Toen Roman Rosdolsky op 20 oktober 1967 in Detroit overleed was hij net klaar met de correcties van de proefdrukken van zijn werk over de ontstaansgeschiedenis van Marx’ Kapitaal: Zur Entstehungsgeschichte des Marxschens “Kapital”. Het boek dat een jaar later postuum verscheen was het resultaat van jaar arbeid. Het was de eerste en belangrijkste monografie over Marx’ Grundrisse, het “klad” van Das Kapital. Er volgden talrijke vertalingen en het boek had grote invloed op de interpretaties van Marx’ hoofdwerk.

Anselm Jappe stelde in 2002 vast dat Rosdolsky voorafgaand aan de uitbarsting van 1968 “anders dan de traditionele marxisten (…) in de contradicties van de kapitalistische werkelijkheid zoals ze verschijnen, niet louter mystificaties ziet, maar de uitdrukking van echte contradicties (…) dat het warenfetisjisme niet zomaar een verschijnsel van het bewustzijn is, maar een reëel bestaand fenomeen.”

Ondanks de buitengewone invloed van de Entstehungsgeschichte op de interpretatie van de Grundrisse, is Rosdolsky’s leven tot vandaag weinig bekend en pas dit jaar verscheen een uitgebreide biografie (1)

Rosdolsky werd in 1898 geboren in Lviv (Lemberg), een stad in het westelijke deel van Oekraïne, dat toen behoorde tot het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk. Zijn familie behoorde tot de stedelijke intelligentsia en zijn vader was een bekende volkenkundige. Roman werd in zijn scholierentijd actief als socialist en vervoegde na de Oktoberrevolutie de communistische beweging, die hij hielp opbouwen in West-Oekraïne, ook wel Galicië genoemd. Zijn interpretatie van het marxisme bleef onorthodox en werd sterk beïnvloed door het Oekraïens nationalisme.

Aan het einde van de twintiger jaren brak hij met de communistische partij en werd hij lid van de trotskistische oppositie. Deze verdedigde de theorie van de “permanente revolutie”, of beter “ononderbroken revolutie”: “Als onderdaan van een volk ‘zonder geschiedenis’, stoelend op een zeer rudimentaire bovenklasse, konden wij onze hoop niet stellen op de vorming van een burgerlijke Oekraïense staat. Daarbij kwam het onopgeloste boerenvraagstuk en de nationale onderdrukking van ons volk, die een gunstige situatie schiep voor een snelle verbreiding van het revolutionaire socialisme”.

Rosdolsky’s interesse in de Oekraïense kwestie zou nooit verslappen. In 1936 publiceerde hij een belangrijke studie over de ondergang van de dorpsgemeenschap in Oost-Galicië.

Sinds het einde van de twintiger jaren leefde Rosdolsky overwegend in Wenen waar hij zijn studie Friedrich Engels en het probleem van de volkeren zonder geschiedenis (2) schreef. Hierin kritiseerde hij de opvatting van Engels als zouden de Slavische volkeren zeer reactionair zijn en niet in staat om een onafhankelijke staat te vormen.

In Wenen was Rosdolsky’s zeer actief. Vanaf 1926 was hij medewerker van het Marx-Engels-Instituut van Moskou. Toen David Rjazanov als leider van het instituut afgezet werd, eindigde ook de medewerking van Rosdolsky. Het “Rode Wenen” begeesterde Rosdolsky en hij leerde er zijn latere levensgezelling Emmy Meder kennen. Na de “Anschluss” in 1938 ging hij naar Lemberg.

Maar met de opdeling van Polen als gevolg van het Ribbentrop-Molotov pact valt Galicië onder controle van de USSR en vlucht Rosdolsky (bekend als trotskist) naar Krakau, onder Duitse controle. Daar leert hij de andere zijde van “middernacht in de eeuw kennen”: de kinderen van het Joodse weeshuis, vlakbij zijn woning, worden door Duitse soldaten naar het getto afgevoerd. Van dat ogenblik af, herinnert hij zich later, mist hij “de gewoonten van die Joods wezen die ik nieuwsgiering was beginnen observeren en de weinig vertrouwde klank van het Jiddisj”.

In 1942 wordt Rosdolsky in Wenen gearresteerd. Hij overleeft de rest van de oorlog in de kampen Auschwitz, Ravensbrück en Oranienburg, waar hij werkt als timmerman. In 1947 besluit hij Oostenrijk te verlaten en naar de Verenigde Staten te gaan, uit angst te worden vervolgd door de GPOE en, zoals andere kameraden, in de Goelag terecht te komen.

Rosdolsky heeft zich niet geïntegreerd in de Noord-Amerikaanse samenleving. In de McCarthy-periode kon hij zijn baan aan de universiteit behouden. Naast zijn studie van de Entstehungsgeschichte bestudeerde hij de Leninistische politiek, meer bepaald het “revolutionaire defaitisme”.

Rosdolsky deed niet meer actief aan politiek (hij was het niet eens met de opvatting van de 4de Internationale over de aard van de USSR) en zijn precaire situatie verscherpten zijn sociaal isolement en hinderden zijn studies. “Jouw depressie is niet vreemd voor mij” schreef hij aan Paul Mattick. In die periode wisselde hij brieven uit met andere ketters van de communistische beweging, waaronder Kark Korsch, Paul Frölich, Isaac Deutscher en Ernest Mandel. Deze laatste droeg zijn Laatkapitalisme op aan Rosdolsky. (3)

In zijn In Memoriam bij het overlijden van Roman Rosdolsky schrijft Mandel dat Rosdolsky voor zijn dood met vreugde twee gebeurtenissen heeft mogen meemaken die zijn geloof in de uiteindelijke overwinning van de ideeën van Lenin en Trotski hebben versterkt (…) de wederopstanding van een linkse communistische oppositie in Polen door de Open brief van Kuron en Modzelewski, en het massale studentenrevolte in de VS tegen de oorlog in Vietnam.

Na Rosdolsky’s dood keerde Emmy terug naar Europa waar ze tot in de zeventiger jaren actief was in de sociale bewegingen, vooral in de feministische beweging. Ze overleed in 2001.

Noten:

1) Rosdolsky-Kreis: Mit permanenten Grüssen. Leben und Werk von Emmy und Roman Rosdolsky, Wenen, Mandelbaum, 2017.

2) Friedrich Engels und das Problem der ‘geschichtslosen Völker’. Die Nationalitätenfrage in der Revolution 1848 – 1849 im Lichte der “Neuen Rheinischen Zeitung“, Ollie & Wolter, Berlin 1979. Onder deze titel verscheen het werk in 1964 in het Archiv für Sozialgeschichte (Hannover, Bd. 4, pp. 87-282). De oorspronkelijke titel in 1929 luidde Das Probleem der geschichtslosen Völker bei K. Marx und F. Engels.

3) E. Mandel, Het Laatkapitalisme. Proeve van een marxistische verklaring, Amsterdam 1976. Oorspronkelijk: Der Spätkapitalismus. Versuch einer marxistischen Erklärung, Frankfurt a/M 1972.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Il Manifesto, 19 oktober 2017. Nederlandse vertaling: Hendrik Patroons.