Als jonge mens raakte ik in de knoei met de wereld en mezelf. Het was dan ook niet gemakkelijk. Mijn ouders voedden me progressief op en ik trok me de wereldproblemen erg aan, maar vanuit een klein dorpje onder de kerktoren kon je weinig meer doen dan cynisch worden.

Tijdens mijn studies in Gent leerde ik heel wat mensen kennen. Mijn identiteitscrisis brak door, maar ook mijn ontdekking van allerlei nieuwe groepen en mensen. Ik radicaliseerde lekker snel – en dat is iets positiefs, wat de rechtse zakken op de tv je ook wijsmaken – en werd achtereenvolgens antiracist, andersglobalist en revolutionair. Dat hielp wel, cynisch was ik niet meer. Er was een weg vooruit, een uitweg uit de herrie, een andere wereld bleek mogelijk.

Initieel belandde ik in een comité tegen Roeland Raes – een beruchte holocaustontkenner die een zitje kreeg in de raad van bestuur van de Universiteit Gent. Etienne Vermeersch kwam ons toen proberen overtuigen dat we geen actie moesten voeren en dat wat wij deden “ondemocratisch” was – een leugen die hij in veel andere debatten zou herhalen. Maar wij deden gewoon door en haalden onze slag thuis.

Ik leerde daar ook klein (revolutionair) links kennen. Als nerdig informaticastudentje was ik niet veel gewoon, dus een heleboel van die mensen zagen er voor mij uit alsof ze elk moment met bommen konden beginnen gooien. Maar eigenlijk waren ze erg aardig. Het bleken vaak schattige mensen te zijn met het hart op de juiste plaats. En behoorlijk vreemd maar net daarom voelde ik me er thuis.

Sommige bleken wel degelijk keiharde vrouwenhaters te zijn, zoals iemand die een vriendin van me een “hoer van groen” noemde. Marxisme en feminisme, één strijd. Hoewel de meer sektaire organisaties me probeerden te rekruteren, belandde ik al snel bij een bende mensen die een beetje de nieuwe hippies waren: we liepen een beetje over van liefde, seks en revolutie. Not bad at all. Maar wel knoeien.

Een deel van die vrolijke jonge bende zat bij de Socialistische Jonge Wacht, de toenmalige jongerenafdeling van de SAP – toen nog Socialistische Arbeiderspartij en nu net hernoemd naar Stroming voor een Antikapitalistisch Project. Ik merkte al snel dat marxisme en alles daarrond zowel geweldig interessant was als ook zijn eigen parodie. Met termen als socialistische jonge wacht (young guard) voel je je eerder in het Rusland van eeuwen geleden dan het België van vandaag, maar dat maakte het vooral extra grappig.

En daar voelde ik me eigenlijk wel thuis. Ik was het er niet altijd mee eens maar in grote lijnen wel. En je kon het ook zeggen dat je het er niet mee eens was – iets wat bij veel partijen niet eens is toegelaten.

Ik denk dat ik officieel lid werd van de SAP na een internationaal jongerenkamp van een week of tien dagen, ik ben het kwijt. Van de vormingen daar herinner ik me dat ik een Deense feministe uitleg zag geven over de combinatie van patriarchaat en kapitalisme. Ik hoopte toen dat ik ooit, over vele jaren, ook op dat niveau zou kunnen staan. En een Belgische feministe en ecosocialiste – Marijke – die ons berispte over het gebrekkig sorteren van afval en daarna uitlegde dat de Beurs gewoon een gebouw in Brussel was dat je dus zou kunnen opblazen. De andere nieuwkomers keken wat onzeker rond om te kijken of ze dat nu meende of niet. IJskoud genieten.

Maar ik herinner me vooral dat het in Catalonië was, dat het heel warm was, en dat we er tussen de vormingen door regelmatig vandoor gingen om te gaan zwemmen en wat af te koelen. En dat de feestjes nogal wild waren maar laten we daarover vooral de verbeelding spreken. Als prille lesbienne was ook dat erg leuk. Er waren ook vrouwenruimtes – zonder cis mannen – en LGBTQ ruimtes. Daar was veel discussie over maar ze waren er wel.

Bijeenkomst in de vrouwenruimte op het Jongerenkamp in Catalonië in 2008

Ik heb altijd gezocht naar ruimte voor feminisme in de Belgische linkerzijde en het eigenlijk bijna nergens gevonden. Ik ontmoette dogmatisch gezeik over het verdelen van de arbeidersklasse, schimmige en revisionistische verdedigingen van stalinistische organisatiepraktijken, en een heleboel hiërarchische en eigenlijk belachelijk totalitaire structuren – en dat van mensen die zogezegd voor de revolutie zouden moeten zorgen.

Bij de SAP vond ik die ruimte dan weer wel. Ik zeg niet dat het altijd rozengeur en maneschijn was, maar er was ruimte voor feminisme zoals het er nergens anders was. Op een recent weekend van hen was er enorm veel aandacht voor racisme ook, met stevige en verhitte discussies maar dat lijkt me juist nodig op dit moment – de linkerzijde moet evolueren. En die discussies konden er plaatsvinden. Je wist ook wat mensen echt dachten.

Ik kan niet tegen het eigenlijk erg katholieke “we zeggen wat we denken dat de ideale arbeider denkt en doen volks voor de stemmen” geronsel van bepaalde partijen die het licht gezien hebben en schuimbekkend extra procentjes in de wacht willen slepen, waarna ze dan exact zoals de SP.A van vroeger zijn: een langzaam (nu snel) verrechtsende partij die veel heeft opgegeven voor de macht. Je weet nooit wat zo’n groepen écht willen en denken.

Het katholieke strekt zich ook uit tot het lezen van Marx, Engels e.a.: sommigen lezen en leren en kijken naar de situatie van vandaag. Anderen doen aan bijbelstudie: het is zo omdat de grote Marx het gezegd heeft. Marxisme onder een glazen stolp om het te beschermen tegen verandering, maar zo sterft de methode. Er schreef recent iemand dat marxisme geen probleem had met seksisme want Marx had al over vrouwen geschreven. Ok dan.

“Kitsch is het ideaal van alle politieke partijen”, schreef Milan Kundera al, daarom ben ik blij dat er in sommige kleine organisaties wel nog ruimte is voor humor en voor een beetje verder kijken.

Ik bleef niet lang lid van SAP, een beslissing die ik niet echt helder nam, en met weinig excuses – ik was domweg verliefd op de verkeerde, laten we zeggen, en niet volwassen genoeg om daarover na te denken. Ik ben lid geweest van allerlei organisaties en projecten, zoals ooit ook de CAP – comité voor een andere politiek. Dat was mijn eerste ervaring met een poging om links te verenigen en het instorten ervan kwam best aan. The first cut is the deepest. Maar er blijft hoop – en die groeit zelfs, juist in de vreselijke tijden waarin we nu leven.

Nog zo’n leuk aspect van marxisme is dat er voor alles wel een woord is, en tegenwoordig ben ik blijkbaar een fellow traveller – iemand zonder lidkaart die ergens in de buurt mee naar de revolutie wandelt. Visioenen van Catalaanse landschappen optioneel. Alle sympathie en nog vele jaren, kameraden. Tot de rooie revolutie komt – en ze komt.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Overvallen op de kruispunten – de column van Evie Embrechts op De Tweede Sekse Blog.