de Stille Oceaan. Obama is vastgelopen in het Midden-Oosten en is er niet in geslaagd de machtspositie van de VS in Azië en de Stille Oceaan om te keren. Trump was wispelturig en heeft de traditionele bondgenoten van de VS ongerust gemaakt en het terrein wagenwijd opengelaten voor Peking, ook op economisch gebied, terwijl hij het sanctiebeleid in gang heeft gezet. Pas na het Afghaanse debacle wist Joe Biden het initiatief in dit deel van de wereld terug te winnen. Ondertussen had Peking de Zuid-Chinese Zee gemilitariseerd, in zijn eigen voordeel en ten koste van de andere oeverstaten.

Toch gaat China’s internationale expansie door…

Ja, vooral in Latijns Amerika, het Midden Oosten, Noord Afrika en Afrika ten zuiden van de Sahara. Het sponsoren van een toenadering tussen Saoedi-Arabië en Iran is een onmiskenbaar succes dat Washington niet blij moet hebben gemaakt! Aan de andere kant heeft Peking tegenslagen geleden in de Stille Zuidzee en Oost-Azië, dat wil zeggen in zijn invloedssfeer en zijn onmiddellijke veiligheidszone. Dat is nogal paradoxaal. Deze tegenslagen wijzen op de terugkeer van de Verenigde Staten in de regio, maar zijn ook te wijten aan het beleid van Xi Jinping zelf. Hij heeft de rechten van de landen aan de Zuid-Chinese Zee met voeten getreden, omdat hij dacht dat ze economisch te afhankelijk zouden zijn van Chinese investeringen, financiering en markt om in opstand te komen. Hij heeft te hard aan het touw getrokken.

Meer in het algemeen laat de nieuwe geopolitiek van het conflict zich gelden. De Japanse premier Fumio Kishida is naar Kyiv gegaan op hetzelfde moment als Xi Jinping in Moskou was. Dat is geen simpele daad van gehoorzaamheid aan Washington, hij heeft zijn eigen agenda: het gewicht van Japan laten gelden in het concert van grootmachten, de reconstructie van een interventieleger voltooien, een einde maken aan de pacifistische cultuur die nog steeds onder de Japanse bevolking heerst en het regime militariseren, de belangen van het eigen imperialisme in Noordoost-Azië verdedigen (het Koreaanse schiereiland, territoriale aanspraken …). Door de belangrijkste Amerikaanse basis in het buitenland, vooral in Okinawa, te beschermen en door naar Oekraïne te gaan, stuurt hij ook een boodschap aan China betreffende Taiwan.

Hier vinden we dezelfde spanning tussen geostrategische dynamiek en economische onderlinge afhankelijkheid, die in dit geval heel sterk zijn: China was (in 2019) de tweede handelspartner van Japan, op gelijke voet met de Verenigde Staten. Voor China bleef Japan de eerste buitenlandse investeerder, buiten de Chinese wereld, en de derde ontvanger van Chinese export, na de Verenigde Staten en de Europese Unie.

Nadat de Marcos-clan weer aan de macht kwam, verdubbelde Manilla het aantal havens dat de Amerikaanse marine mag gebruiken. De Filippijnen zal waarschijnlijk worden gevraagd een voorraad munitie aan te leggen die in hedendaagse conflicten op grote schaal wordt gebruikt.

China leek het militaire spel in zijn onmiddellijke periferie te beheersen, afgezien van de verovering van Taiwan, maar de configuratie van de krachten wordt geleidelijk opnieuw in evenwicht gebracht, althans gedeeltelijk.

Het risico bestaat dat we in de Zuid-Chinese Zee in een gevaarlijke, langdurige situatie van ‘oorlog noch vrede’ terechtkomen, met pieken in de militaire, economische (blokkade) en diplomatieke spanningen.

Het Chinese militaire materieel is nog steeds gedeeltelijk van Russische oorsprong. Peking observeert nauwgezet de prestaties van het bezettingsleger in Oekraïne, vergeleken met de doeltreffendheid van de Amerikaanse steun aan de Oekraïense strijdkrachten. Xi Jinping maakt zich zorgen. De kwaliteit van het Russische wapentuig lijkt ver achter te blijven bij zijn reputatie. Anderzijds verklaart de kwaliteit van de door het Pentagon aan de Oekraïense generale staf verstrekte informatie de precisie waarmee het zijn operaties kon richten. Het is waar dat het Chinese militair-industriële complex op volle toeren draait en zijn arsenaal moderniseert en eigen technologieën ontwikkelt, maar we hebben ze nog niet aan het werk gezien. Peking lijkt op bepaalde gebieden nog steeds afhankelijk te zijn van Rusland en heeft tijdens het bezoek van Xi Jinping besloten op dit gebied met Moskou samen te werken.

Verdedigt Peking een multipolaire wereld?

Dat zegt het met één stem, maar het heeft vele stemmen. Xi Jinping heeft geen geheim gemaakt van zijn hegemoniale ambities, waarbij hij zich verzet tegen twee beschavingsmodellen op planetaire schaal, waarbij China zijn centraliteit moet herwinnen en de geschiedenis zijn natuurlijke loop moet vinden na een westerse onderbreking. ‘De 21e eeuw zal Chinees zijn,’ verkondigde hij.

Tot op zekere hoogte is de wereld nu multipolair. De Amerikaanse hegemonie van na de Tweede Wereldoorlog is niet meer. Van India tot Qatar, van Turkije tot Brazilië, elke staat heeft de speelruimte om de belangen van (een deel van) zijn dominante klassen te verdedigen (tenzij hij in een regimecrisis wordt gestort die hem verlamt). De Verenigde Staten en China hebben dus moeite om één blok te vormen dat hun bondgenoten verenigt.

De opmars van de NAVO naar het Oosten werd onderbroken door het Afghaanse debacle. In juni 2022 werden Australië, Nieuw-Zeeland, Zuid-Korea en Japan immers voor het eerst uitgenodigd om de NAVO-top in Madrid bij te wonen, waar China uitdrukkelijk werd aangemerkt als een bedreiging voor de gemeenschappelijke collectieve veiligheid. De mandaten van de NAVO zouden haar immers in staat stellen overal in te grijpen waar ze de ‘veiligheid’ van haar leden in het geding acht.

Voorlopig moet Joe Biden echter verschillende ad hoc politiek-militaire overeenkomsten in de regio Azië-Stille Oceaan activeren, die waarschijnlijk tegemoetkomen aan de eisen van elk: de Quad (Quadrilateral Security Dialogue) met Australië, India en Japan… en Aukus, een acroniem voor Australië, Verenigd Koninkrijk en Verenigde Staten.

China activeert netwerken zoals de BRICS, het acroniem voor Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika. Ik zie de BRICS echter niet uitgroeien tot een militaire alliantie, ook al kijkt Brazilië momenteel naar Peking. Hetzelfde geldt voor de economische samenwerkingsnetwerken in de regio Azië-Stille Oceaan, waartoe ook staten (zoals Europese) behoren die de Verenigde Staten een warm hart toedragen.

Mijn ‘lezing’ verschilt hier van progressieve analyses die oordelen dat de herschikking van krachten (staten of grote economische ondernemingen) rond Washington of Peking in een versneld tempo plaatsvindt. Ik zie eerder een langzame verscheuring die wellicht nooit eindigt. Dat zeg ik om ons stof tot nadenken en discussie te geven…

Er is echter niets traags in de planetaire impact van de Chinees-Amerikaanse spanningen. Het is al aanzienlijk: de militarisering van de wereld, de versnelling van de klimaatcrisis… Het is deze militariseringsdynamiek die moet worden aangepakt en dat zal niet gebeuren door de kant van een van de hoofdrolspelers te kiezen ‒ met de Verenigde Staten omdat de Chinese macht autocratisch is, of met China omdat het geen historische verantwoordelijkheid draagt voor de imperiale orde die door de NAVO-landen wordt verdedigd….

Door de kant van een van de mogendheden te kiezen, raken we verstrikt in deze dynamiek van militarisering van de wereld en lopen we het risico bevolkingsgroepen aan hun lot over te laten die het slachtoffer zijn van deze of gene imperiale orde: de Palestijnen, slachtoffers van de steun van de Verenigde Staten aan Israël, de Syriërs, slachtoffers van de steun van Rusland aan het regime van Assad, de Birmezen, slachtoffers van de Chinese steun aan de militaire junta.…

Onze ‘invalshoek’ is de verdediging van de rechten van volkeren (inclusief het recht op zelfbeschikking) ‒ evenals de verdediging van fundamentele mensenrechten en sociale rechten overal ter wereld. De verdediging van rechten is geen ‘westerse waarde’. We hebben de ergste regimes in het Westen meegemaakt, zoals het nazisme en deze zwaar bevochten rechten liggen nu onder vuur, van Frankrijk tot Italië en de Verenigde Staten.

Moeten we niet overal ter wereld strijden voor de rechten van werknemers, voor de vrijheid van vereniging en vakbonden, voor de rechten van vrouwen? Voor de rechten van immigranten, vrijheid van verkeer en meningsuiting, het recht om te stemmen in zinvolle verkiezingen? Het recht om zijn seksualiteit en identiteit te kiezen, om over zijn lichaam te beschikken, om abortus te plegen.

De geopolitieke analyse van het heden mag niet dienen om de strijd voor rechten te relativeren of de oorsprong van conflicten te verdoezelen, zoals de invasie van Oekraïne door Rusland, het militair neerslaan van een grote beweging van burgerlijke ongehoorzaamheid in Birma, de invasie van Irak door een coalitie onder Amerikaanse hegemonie… We mogen ook niet vergeten dat de Taiwanezen in Taiwan wonen en dat ze het recht hebben om vrij over hun toekomst te beslissen, zonder steeds weer te worden blootgesteld aan militaire dreigementen, economische vergeldingsmaatregelen en manipulatie van de publieke opinie.

Is dit geen internationalisme?

Is de inter-imperialistische oorlog onvermijdelijk?

Wie ben ik om zo’n vraag te beantwoorden! Ik zal toch mijn… gevoel geven.

Het lijkt erop dat voor veel analisten de enige openstaande vraag de datum is: heel snel, later? Ik hoop dat deze politieke wetenschappers, met meer kennis van zaken dan ik, het mis hebben. De oorlog in Oekraïne heeft wereldwijde gevolgen, maar zal niet uitgroeien tot een wereldoorlog (tenzij hij nucleair wordt). Anderzijds zou een conflict in de Zuid-Chinese Zee waarschijnlijk geen eenvoudige proxy-oorlog zijn. We kunnen veel leren van Oekraïne in termen van hedendaagse militaire geschiedenis, maar het vertelt ons niet hoe een groot conflict tussen de twee belangrijkste imperialistische machten eruit zou zien. Behalve een regelrechte ramp.

Het bedrijfsleven gelooft niet in de nabijheid van een oorlog ‒ het blijft investeren op lange termijn, Chinese bedrijven in het Westen (onlangs nog in de mijnbouwsector in Australië) en Westerse bedrijven in China. Ze wil zich niet afsluiten van een deel van de wereldmarkt (inclusief China).

Oorlog is mogelijk, het kan ‘ondanks alles’ gebeuren, maar is niet onvermijdelijk. De mogelijkheid ervan schept echter een situatie van grote onzekerheid die op het geweten drukt. Ons politieke antwoord is uiteraard de ontwikkeling van de anti-oorlogsbeweging. Dat is ook ons probleem, want die blijft op internationaal niveau zwak en verdeeld tussen ‘kampisten’ en ‘internationalisten’.

Laten we teruggaan naar de situatie in China zelf

Xi Jinping is, na het CCP-congres van vorig jaar en nu met de bijeenkomst van het Nationaal Volkscongres, begonnen aan zijn derde termijn aan het hoofd van de partij, het leger en de staat. Een ‘point of no return’ is bereikt. Vóór de constitutionele hervorming die Xi in 2018 afdwong, waren ambtstermijnen voor opperste leiders beperkt tot twee opeenvolgende termijnen van vijf jaar. Een gouden regel die was gerespecteerd door de twee opvolgers van Deng Xiaoping: Jiang Zemin (1992-2002) en Hu Jintao (2002-2012).

Met de grondwetshervorming van 2018 zijn alle beperkingen op de duur van de ambtstermijnen opgeheven, zodat Xi Jinping zo lang kan regeren als hij wil en kan. De symbolische lading van de vergadering van het Nationale Volkscongres is dat China niet alleen een eenpartijstelsel, maar een eenhoofdig bewind heeft ingevoerd. Dat is een echte regimewisseling. Xi heeft de maatregelen aangevallen die door Deng Xiaoping in gang waren gezet om de monopolisering van de macht door een enkele factie, een enkele kliek, een enkele man te beperken. Het is waar dat vóór Xi, Jiang Zemin en Hu Jintao reeds de drie sleutelposities van hoofd van de partij, het leger en de staat tegelijkertijd bekleedden. Ze moesten echter een zekere collegialiteit op elk niveau van leiderschap respecteren en zich voorbereiden op het aan de macht komen van een nieuw team.

De opvolging was dan ook het onderwerp van een lange strijd binnen het apparaat, waarbij verschillende facties konden winnen en compromissen werden afgedwongen (waarvan Xi profiteerde). Dat was nodig toen de ambtstermijnen niet langer dan tien opeenvolgende jaren mochten duren. Dat is nu niet meer het geval. De collegialiteit is voorbij en zelfs op 70-jarige leeftijd bereidt een leider voor het leven zelden zijn opvolging voor.

Maar als Xi inderdaad het hart van de politieke macht binnen de CCP in handen heeft, van het Centraal Comité tot het Permanent Comité van het Politiek Bureau, wat is dan de realiteit in een partij met 96 miljoen leden? In een land-continent van één miljard vierhonderd miljoen mensen?

Is China een ‘normaal’ kapitalistisch land?

Ja en nee. Laten we het voorbeeld van covid-19 nemen. Het regime sloot zich eerst op in de ontkenning, waardoor het elke kans om de epidemie in de kiem te smoren (en de pandemie te voorkomen) verspeelde. Omdat het te laat reageerde, moest het zijn toevlucht nemen tot een ´hard´ beleid van opsluiting, dat aanvankelijk de steun van de bevolking genoot. Ze begon om economische redenen de opsluiting op te heffen en het verlaten van de opsluiting was onvoorbereid, terwijl het onder deze omstandigheden een virulente hervatting van de besmettingen (en sociale protesten) zou uitlokken. In Frankrijk hebben we een soortgelijke sanitaire cyclus meegemaakt. Tot zover de kapitalistische normaliteit van China.

Het specifieke van China is dat zijn gezondheidsbeleid extreme vormen heeft aangenomen, tot de ergste ‘excessen’ toe (klokkenluiders die sterven in gevangenschap, gezinnen die in hun appartement worden opgesloten zonder voedsel en water…). Deze geïnstitutionaliseerde waanzin weerspiegelt de top-down bureaucratische orde van het Chinese bestuur, die door de onverdeelde persoonlijke macht van Xi Jinping is versterkt. Als we de vergelijking met Frankrijk oppakken, is het moeilijk om geen analogie op te roepen (de persoonlijke macht van Emmanuel Macron, die een grote rol heeft gespeeld), maar ook de bijzonderheid van een superafhankelijk Frans imperialisme (niet in staat om mondkapjes te produceren!) en politieke autoriteiten die verblind zijn door een bot eurocentrisme met een vleugje racisme: we hadden het voordeel dat we gewaarschuwd waren voor de komst van de pandemie en we hadden kunnen leren van Taiwan, Zuid-Korea…

De komende crisis

De groei van China is op halve kracht, met een groei van het bbp van drie procent in 2022 volgens de officiële cijfers (minder volgens veel waarnemers) en van vijf procent dit jaar. Dat betekent dat de sociale crisis zal verergeren. Het sociale pact is uitgehold: ouders accepteerden een autoritair regime omdat ze dachten dat hun kinderen beter zouden leven, maar dat is niet langer het geval. De publieke en private schulden stapelen zich op. De structurele werkloosheid neemt toe, vooral onder jongvolwassenen (deze bedraagt inmiddels 20 procent).

De demografische overgang verloopt sneller dan verwacht: de bevolking begint af te nemen. De stimulansen van de CCP om meer te werken, jong te trouwen en vroeg kinderen te krijgen, brengen jongeren niet in beweging. Het aantal vrouwen dat ervoor kiest geen kinderen te krijgen neemt toe, zowel om economische redenen (een kind opvoeden is duur) als vanwege generatieveranderingen. De arbeidersklasse is niet vergeten hoe hun gezondheid werd opgeofferd in een poging om de productie in stand te houden tijdens de covid-19-epidemie. De ouderen protesteren tegen de aangekondigde kortingen op de pensioenen. De bevolking van de ‘periferie’ (Oeigoeren, Tibetanen…) wordt onderworpen aan steeds agressievere vormen van kolonisatie.

In al haar regionale, stedelijke en landelijke verscheidenheid verandert de Chinese samenleving. Kan het regime zijn wijze van bestuur dienovereenkomstig aanpassen? Niets is minder zeker, aangezien het zich heeft geplooid rond de kliek van Xi Jinping, die op het 20e CCP-congres zijn exclusieve controle over de centrale bestuursorganen heeft verzekerd. Het zou wel eens een van de belangrijkste factoren van de opkomende crisis kunnen blijken te zijn.

Het aanwakkeren van de sintels van het grootmachtnationalisme schept een band tussen de wens om intern de controle te heroveren (de onruststokers worden aangeklaagd in naam van de onmisbare nationale eenheid) en de aangekondigde verharding van het buitenlands beleid.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op ESSF. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.