“Het leven eist van ons dat we vrolijk blijven.”

Berta Cáceres

Eind 2019 werden zeven mannen veroordeeld voor de moord op Berta Cáceres Flores, de bekende linkse milieuactiviste en leider van de inheemse Lenca-gemeenschap in Honduras. Twee van de moordenaars werden eerder getraind door het Amerikaanse leger. De rechtbank is van oordeel dat zij allen hebben gehandeld in opdracht van leidinggevenden van de Hondurese onderneming Desarrollos Energéticos S.A. (DESA). Op 6 juli 2021 werd David Castillo Mejía, een in de VS opgeleide ex-militair, voormalig voorzitter van DESA en toezichter van een stuwdamproject waartegen Berta en haar kameraden zich verzetten, inderdaad schuldig bevonden aan het organiseren van de moord op Berta Cáceres. Maar daarmee kan de zaak niet worden afgedaan.

Overval?

In de nacht van 2 op 3 maart 2016 – een dag voor haar 43ste verjaardag – werd Berta Cáceres doodgeschoten in haar woning in het westen van Honduras. Volgens de politie ging het om een roofmoord. Berta’s familie was het daar niet mee eens en riep op tot een onafhankelijke, internationale onderzoekscommissie. Die oproep leidde tot wereldwijde actie. Onder deze actieve druk gaven de autoriteiten toe dat Berta was vermoord vanwege haar strijd als milieuactiviste en niet in het kader van een misdrijf van ‘gemeen recht’.

Agua Zarca Hydro Project

Berta Cáceres was inderdaad ook een milieuactiviste. Zij wist dat volgens de Conventie inzake Inheemse en Tribale Volkeren van de ILO inheemse volkeren moeten geraadpleegd worden, vooraleer er beslissingen kunnen worden genomen, die een grote impact zullen hebben op hun traditionele levenswijze. Het doel van die raadpleging moet zijn “vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming, die nauw samenhangt met het recht van inheemse volkeren op participatie, raadpleging en zelfbeschikking en als zodanig van onschatbare waarde is voor een doeltreffende bescherming van de rechten van inheemse volkeren op land, hulpbronnen en culturen.”

Desondanks konden Berta en haar medestanders zien dat kapitalistische ondernemingen dit internationale recht niet respecteren. Dit bleek bijvoorbeeld in 2012, toen een transnationale joint venture (waar DESA deel van uitmaakte) vier hydro-elektrische dammen wilde bouwen op de Gualcarque-rivier – het Agua Zarca Hydro Project. De inheemse bevolking werd niet geraadpleegd, noch werd er rekening gehouden met hun bezwaren. De Lenca-gemeenschap vreesde dat dit project hun toegang tot water, voedsel en materialen voor (traditionele) medicijnen onmogelijk zou maken, waardoor hun specifieke manier van leven onhoudbaar zou worden.

In 2013 verhinderden activisten een jaar lang de toegang tot de bouwplaats. Dit leidde tot militaire acties, waarbij activisten gewond raakten en zelfs werden gedood. Dit soort geweld vond overal in Honduras plaats. In 2014 werden ten minste 116 milieuactivisten gedood door politieagenten of huurmoordenaars. In juli 2017 onthulde Berta’s moeder Doña Austra Bertha Flores Lopez aan co-auteur Ellen Verryt dat Berta in 2015 maar liefst 35 klachten indiende over pesterijen, vervolging en aanvallen op haar en haar medewerkers. De activisten hadden niettemin gedeeltelijk succes. Onder hun druk trokken de Chinese en aan de Wereldbank gelieerde aandeelhouders van het Agua Zarca Hydro Project hun medewerking in. Berta ontving ook de meest prestigieuze milieuprijs, de Goldman Prize, ook bekend als de informele Milieu-Nobelprijs. Deze successen waren de directe aanleiding voor Berta’s moord. Toch werd ze niet alleen om die reden vermoord. Om dat te begrijpen, moeten we naar de bredere context kijken.

COPINH

In het begin van de jaren negentig groeide het zelfbewustzijn van de inheemse volken van Latijns-Amerika. In 1993, tijdens haar studie aan de universiteit, richtten Berta en anderen een lokaal comité op dat zou uitgroeien tot de Raad van Volkse en Inheemse Organisaties van Honduras (COPINH). COPINH organiseerde acties tegen illegale houtkap, tegen plantage-eigenaars en tegen de militaire aanwezigheid op het grondgebied van de inheemse volkeren. Geleidelijk aan werden ook bredere thema’s opgenomen, vaak met een feministische inhoud, waaronder het opkomen voor de rechten van LGBT-mensen, en voor algemene sociale en inheemse emancipatie. Deze radicalisering maakte deel uit van een algemene toename van het bewustzijn en de zelforganisatie onder de onderworpenen.

Strategie en tactiek

Berta werd niet van de ene op de andere dag een leider van volksbewegingen. Haar leven werd bepaald door strategische discussies die dwars door dde Latijns-Amerikaanse linkerzijde liepen. Ten eerste het debat over de benadering van guerrillaoorlogvoering, waarmee zij te maken kreeg door haar deelname (met haar partner Salvador Zúñiga), op 17-jarige leeftijd, aan de Salvadoraanse burgeroorlog. In essentie is guerrilla slechts een militaire tactiek, onderdeel van een meer globale, strategisch-politieke benadering, gericht op het verzwakken van de tegenstander door een veelheid van speldenprikken (militair, maar ook sociaal en politiek). Door de enorme persoonlijke offers die de guerrillero brengt, is deze tactiek in zijn of haar ogen echter ‘verheven’ tot strategie, als een keuze voor een radicale, alternatieve manier van leven, buiten de gevestigde samenleving. Een keuze die leidt tot ‘militarisering’, vaak met uiterst tragische gevolgen.

De organisatie waar Berta’s partner Salvador deel van uitmaakte, is uit zo’n tragedie voortgekomen. Het betrof de Fuerzas Armadas de la Resistencia Nacional (RN), één van de vijf revolutionair-marxistische organisaties in het Frente Farabundo Martí para la Liberación Nacional (FMLN). RN splitste zich af van het Ejército Revolucionario del Pueblo (ERP), nadat een intern debat was beslecht met de fysieke liquidatie van een groep ERP-leiders, waaronder de Salvadoraanse dichter Roque Dalton. Een andere strategische discussie is die van massamobilisatie versus electorale aanpak – ook een tactische kwestie. Daarachter ligt de veel belangrijkere vraag welk strategisch bondgenootschap noodzakelijk is: dat van de onderdrukten in al hun schakeringen met elkaar en tegen de gevestigde machten, of een bondgenootschap met veronderstelde bondgenoten binnen die gevestigde machten. In marxistisch jargon een keuze tussen een ‘Eenheidsfront’ of een ‘Volksfront’. Berta kreeg met beide discussies te maken. Het eerste debat heeft haar gevormd tot een principieel antimilitariste; in het tweede debat verdedigde zij duidelijk massamobilisatie, in tegenstelling tot louter verkiezingscampagnes.

Vijf families

Honduras wordt van oudsher gedomineerd door de spreekwoordelijke ‘vijf families’. Toch is dit conglomeraat nooit zo dominant geweest als het zelf denkt te zijn. Gedurende het grootste deel van de 20ste eeuw lag het zwaartepunt van de Hondurese economie bij de export van bananen. De plaatselijke ‘comprador bourgeoisie’ speelde een ondergeschikte rol. Het was de United Fruit Company, die het land domineerde. De functies van de staat waren grotendeels beperkt tot de politie en het leger als (in de woorden van Friedrich Engels) “bendes gewapende mannen.”

Na de Tweede Wereldoorlog gingen arbeiders op de bananenplantages in staking (bekend als de Heroïsche Algemene Staking van 1954), waarmee de basis werd gelegd voor vrij sterke vakbonden. In de buurlanden El Salvador, Guatemala en Nicaragua ontstonden burgeroorlogen tussen de heersende klasse en linkse guerrillastrijders. Dit ging gepaard met verregaande inmenging van de Verenigde Staten. De gewapende kern van de Hondurese staatsmacht werd door de VS gezien als een verlengstuk van hun imperialistische politiek. Dit kwam tot uiting in de beruchte Escuela de las Américas, waar “honderden Hondurezen werden getraind (…) om (…) te leren hoe meer efficiënt te doden, martelen en verminken.”

In steen gebeitelde artikelen

Na het einde van de burgeroorlogen in de buurlanden begonnen de Hondurese ‘vijf families’ pas echt geld te verdienen, niet alleen in de land- en bosbouw, maar ook in het toerisme, de handel en de industrie. De belangen van de heersende klasse werden in de grondwet verankerd door ‘in steen gebeitelde artikelen’, die niet kunnen worden gewijzigd, zelfs niet bij grondwetsherzieningen via een parlementaire procedure. In artikel 374 staat bijvoorbeeld: In geen enkel geval zullen het voorgaande artikel [betreffende de herzieningsprocedure zelf], het huidige artikel, de grondwettelijke artikelen betreffende de regeringsvorm, het nationale grondgebied, de presidentiële termijn, het verbod om opnieuw als president van de Republiek te fungeren, de burger die heeft gehandeld onder een titel die haar/hem belet president van de Republiek te zijn, in de daaropvolgende periode worden hervormd.”

Coup

Aan het begin van de 21ste eeuw begon Latijns-Amerika zich naar links te keren. De door de VS gepropageerde vrijhandelszone ALCA, gericht tegen het linkse Cuba, mislukte. In verzet tegen dit imperialistische vrijhandelsverdrag richtten linkse regeringen de Alianza Bolivariana para los Pueblos de Nuestra América (ALBA) op. Zoals Michael Löwy verklaarde, was deze ALBA-alliantie gericht “tegen de externe imperiale hegemonie [van de VS] en intern voor pogingen om de staat te herstellen, door het versterken van de publieke versus de private sfeer, door te breken met neoliberale politieke projecten en door nieuwe vormen van volksmacht te creëren.”

Honduras sloot zich aan bij ALBA, aangespoord door de gekozen president Manuel ‘Mel’ Zelaya Rosales. Cubaanse artsen, gratis (!) toegang voor studenten tot opleidingen in Cuba, goedkope Venezolaanse petroleum en gulle leningen voor de aankoop van tractoren werden ingevoerd. Zelaya probeerde zo de gevolgen van de internationale financiële crisis voor Honduras te beperken.

De ‘vijf families’ begrepen het gedrag van ‘hun’ president niet, die toch lid was van de Liberale Partij! In een poging om een andere machtsbasis te vinden, richtte Zelaya zich via de televisie tot de bevolking. Al snel werd duidelijk dat de grondwettelijke regels te beperkend waren. De roep om een Constituyente –  een participatieve grondwetgevende vergadering – werd steeds luider. Ook het optreden van de Boliviaanse president Morales speelde daarbij een rol. Die voerde, in de woorden van Löwy, “een ‘stellingenoorlog’ in Gramsciaanse zin: een geconcentreerde strijd rond een nieuwe grondwet, een strijd die eindigde met de overwinning van de linkse regering in een referendum in 2009.”

Hierdoor geïnspireerd organiseerde Zelaya in 2009 een indicatief referendum, om aan te tonen dat er brede steun was voor een radicale herziening van de grondwet. Deze stap was onverteerbaar, voor de ‘vijf families’, maar vooral voor het leger. Het culmineerde in een staatsgreep, waarbij Zelaya naar Costa Rica werd gedeporteerd. Volgens Berta vond de staatsgreep plaats omdat haar voorstanders vreesden “dat het Hondurese volk zou kunnen beslissen wat er moest gebeuren met strategische hulpbronnen zoals water, de bossen, het land, onze soevereiniteit, met onze arbeidsrechten, het minimumloon, vrouwenrechten, grondwettelijke rechten, de zelfbeschikking van de inheemse en zwarte bevolking (…), de mogelijkheid om een inclusieve, democratische, rechtvaardige staat en samenleving te hebben met directe participatie van het volk.”

Nieuwe elite

Met hun (soms verhulde) steun aan de staatsgreep dachten de ‘vijf families’ wellicht hun machtspositie veilig te kunnen stellen. Dit was slechts ten dele het geval. Sindsdien wordt de heersende klasse in Honduras niet langer uitsluitend door hen gedomineerd. Zoals gesteld in een mondelinge verklaring van Berta’s dochter Olivia Zúñiga Cáceres aan co-auteur Ellen Verryt, speelde de staatsgreep een belangrijke rol in de redenen voor de moord op haar moeder.

De onrechtmatige, onwettige regering die volgde op de staatsgreep, opende de deur voor een vloedgolf van illegale land- en andere concessies, waardoor openingen ontstonden voor de opkomst van een nieuwe en gevaarlijke groep in de Hondurese heersende klasse. Omdat de eigendomsrechten van de ‘vijf families’ grondwettelijk onaantastbaar zijn, moest de nieuwe roofzuchtige groep haar klauwen zetten op de resterende grondgebieden – die sinds de jaren 1960-70 in handen waren van inheemse gemeenschappen – om de kapitalistische logica van meedogenloze en alles verterende extractie toe te kunnen passen. Dit is de ware verklaring voor de keten van gebeurtenissen, die leidt van schendingen van de rechten van inheemse volkeren, via de staatsgreep, tot de moord op Berta Cáceres en vele anderen.

Verzet

Tegelijkertijd groeide het verzet tegen de staatsgreep, georganiseerd in het Frente Nacional de la Résistencia Popular contra el Golpe de Estado (FNRP). COPINH, met Berta als woordvoerster, maakte ook deel uit van dit Frente. Ondanks de tegenstand van het leger, de politie, de media en de VS, slaagde het FNRP erin honderdduizenden Hondurezen te mobiliseren, wat gepaard ging met een groeiend politiek bewustzijn, zoals blijkt uit de rol die niet alleen democratische, sociale, antikapitalistische en antiracistische, maar ook feministische inspanningen speelden binnen de verzetsbeweging, culminerend in intersectioneel verzet tegen de gevestigde orde. In Berta’s woorden: “We moeten ons geweten wakker schudden voor het roofkapitalisme, het racisme en het patriarchaat, die alleen onze eigen zelfvernietiging zullen verzekeren.”

Constituyente

Gestimuleerd door de mobilisaties en het groeiende bewustzijn, werd de roep om een Constituyente echt massaal. De tegenstelling tussen de coupplegers en hun sympathisanten versus het massale volksverzet verlamde het land steeds meer. Fidel Castro verklaarde dat “zich in Honduras een revolutionaire situatie aan het ontwikkelen is.” Naast verschillende nationale demonstraties en marsen, organiseerde het FNRP op 12 april 2011 een zogenaamde paro civico (een burgerstaking), die leidde tot de sluiting van de vier grote luchthavens, verschillende elektriciteitscentrales, bus- en taxibedrijven, grote delen van het overheidsapparaat, ziekenhuizen en scholen. Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken – onder leiding van Hillary Clinton – zag de bui hangen en begon aan te dringen op een onderhandelde oplossing.

Legitimatie door verkiezingen

Doel van zulke onderhandelde oplossing was de terugkeer van de gedeporteerde president Zelaya te combineren met de legitimering van de coupplegers, via verkiezingen. Berta was hier fel op tegen: “Hillary Clinton heeft gezegd (…) wat er in Honduras zal gebeuren. Dit toont de slechte erfenis van de Noord-Amerikaanse invloed in ons land. De terugkeer van Mel Zelaya tot het presidentschap (…) werd tot een bijzaak gemaakt. Er zouden verkiezingen komen. Wij waarschuwden dat dit zeer gevaarlijk zou zijn. De verkiezingen werden gehouden onder intens militarisme en met enorme verkiezingsfraude.”

Drie stromingen

De verzetsbeweging vroeg zich af welke keuze ze moest maken tegenover deze verkiezingen. Er waren drie stromingen binnen het FNRP. Ten eerste de Liberales en Resistenciá, bestaande uit in ongenade gevallen voormalige leden van de heersende klasse, onder wie Zelaya. Deze liberalen wilden aan de verkiezingen deelnemen via een ‘eigen lijst’, eerst in de vorm van het Frente Amplío de Resistencia Popular (FARP), later omgevormd tot Libre (Libertad y Refundación), dat later fuseerde met andere linkse krachten tot Alianza Opositora. Zij beweerden dat zij in staat zouden zijn het eeuwenoude ‘bipartidismo’ tussen de burgerlijke Liberale en Nationale Partij te doorbreken. Zij geloofden dat zij zo het machtsevenwicht konden verschuiven in de richting van wat zij vaagweg omschreven als ‘prosocialistisch liberalisme’.

Ten tweede was er Espacio Refundación, die (volgens een artikel in het blad Historical Materialism) “een eclectisch amalgaam was van basisbewegingen, arbeiders, boeren, inheemse volkeren, feministen, LGBT-activisten, marxistische en autonome politieke groepen, en allerlei radicale jongerenorganisaties (…) [die] stonden voor het opbouwen van een volksbeweging van onderop, gebaseerd op een antikapitalistisch en antirepressief beleid. Hun belangrijkste eis was en bleef een opnieuw op te richten, zelfgeorganiseerde Grondwetgevende Vergadering. Tegelijkertijd stelden zij dat iedere erkenning van het post-staatsgreepregime zou neerkomen op verraad aan de beweging, [vermits] de voorwaarden voor een werkelijk democratisch proces niet aanwezig zijn, de machtsstructuren van de staatsgreep intact blijven en het gehele institutionele apparaat domineren.”

De grootste organisaties in deze stroming waren COPINH en de Organización Fraternal Negra Hondureña (OFRANEH) – een organisatie van zogenaamde Garífunas, afstammelingen van zwarte slaven, die in de 17e eeuw ontsnapten en inheemse Carib- en Arawak-volkeren in het noorden van Honduras. De laatste stroming was de compromiszoekende derde, waaronder activisten van de invloedrijke politieke organisatie Los Necios, die pleitten voor de eenheid van de strijd van het FNRP op straat enerzijds, met de electorale inspanningen van het Frente Amplio anderzijds. In de praktijk zou deze derde stroming uiteindelijk de eerste ondersteunen.

Nederlaag

Via COPINH behoorde Berta tot Espacio Refundación. In februari 2011 (toen Zelaya nog niet kon terugkeren) was deze stroming de dominante binnen het FNRP, welke op dat moment een zeer participatieve interne debatcultuur kende, met maatregelen ten gunste van het spreekrecht van vrouwen. Vier maanden later, op 26 juni 2011, was de situatie volledig omgekeerd. De inmiddels teruggekeerde Zelaya pleitte – enigszins in de stijl van een caudillo – voor de keuze van de electorale weg, waarin hij werd bijgetreden door een spervuur van mannelijke sprekers. Veel van deze sprekers maakten deel uit van de min of meer geïnstitutionaliseerde leiders van verschillende sociale bewegingen en politieke stromingen, waaronder prominente vakbondsleiders.

Neem bijvoorbeeld Juan Barahona, voorzitter van SINTRAINA, de vakbond die georganiseerd is in het Nationaal Agrarisch Instituut en tevens voorzitter van de overkoepelende FUT (Federación Unitario de Trabajadores). Barahono was lid van de Communistische Partij van Honduras, tot deze partij na de val van de Berlijnse muur ophield te bestaan. Vóór de vergadering van het FNRP op 26 juni 2011 was Barahona een zeer zichtbare leider van de verzetsbeweging, die vaak optrad samen met Carlos H. Reyes, leider van STYBIS, de militante vakbond van brouwerijarbeiders en als zodanig een legendarische vakbondsleider, die ook lid was van de nationale leiding van het FNRP. Gezien zijn strijdbaarheid zal Barahona’s houding ten gunste van de vorming van een electoraal Frente Amplio misschien velen verbazen, maar in feite was het de logische stap van een oude aanhanger van de zogenaamde ‘volksfront-strategie’, die jarenlang door de voormalige Communistische Partij werd verdedigd (in tegenstelling tot de meer onbuigzame ‘eenheidsfront-strategie’, die door linkse critici van de CP werd verdedigd).

Interessant is dat een van de prominente tegenstanders van de electorale weg juist Carlos H. Reyes was. Hij uitte zijn twijfels over de oprichting van een politieke arm van het Verzet en vergeleek de situatie met de vorige verkiezingen, “waarin de arbeider voor de kapitalistische kandidaat stemde en de boer voor de landeigenaar.” Reyes betoogde dat er eerst een Grondwetgevende Vergadering bijeengeroepen moest worden, voordat er een echte democratische situatie tot stand kon worden gebracht. Zijn woorden vielen echter in dovemansoren. Na nauwelijks drie uur discussie werd met een overweldigende meerderheid besloten een ‘eigen partij’ op te richten en aan de verkiezingen deel te nemen. Sinds dat noodlottige besluit is Barahona, voor zover wij weten, nooit meer samen verschenen met Carlos H. Reyes. Door dit proces leed Berta’s stroming dus een nederlaag: de strijd in de straten werd getransformeerd in een zogenaamde ‘electorale opstand’. Zoals de schrijver-activist Tomas Andino Mencia opmerkte: “Het gevolg was dat het regime drie jaar lang de vrije hand kreeg om te doen wat het wilde in termen van vernietiging van onze economische, sociale en politieke veroveringen.”

Contrasurgencia

Dit alles leidde inderdaad tot de consolidatie van een gemilitariseerd regime. Onder druk van Washington nam de staatsgreep-regering terreurwetten aan die politiek protest strafbaar stelden. Berta noemde het contrasurgencia, uitgevoerd in opdracht van het internationale kapitaal – voornamelijk handelaren in grondstoffen – waarbij de bevolking werd geterroriseerd en politieke activisten met honderden tegelijk werden vermoord: Elke dag worden er mensen vermoord.

Naast deze terreur was de ‘gelegitimeerde’ coup-regering ook verantwoordelijk voor een steeds brutaler economisch beleid ten gunste van het (internationale) kapitaal. Zij had al een groot arbeidsreserveleger gecreëerd, door de eerdere privatisering van collectief land. Veel onteigende boeren werden ingezet in ‘vrije zones’ of maquillas. Daar produceerden 135.000 arbeiders (60% vrouwen) in semi-slavernij kleding en elektrische bedrading voor auto’s, bestemd voor de export. In 2010 kwamen er modelsteden (ciudades modelo) bij, met geen of zeer lage belastingen, openstaand voor kapitaal en immigratie. In 2016 werden niet alleen maquillas en ‘modelsteden’, maar zelfs hele regio’s van Honduras aan de nationale wetgeving onttrokken.

ZEDE’s

Deze ZEDE’s –  ‘zones voor werkgelegenheid en economische ontwikkeling’ – zijn gebieden die volledig onder controle staan van particuliere ondernemingen en waarin de Hondurese wet afwezig is. Ongeveer 35% van het Hondurese grondgebied zou beschikbaar zijn voor het speciale ZEDE-regime. In deze gebieden wonen veel inheemse volkeren en stammen van Afrikaanse afkomst, meestal op gronden in collectief bezit. Bedrijven in deze ZEDE’s betalen geen belastingen, geen sociale afdrachten en zijn niet gebonden aan minimumlonen. Vakbonden zijn er verboden; douanediensten bestaan er niet; openbare diensten zijn geprivatiseerd. In ‘hun’ zones kunnen deze bedrijven doen wat ze willen. Terwijl het Hondurese volk het recht op een grondwettelijk referendum wordt ontzegd, ontsnappen de bedrijven van de nieuwe elite en hun internationale broodheren volledig aan welke wet ook.

In een rapport spreekt de Nationale Raad voor de Bestrijding van Corruptie (CNA) openlijk van “verkoop van soevereiniteit” en zelfs van “verraad.” De Patriottische Coalitie voor Solidariteit stelt van haar kant dat deze ZEDE’s “zullen leiden tot de fiscale zelfmoord van de staat Honduras.” Het is geen toeval dat dergelijke wettelijke vrijstellingen de criminele narco-kapitalisten in de kaart spelen, zodat vandaag 80% van de cocaïnehandel van Zuid- naar Noord-Amerika doorheen Honduras verloopt. Ook corruptie, dwang, geweld en moord nemen toe. Naast het staatsgeweld “groeit ook de pathologie van het geweld (…) van ontheemde boeren, die in lompenproleten zijn veranderd en aan wie de toegang tot de formele stedelijke economie wordt ontzegd.” Bijna de helft (43,6%) van de beroepsbevolking werkt tegenwoordig voltijds voor lonen onder het minimumloon. Deze uitzichtloze realiteit ligt, samen met georganiseerde wetteloosheid en geweld, aan de basis van de vlucht van honderdduizenden Hondurezen uit hun eigen land.

Besluit

Berta wist dat zij, zoals alle revolutionairen, “een dode vrouw met verlof” was (de woorden parafraserend van de Duitse revolutionair Eugene Léviné, gefusilleerd in 1919). Toch bleef ze onverzettelijk: “De regering probeert de moorden op milieuactivisten in verband te brengen met ordinair geweld, maar er is genoeg bewijs om aan te tonen dat er sprake is van een gepland en gefinancierd beleid om de strijd van sociale bewegingen te criminaliseren. Ik hoop dat ik het mis heb, maar ik denk dat de vervolging van militanten niet zal afnemen, maar eerder zal toenemen.”

Profetische woorden, want de Agua Zarca-dam wordt nog steeds gebouwd. Degenen die zich verzetten worden nog steeds zonder genade gedood. De volgende stap in het lopende juridische proces zou eruit moeten bestaan de eigenaars van het DESA-bedrijf aan te pakken, dat wil zeggen de familie Atala Zablah, die deel uitmaakt van de oligarchie van Honduras. Hoe welkom dat ook mag zijn, zelfs dat is niet genoeg. Want alle aanstichters moeten voor het gerecht worden gebracht. Deze aanstichters zijn de oude en nieuwe oligarchen van Honduras, samen met hun militaire dienaren en imperialistische opperheren. Hun straffeloosheid moet worden doorbroken. Pas dan zal het Hondurese volk echt vrij kunnen leven en vrolijk kunnen zijn. In de tussentijd, zoals Berta’s jongste dochter Laura Zúñiga Cáceres graag zegt: “werd Berta niet gedood, wel vermenigvuldigd!”

¡Adelante, adelante, la lucha es constante!

¡Berta Vive!

 

Ellen Verryt is lid van SAP – Antikapitalisten, de Belgische afdeling van de Vierde Internationale. Van 2001 tot 2007 woonde en werkte ze in Honduras bij mensenrechtenorganisaties zoals COFADEH (Comité van Nabestaanden van de Verdwenenen in Honduras) en CPTRT (Centrum voor de Preventie, Behandeling en Rehabilitatie van slachtoffers van Foltering en hun families). Van 2007 tot 2017 was zij verantwoordelijk voor Midden-Amerika bij de Belgische NGO Wereldsolidariteit. Van 18 tot 24 juli 2009 nam zij deel aan de eerste Internationale Post-Staatsgreep Missie voor Mensenrechten in Honduras, gesteund door talrijke Belgische en internationale organisaties.

Als mensenrechtenactiviste en lid van de Vierde Internationale werd zij door het Frente Nacional de la Resistencia Popular uitgenodigd om deel te nemen aan vergaderingen en protestacties, zoals de mars bedoeld om de afgezette president Zelaya eind juli 2009 te ontvangen aan de grens met Nicaragua. In 2010, 2016 en 2018 organiseerde en ondersteunde zij talrijke internationale delegaties uit Honduras naar België en Europa, waaronder die van COFADEH met Bertha Oliva, algemeen coördinator, en van COPINH, met Bertha Zúñiga, algemeen coördinator en dochter van Berta Cáceres. Ellen onderhoudt contacten met het volksverzet (La Resistenciá) in Honduras en bezoekt hen regelmatig. Momenteel is zij werkzaam bij Dokters van de Wereld.

Peter Veltmans is vakbondsactivist en lid van de nationale leiding van SAP –  Antikapitalisten, de Belgische afdeling van de Vierde Internationale. In België heeft hij deelgenomen aan verschillende solidariteitsacties met de Hondurese verzetsbeweging. In 2009 hielp hij mee aan de organisatie van een tournee van Erasto Reyes, een van de leiders van het Frente Nacional de la Resistencia Popular.  Velen in de rangen van de Belgische socialistische vakbond ABVV werden zo op de hoogte gebracht van de gruweldaden in Honduras.