Direct na de invasie in Oekraïne publiceerde het TSS Platform een verklaring getiteld No to War. For a Transnational Politics of Peace, die een brede verspreiding kende. De verspreiding ervan in Europa, van Oost naar West, in de Verenigde Staten en Latijns-Amerika heeft geleid tot de oprichting van de Permanente Vergadering tegen Oorlog, een transnationale ruimte voor discussie en organisatie, niet alleen om zich te verzetten tegen de oorlog, maar ook om een politiek te bedrijven die de kant kiest van degenen die door de oorlog in Oekraïne zijn getroffen, van degenen in Rusland die zich tegen de oorlog verzetten en van al diegenen die strijden om niet te worden gedood, uitgebuit en onderdrukt en die de gevolgen van de oorlog voor hun levens- en arbeidsomstandigheden zullen ondervinden.

Om dit proces van organisatie en communicatie te ondersteunen en zichtbaar te maken, hebben we een discussie op gang gebracht over de verwachtingen die het vooruitzicht van een transnationale vredespolitiek wekt, wat de inhoud ervan kan of moet zijn, wat de belemmeringen voor de verwezenlijking ervan zijn en welke plannen voor samenwerking en acties het mogelijk maken. Het resultaat is een eerste serie interviews met academici en kameraden die de afgelopen jaren hebben bijgedragen aan het debat in de beweging over kwesties, discussies en praktijken waar een transnationale politiek van vrede niet omheen kan.

Na de interviews met Jeremy Brecher (VS), Ida Dominijanni (Italië), Sasha van Feminist Anti-War Movement (Rusland) en Ranabir Samaddar (India), publiceren we het interview met Cinzia Arruzza – die filosofie doceert aan The New School for Social Research in New York – en Tithi Bhattacharya – die Zuid-Aziatische geschiedenis doceert aan Purdue University. Auteurs, samen met Nancy Fraser, van Feminisme voor de 99%, dat in 2019 werd gepubliceerd, leveren Cinzia en Tithi een bijdrage aan het debat over de transnationale politiek van vrede vanuit een feministisch perspectief dat zich inzet voor het denken over klassenstrijd buiten elke orthodoxie om.

Uit hun woorden komt een analyse van de oorlog in Oekraïne en de gevolgen daarvan, die de verbinding laat zien tussen het niveau van geopolitieke verhoudingen en dat van de sociale verhoudingen van productie en reproductie en die vanuit de ervaring van de wereldwijde feministische staking de urgentie opneemt van een politiek van solidariteit die in staat is een universele horizon van bevrijding aan te geven, uitgaande van de verschillende omstandigheden waarin werkende vrouwen, LHBTQ+-mensen en migranten leven aan de oorlogsfronten en in de hele de wereld.

De transnationale vredespolitiek heeft de pretentie transnationale verbanden op te bouwen die, terwijl ze nee zegt tegen oorlog, tegelijkertijd de effecten ervan op de leef- en werkomstandigheden van miljoenen vrouwen en mannen, LHBTQIA+ mensen, arbeiders, armen, migranten en niet-migranten bestrijd, niet alleen in Oekraïne en Rusland. Denken jullie dat deze claim realistisch is, of denken jullie dat we prioriteit moeten geven aan positionering boven de herconfiguratie van het geopolitieke kader?

Cinzia Arruzza: Het hangt ervan af wat je onder geopolitiek analysekader verstaat. In de afgelopen weken heeft wat doorging voor geopolitiek heel vaak een abstractie gemaakt van een analyse van productie- en exploitatieverhoudingen en zich geconcentreerd op aspecten die te maken hebben met louter territoriale hegemonie. Ik heb zelfs geopolitieke analyses gehoord waarin essentialistische opvattingen naar voren werden gebracht over de ‘aard’ van verschillende naties en volkeren. Van dat soort ‘analyses’ moeten we wegblijven. Tegelijkertijd denk ik niet dat het mogelijk is om een transnationale politiek van vrede van onderop op te bouwen zonder een analyse te maken van de machtsverhoudingen en hoe die door de oorlog in Oekraïne worden gewijzigd.

Die analyse moet gebaseerd zijn op die van de productieverhoudingen: wat gebeurt er vanuit het gezichtspunt van de herconfiguratie van waardeketens, van de versterking van de macht van regeringen om arbeidskrachten in al hun verscheidenheid te controleren, of de herdefiniëring van onderdrukking en uitbuiting. We moeten het probleem van de staatsmacht aanpakken, zowel op nationaal als op transnationaal niveau. De vraag is hoe we dat doen. Voor zo’n noodzakelijke macro-analyse moet je een op kennis gebaseerd standpunt innemen waarin de onderdrukten en de uitgebuitenen centraal staan.

Tithi Bhattacharya: Je stelde de vraag hoe we de geopolitieke strijd tussen naties kunnen zien in relatie tot de klassenstrijd en hoe we die laatste kunnen bevorderen. Sinds het begin van de oorlog ben ik begonnen Lenin te herlezen. Hij ziet de strijd tegen nationalistische onderdrukking – in ons geval, het verzet in Oekraïne – als een mogelijke uitvalsbasis voor klassenstrijd. Hij neemt een heel ander standpunt in dan mensen als Rosa Luxemburg en Nicolai Bukharin als het gaat om steun voor het zelfbeschikkingsrecht van onderdrukte naties en ik wil hem hier citeren, want het heeft ook te maken met enkele van de gevechten die Cinzia en ik hebben uitgevochten met orthodoxe marxisten over de vraag hoe klassenstrijd moet worden gedefinieerd: ‘de socialistische revolutie kan niet alleen oplaaien door enkele grote stakingen, straatdemonstraties of hongeropstanden, of militaire opstanden of koloniale opstand, maar ook als gevolg van een politieke crisis zoals de zaak Dreyfus, of’ – en dit is het belangrijke deel – ‘in verband met het referendum over de afscheiding van een onderdrukt volk’.

Lenin treedt hier in de voetsporen van Marx, die keek naar de strijd in Ierland, naar de zwarte strijd in de VS en naar de boerencollectieven in Rusland, om te vertellen waarom de antikoloniale strijd soms voorrang kan krijgen boven de conventionele ideeën over klassenstrijd, die men zich alleen voorstelt op de plaats van productie of in centra van ontwikkeld kapitalisme. Ik denk dat klassenstrijd en anti-imperialistische strijd onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. In het Russische geval betekent dat, zoals Lenin zegt, dat de arbeidersklasse van het onderdrukkende land niet alleen zegt dat ze voor internationale solidariteit of vrede is, want dat zijn, in Lenins ogen, abstracte slogans. Wat de arbeidersklasse van het onderdrukkende volk moet zeggen is dat ze specifiek voor de bevrijding van het onderdrukte volk zijn.

Dus in dit geval moet de Russische arbeidersklasse, en de anti-oorlogsbeweging, zich inzetten voor absolute onafhankelijkheid voor Oekraïne en niet alleen voor een abstract idee van vrede. Oekraïne en de rest van ons moeten het Oekraïense recht op zelfbeschikking steunen, niet alleen omdat we in natiestaten geloven (wat we in het geval van de onderdrukte natie doen, net zoals we geloven in het recht van de Palestijnen op een natiestaat), maar omdat we geloven dat een antikoloniale strijd altijd kan uitgroeien tot een strijd voor een hoger stadium van bevrijding.

De kwestie van het imperialisme is heel belangrijk, niet alleen vanwege de imperialistische ambities van Rusland en China en de cynische verwachtingen die de NAVO van dit conflict heeft om haar invloedssfeer uit te breiden. We zien hier een herhaling van het Groot-Russische chauvinisme en het is geen toeval dat de persoon die Poetin expliciet de schuld geeft van het feit dat hij Oekraïne al die mooie ideeën over nationale onafhankelijkheid en vrijheid heeft gegeven, Lenin is. Ons primaire verzet tegen de Russische agressie moet voorop staan, maar de kwestie van het imperialisme en de rol van de NAVO en de VS wordt belangrijk in termen van historische precedenten. Zeggen dat de NAVO en de VS hierbij geen rol spelen, is hetzelfde als zeggen dat het Britse imperialisme niets te maken heeft met de Duitse ambities in het begin van de 20e eeuw.

Wat we nu hebben, is een poging om de machtsdynamiek van na de Koude Oorlog in de wereld te herconfigureren, met nieuwe machten zoals Poetin en Xi Jinping die hun plaats onder de zon willen, om het zo maar te zeggen. De NAVO en de VS maken van de gelegenheid gebruik om over de lijken van de Oekraïners hun eigen geloofsbrieven als vredestichters te zuiveren. Het is pure hypocrisie om staten die miljoenen mensen in het Midden-Oosten hebben gedood, te horen praten over genociden, maar ook in praktische zin zouden ze zoveel meer kunnen doen: bijvoorbeeld grenzen openstellen, asiel en middelen verlenen, niet alleen aan Oekraïense vluchtelingen in de eerste plaats, maar ook aan vluchtelingen uit Jemen, enzovoort. Dat ligt allemaal in hun macht en ze hebben dat absoluut niet gedaan, waardoor de instabiliteit in deze wereldorde wordt versterkt.

De Europese staten en de VS proberen zich op te werpen als de kampioenen van een democratisch internationalisme tegenover Poetins autoritarisme. Het geweld van het Europese grensregime en het neoliberale kapitalisme met zijn verwoestende gevolgen, vooral in Midden- en Oost-Europa, lijkt te worden uitgewist. Het beroep dat westerse regeringen doen op democratische waarden, wijst allesbehalve op een engagement voor de uitbreiding van sociale of burgerrechten, maar is functioneel voor de verharding van tegenover elkaar staande oorlogsfronten. Een transnationale politiek van vrede kan niet beperkt blijven tot het noodzakelijke verzoek om beëindiging van de vijandelijkheden, noch tot de roep om democratie. Hoe kunnen we een discours formuleren dat rekening houdt met deze tegenstellingen binnen en buiten de oorlog?

Cinzia Arruzza: Verwijzingen naar democratie alleen brengen het gevaar met zich mee dat men zich aansluit bij de nieuwe processen van herconsolidatie van het transatlantisch pact. Op ideologisch niveau wordt dat pact opnieuw voorgesteld als de alliantie van de vrije democratische westerse wereld die de rest van de wereld moet bevrijden van autocratie. We zien dat dit soort imperialistische ideologie opnieuw wordt voorgesteld door een groot deel van de liberale media in de Verenigde Staten. Sommige van de slogans van de propaganda lijken sterk op wat we twintig jaar geleden hoorden ter voorbereiding van de aanval op Afghanistan en Irak, maar met een verschil: in dit geval is het project dat van een multilateraal, multipolair blok, gecentreerd op de herconfiguratie van het transatlantisch pact.

Maar sommige ideologische aspecten lijken sterk op wat de Republikeinse- en een groot deel van de Democratische partij in de VS twintig jaar geleden naar voren brachten. En we hebben gezien wat het resultaat van dat bevrijdingsproject van de voorvechters van de democratie was: de verwoesting van het Midden-Oosten. We kunnen niet alleen een beroep doen op democratie en we moeten echt elke poging verwerpen om wat er gebeurt te framen als de zoveelste botsing van beschavingen, met een of andere repetitie van de ideologie van de Koude Oorlog.

Om een transnationale politiek van vrede op te bouwen, is het onze taak om volledig politiek onafhankelijk te zijn van beide – ongelijke – imperialistische projecten die nu tegenover elkaar staan. Dat betekent aan de ene kant dat we moeten ophouden Rusland simpelweg te zien als het slachtoffer van het Westerse imperialisme en de uitbreiding van de NAVO en dat we onze ogen moeten openen voor wat Poetins politiek in de loop der jaren is geweest, van de interventie in Syrië tot de recente interventie in Wit-Rusland en Kazachstan, waartoe door de autocratische regeringen van Kazachstan en Wit-Rusland is opgeroepen om de sociale strijd en de strijd van de arbeidersklasse te onderdrukken.

We moeten de imperialistische politiek van Poetins Rusland beginnen te zien, die een project is van beperkte regionale controle, gebaseerd op het neerslaan van elke vorm van sociale- en klassenstrijd. Ik dring hierop aan, omdat we in links nog steeds te maken hebben met wat we in de VS tankies noemen, de nostalgici van het stalinistische tijdperk die in Poetin een herhaling zien van het socialisme tegen het imperialisme. Maar naast de tankies is er een brede tendens om Poetin te zien als een slachtoffer van de NAVO-expansie. De situatie is veel gecompliceerder dan dat: we moeten gaan praten over het autonome project van Poetin en de Russische oligarchen van klassen- en regionale overheersing.

Aan de andere kant moeten we het nieuwe imperialistische project van de VS en de Europese Unie verwerpen, die zichzelf opnieuw presenteren als de bevrijder van de vrije wereld. Vasthouden aan het standpunt van klassenstrijd betekent juist vasthouden aan het vermogen om ons niet te scharen achter kapitalistische projecten, om een vorm van radicale politieke autonomie te handhaven in onze analyses en voorstellen. Als we dat niet doen, zullen de politieke gevolgen voor links in de komende jaren heel ernstig zijn.

Tithi Bhattacharya: Laten we de kwestie van democratie nader bekijken. Op dit moment geniet ik onder Biden in Amerika bepaalde democratische vrijheden die ik waarschijnlijk niet zou genieten in het India van Modi, mijn land van herkomst. Moslims en Dalits worden momenteel openlijk aangevallen in India en elke dag worden er nieuwe wetten gemaakt om hun rechten als burgers in te perken. Maar wat is de geschiedenis van deze ‘vrijheid’ die ik in de VS geniet? De VS, Groot-Brittannië en het grootste deel van West-Europa genieten deze democratische stabiliteit juist vanwege hun vroegere geschiedenis van imperialistische plundering en geweld waardoor ze enorme rijkdommen konden vergaren die op hun beurt een zekere mate van stabiliteit in formele politieke zin mogelijk maken.

Maar het ontwikkelde kapitalisme gaat niet over stabiliteit. De drang naar accumulatie gaat gepaard met interne instabiliteit, die leidt tot meer imperialistische uitbreiding buiten deze zogenaamde democratische grenzen, alsmede tot voortdurende en escalerende onteigening van arbeid van degenen binnen die grenzen. Er staan dus geen fascisten voor mijn deur zoals bij sommige feministische vrienden in India, maar in de VS zitten meer mensen in de gevangenis dan in India en de gevangenispopulatie van zwarte mensen is hoger dan in de tijd van de slavenhandel.

Om te reageren op Cinzia’s verwijzing naar tankies, een deel van de reden waarom ze bestaan in landen als India en Palestina is dat als je tegen mensen in het mondiale Zuiden, zoals ik, zegt dat de VS een verkondiger van de democratie is, dan klinkt dat absurd, omdat dit de macht is die aan de basis heeft gestaan van onze uitbuiting sinds de naoorlogse periode. Een miljoen mensen werden gedood in Irak door deze democratische macht, waaronder 500.000 kinderen. De mensen in deze landen geloven dus dat de vijand van mijn vijand wel mijn vriend moet zijn. De reden waarom de mensen in het Zuiden denken dat Poetin hun vriend is, is omdat hij het westerse imperialisme bestrijdt en dat betekent voor hen dat hij aan de kant van de onderdrukten en de armen staat.

Het is onze taak om te laten zien dat hij aan de kant van de oligarchen staat. Links moet onafhankelijk zijn om dit argument naar voren te brengen, niet gebonden aan een van beide kampen. Evenzo kunnen we ons wapen op de schouder van Zelensky leggen als we op Poetin schieten, maar we kunnen Zelensky nooit als onze vriend beschouwen. Zelensky heeft de laatste tijd heel duidelijk gezegd dat hij wil dat het naoorlogse Oekraïne op Israël gaat lijken. Dat is zijn model. Hij is ook geen anti-imperialistische held.

Onze taak, nogmaals, is het terug te brengen naar het werkelijke verzet ter plaatse in Rusland en in Oekraïne en een echte anti-oorlogsbeweging op te bouwen. Het is niet de taak van links om te zeggen wie aan wie wapens levert, maar links kan haar werk doen door de aandacht te verleggen  naar het gebied waar we wel enige macht hebben, wat betekent dat we moeten vechten voor het openen van grenzen en onze eigen staten moeten dwingen om vluchtelingen op te nemen.

De oorlog in Oekraïne is een patriarchale oorlog omdat hij met bommen alle hiërarchieën bevestigt die we bestrijden. Tegelijkertijd is er sprake van racistisch beleid, aangezien mensen uit Oekraïne die geen Oekraïense staatsburgers zijn op dit moment niet mogen profiteren van de uitzonderlijke migratieregeling die voor Oekraïense burgers geldt. Hoe denken jullie dat een transnationale politiek van vrede de patriarchale en racistische hiërarchieën die door de oorlog worden versterkt, kan uitdagen?

Cinzia Arruzza: Ik zou willen beginnen met de kwestie van de vluchtelingen. Natuurlijk is er een verschil in behandeling tussen Oekraïense vluchtelingen en vluchtelingen uit Oekraïne die niet Oekraïens zijn en er is kritiek gekomen van antiracistisch links over de verschillende manier waarop westerse landen en Europa in het bijzonder nu open lijken te staan voor de opvang van Oekraïense vluchtelingen, terwijl diezelfde openheid er niet was voor Syrische vluchtelingen of vluchtelingen van het Afrikaanse continent. Deze kritiek is correct als we kijken naar het niveau van het debat: witheid speelt een rol in de manier waarop bijvoorbeeld de media omgaan met de kwestie van de Oekraïense vluchtelingen.

Er schuilt echter een gevaar in deze kritiek. Het risico bestaat namelijk dat de racialisering van de Oekraïense arbeidersklasse in West-Europese landen wordt verdoezeld. Oekraïense arbeiders – ik heb het bijvoorbeeld over de honderdduizenden Oekraïense vrouwen die in Italië als thuiszorgsters werken – zijn geracialiseerde arbeiders, ook al zien ze er wit uit: ze worden uitgebuit, gemarginaliseerd en hun wordt burgerschap en immigratierechten ontzegd. We moeten dus een onderscheid kunnen maken tussen wat er op het vlak van discussie en het ideologisch niveau gebeurt, en de materiële realiteit van de situatie. Wat de patriarchale oorlog betreft, ben ik het ermee eens dat de oorlog in wezen patriarchale elementen versterkt, bijvoorbeeld door de scheiding tussen mannelijke strijders en vrouwelijke slachtoffers die beschermd moeten worden.

In situaties waar de voorwaarden aanwezig waren, bijvoorbeeld in Koerdistan, is heel belangrijk werk verricht om te voorkomen dat de oorlog of het gewapend verzet zich automatisch zou vertalen in een patriarchaal of seksistisch misogynistisch mechanisme en dat was uiteraard gebaseerd op de hoofdrol die Koerdische vrouwelijke strijders speelden binnen een meer omvattend politiek project, dat verder ging dan militaire zelfverdediging. In Oekraïne zijn de voorwaarden hiervoor niet aanwezig en dat heeft gevolgen vanuit het oogpunt van de versterking van seksistische rolpatronen tussen mannen en vrouwen.

Het probleem is ook breder dan wat er aan het oorlogsfront gebeurt, kijk bijvoorbeeld naar wat er gebeurt met Oekraïense vrouwelijke vluchtelingen in landen als Polen. Er zijn honderden Oekraïense vrouwen die abortus willen in Polen, een ‘democratisch’ land dat een van de meest restrictieve abortuswetten van Europa heeft en de Poolse autoriteiten weigeren duidelijk de toegang tot abortus aan Oekraïense vluchtelingen, ook aan vrouwen die door Russische soldaten zijn verkracht. Het is belangrijk dit punt te benadrukken, ook om de mythe van de westerse vrije wereld opnieuw ter discussie te stellen. Het ‘vrije’ Polen vervolgt activisten van organisaties die strijden voor het recht op abortus…

Samenvattend kunnen we drie opvallende elementen identificeren in termen van genderonderdrukking: de herpositionering van genderrollen waarbij vrouwen opnieuw als slachtoffers worden gezien in plaats van als autonome actoren, de overexploitatie van Oekraïense vrouwelijke arbeiders en verzorgers in West-Europese landen en het probleem van reproductieve rechten die Oekraïense vluchtelingen worden ontzegd in landen als Polen.

Tithi Bhattacharya: wat de racialisering van de Oekraïners betreft, is het voor mij belangrijk te wijzen op de Europese media die verwijzen naar het witte en christelijke karakter van de Oekraïense vluchtelingen om aan te tonen dat ze het ‘verdienen’. Maar we moeten er ook op wijzen dat dit een oorlog is die de NAVO in staat stelt haar imago wit te wassen. Ik gebruik het woord witwassen met opzet, want wat er gebeurt is heel anders dan wat de staten beweren. Aan de ene kant worden Oekraïners verwelkomd, maar eenmaal in West-Europa komen ze, zoals je al aangaf in de meest uitgebuite arbeidsomstandigheden terecht.

De vluchtelingenkwestie wordt nu gebruikt om grensregimes te verharden. Kijk maar naar het Verenigd Koninkrijk. Boris Johnson heeft gezegd dat vluchtelingen die naar Groot-Brittannië willen komen, nu naar Rwanda zullen worden gestuurd, omdat de Britse regering Rwanda miljoenen ponden heeft betaald om daar kampen te bouwen voor de opvang van vluchtelingen. Het is de instabiliteit van de oorlog die de kapitalistische staten in staat stelt een immigratie- en vluchtelingenbeleid door te drukken dat in vredestijd misschien moeilijker te verwezenlijken zou zijn geweest. Dus nogmaals, in plaats van onze aandacht te richten op wie wapens levert aan wie, moeten we ons weer richten op datgene waarop we invloed op kunnen uitoefenen, namelijk het immigratie- en vluchtelingenbeleid.

Om op de kwestie van de vrouwen terug te komen: de oorlog heeft de tweedeling tussen de geslachten in Oekraïne versterkt en zal dat naar ik vrees nog meer doen, vanwege de algemene dienstplicht voor mannen. En dat betekent niet alleen een ramp voor vrouwen, maar ook voor mannen die weigeren te vechten en voor transvrouwen die aan de grens worden tegengehouden. Denk ook aan wat het betekent voor kinderen. Al-Jazeera meldde dat sommige tienerjongens zich angstig voelen omdat ze niet voor de natiestaat vechten.

Wat betekent dat in termen van escalerend nationalisme binnen Rusland en Oekraïne? Het zal wereldwijd een escalatie van nationalisme tot gevolg hebben, omdat andere mogendheden zich aan de ene of aan de andere kant moeten scharen. Dat is altijd absoluut verwoestend, in de eerste plaats voor vrouwen, maar ook voor de planeet als geheel. We hebben het nog niet gehad over de ecologische gevolgen van deze oorlog. Het feit dat kerncentrales zijn veranderd in plaatsen van imperialistische strijd is heel verontrustend en dat alles zal het nationalisme en het patriarchaat wereldwijd versterken, niet alleen in Oekraïne en Rusland, maar wereldwijd. Als feministisch links hebben we de verantwoordelijkheid om de aandacht te vestigen op die tegenstrijdigheden.

De transnationale vredespolitiek moet op korte termijn handelen, met het oog op de urgentie van de oorlog, maar ze moet ook een autonoom perspectief op langere termijn kunnen geven. Wat zijn volgens jullie de langetermijnveranderingen die deze oorlog teweeg kan brengen en wat kunnen we doen om ons daartegen te verzetten?

Tithi Bhattacharya: de zorg op lange termijn van globaal links kan op dit moment niets anders zijn dan de planeet. Er is geen socialisme zonder een planeet. Klassenstrijd-milieuactivisme zou de eerste zorg moeten zijn van globaal links. Dat betekent niet dat we de kwesties van ras en sekse ondergeschikt maken aan de ecologische kwestie, maar dat we inzien dat de ecologische kwestie grenzen stelt aan ons bestaan en onze strijd in de toekomst. En als we dat als een kader zien, als we ook kijken naar de diepe vormen van instabiliteit en ongelijkheid van het kapitalisme die door de twee jaar van de pandemie aan het licht zijn gekomen, zien we alleen maar een escalatie van klassenongelijkheid, raciaal- en gendergeweld. Aan die mix zijn de oorlog en de imperialistische crisis toegevoegd. Om hieruit te raken zou men denken – en dat is rationeel, daarvoor hoef je geen marxist te zijn – dat het noodzakelijk is geld uit te geven aan sociale voorzieningen, aan infrastructuur, wat een manier zou zijn om uit deze diep ongelijke situatie te geraken.

Deze oorlog stelt de kapitalistische staten echter in staat hun militaire arsenaal weer op te bouwen zoals in de Koude Oorlog. Kijk naar wat de oorlog in Oekraïne heeft opgeleverd voor landen als Duitsland (en dat werd bevestigd door de liberale media), om de defensie-uitgaven in de komende jaren te verhogen. Zweden, Denemarken, Polen, ze hebben allemaal aangekondigd dat ze hun defensie-uitgaven gaan verhogen. In een situatie waarin we onmiddellijke vermindering nodig hebben van klasse-, sekse- en rassengeweld, waarin we onmiddellijke hulp nodig hebben in termen van vluchtelingen- en gezondheidszorg etcetera, zien we dat de oorlog een rookgordijn vormt voor kapitalistische staten om deze tegenstellingen te vergroten.

Cinzia Arruzza: Ik ben het met Tithi eens over de vraag wie wapens naar wie stuurt. Door de NAVO-landen op te roepen wapens naar Oekraïne te sturen, maken we ons enige illusie over het effect dat we op dit moment kunnen hebben. We hebben niet de macht om de imperialistische politiek die nu op het spel staat te beïnvloeden. Daar komt nog bij dat ze onze aanmoediging om wapens te sturen niet echt nodig hebben, hun eigen imperialistische belangen volstaan. Het belangrijkste is dat het bepleiten van wapens voor Oekraïne op de middellange en lange termijn nadelige gevolgen zal hebben, omdat we ons daarmee onvermijdelijk aansluiten bij het VS-EU-project van herconsolidatie en herconfiguratie van het transatlantische pact. De minister van Buitenlandse Zaken van de VS, Blinken, heeft al aangekondigd dat de VS van plan is de strategische missie van de NAVO te hervormen en Finland en Zweden zullen zich waarschijnlijk bij de NAVO aansluiten. Na jaren van bezuinigingen hebben de Europese landen het plotseling over het verhogen van de uitgaven, maar waaraan? Bewapening!

Ons aansluiten bij de NAVO, al was het maar om militaire steun te vragen aan het Oekraïense verzet, zou ons vermogen aantasten om op lange termijn te werken aan de wederopbouw van de klassenstrijd in een veranderde wereldsituatie. Natuurlijk zie ik klasse in een veel bredere zin dan de orthodoxe opvatting; ik reken er bijvoorbeeld ook de feministische stakingsbewegingen van de afgelopen jaren toe. En natuurlijk zijn kwesties als klimaatverandering, energiepolitiek, de reorganisatie van waardeketens en van de mondiale financiële markt van cruciaal belang voor een nieuw project van klassenstrijd van onderop.

In zijn recente brief aan de belanghebbenden verklaarde Larry Fink – de CEO van BlackRock – dat toegang tot de mondiale financiële markten geen recht is: we moeten opnieuw nadenken over de manier waarop de globalisering zal werken en globalisering betekent niet de insluiting van elk deel van de wereld in de financiële markt, maar veeleer selectieve insluiting, hiërarchieën in termen van toegang tot kredieten, waardeketens en de verdeling van grondstoffen.

Wat zal deze oorlog betekenen in termen van de algemene herconfiguratie van het mondiale kapitalisme en wat zal dat inhouden vanuit het oogpunt van klimaatverandering, waardeketens, migratieprocessen en de verplaatsing van arbeidskrachten tussen verschillende landen, de nieuwe wedloop naar zware bewapening en de consolidatie van transnationale militaire organisaties zoals de NAVO?

Maar nogmaals, we moeten hier op middellange termijn over nadenken, want dat is de termijn waarop we effect kunnen hopen te sorteren. We moeten realistisch zijn over wat we nu kunnen bereiken en we moeten nadenken over hoe we ons kunnen herpositioneren ten opzichte van de oorlogscrisis, niet alleen in termen van wat er nu gebeurt, maar in termen van wat dat de komende jaren zal inhouden.

Je noemde de feministische stakingsbeweging die ook de inspiratiebron vormde voor jullie Feminisme voor de 99%. Wat kunnen we volgens jullie uit de ervaringen van deze beweging putten om een transnationale politiek van vrede te definiëren?

Cinzia Arruzza: We kunnen twee fundamentele lessen trekken uit de feministische stakingsbeweging, die essentieel zouden kunnen zijn voor onze benadering van een transnationale mobilisatie tegen de oorlog. De eerste heeft te maken met het vermogen van de feministische staking om ons begrip van klasse en klassenstrijd te verbreden, zodat het zowel productie als sociale reproductie omvat en rekenschap aflegt van ‘onconventionele’ manieren waarop klassensubjectiviteit zich uitdrukt en vormt. Het tweede heeft te maken met het vermogen van de feministische beweging om een universalistische horizon naar voren te brengen zonder de verschillen – en dus de specifieke vormen van onderdrukking en uitbuiting en de subjectiviteiten die zich daaromheen vormen – te negeren.

Met andere woorden, de feministische stakingsbeweging was in staat een horizon van universele bevrijding aan te geven door zichzelf te baseren op de specifieke onderdrukking van vrouwen en LHBTIQ+-mensen. Zoals ik al eerder zei, moeten we een standpunt gebaseerd op klassenstrijd innemen als we ons tegen deze oorlog willen verzetten zonder ons te scharen achter een van beide imperialistische projecten. Ik denk dat de feministische stakingsbeweging ons heeft laten zien hoe dit standpunt er in de 21e eeuw uit zou moeten zien.

Tithi Bhattacharya: De feministische staking heeft als beweging de politieke betekenis van en de noodzaak tot solidariteit opnieuw gedefinieerd. In een periode waarin we vaak gedwongen zijn om ‘onszelf’ te verdedigen, heeft de internationale horizon van de stakingen opnieuw een politiek van het verdedigen van de ‘ander’ geïntroduceerd. Dat is precies de politieke praktijk die we in de  huidige situatie moeten toepassen. In de loop van de decennia van het neoliberalisme, toen staten zich terugtrokken uit hun publieke taak om voor het welzijn van hun burgers te zorgen, betekende de verzwakking van de collectieve sociale voorzieningen een vermindering van de solidariteit.

Bezuiniging op de sociale reproductieve voorzieningen van de staat betekende dat de beschikbare middelen (a) werden gezien als een premie en een voorrecht en dus (b) moesten worden verdedigd tegen de ‘mensen die het niet verdienen’. Tegenover dit expliciet anti-solidaire beleid van staat en kapitaal moeten feministen, nu meer dan ooit, een solidariteit zien te redden die anti-kapitalistisch is en openlijk het kapitaal confronteert. In de huidige tijd van toenemende sociale ongelijkheid en klimaatcrisis moeten we ons realiseren hoezeer ons lot en dat van anderen met elkaar verweven zijn. En terwijl oorlogen en pandemieën de wereld verscheuren, moeten we een politiek van herstellende gastvrijheid nieuw leven inblazen, waar het lot van onze meest kwetsbaren slechts het beeld  is vanonze eigen toekomst.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op TSS Platform. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.